Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 610a [Vermoeden van arbeidsovereenkomst]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt in werking op het tijdstip onmiddellijk volgende op dat waarop de Wet van 14-05-1998, Stb. 300 in werking treedt. Op de beeindiging van een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging aangegane arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft voortgezet, die is geeindigd door rechtsgeldige opzegging of door ontbinding door de rechter, blijft het voor dat tijdstip geldende recht van toepassing.
- Bronpublicatie:
24-12-1998, Stb. 1998, 741 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken: 26257)
14-05-1998, Stb. 1998, 300 (uitgifte: 02-06-1998, kamerstukken: 25263)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-1998, Stb. 1998, 332 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-06-1998, Stb. 1998, 332 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijks dan wel gedurende ten minste twintig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.