Einde inhoudsopgave
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Artikel 94 [Inwerkingtreding]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2006
- Bronpublicatie:
19-02-2005, Stb. 2005, 184 (uitgifte: 07-04-2005, kamerstukken: 29650)
- Inwerkingtreding
01-02-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2006, Stb. 2006, 41 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in het rassenregister ingeschreven rassen worden door de Raad opnieuw gerangschikt overeenkomstig de bij of krachtens artikel 25 gestelde regels.
2.
De Raad draagt zorg voor de inschrijving in het rassenregister van rassen die op de dag voorafgaande aan het in het eerste lid bedoelde tijdstip op grond van artikel 82 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet waren toegelaten.
3.
De Raad draagt zorg voor een aantekening in het rassenregister van de toelating van rassen van landbouwgewassen, onderscheidenlijk bosbouwgewassen, die op de dag voorafgaande aan het in eerste lid bedoelde tijdstip vermeld stonden op de op grond van artikel 73 in samenhang met de artikelen 79 en 83, eerste lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet vastgestelde rassenlijst voor landbouwgewassen, onderscheidenlijk op de op grond van artikel 73 in samenhang met artikel 79 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet vastgestelde rassenlijst voor bosbouwgewassen.
4.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de Raad voor het Kwekersrecht aanhangige aanvragen en verzoeken zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege aanhangig bij de Raad in de staat, waarin zij zich op dat moment bevinden, met dien verstande dat aanvragen, die betrekking hebben op een ras als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, worden beschouwd als een aanvraag voor de toelating van een ras overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze wet.
5.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangige verzoeken tot aanwijzing van groepen van planten als bedoeld in artikel 82 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege aanhangig bij de Raad en worden vanaf dat moment beschouwd als een aanvraag voor de toelating van een ras overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze wet.
6.
Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn bij de Afdeling van Beroep van de Raad voor het Kwekersrecht, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, zijn van rechtswege met ingang van dat tijdstip aanhangig bij de Raad en worden vanaf dat moment behandeld als een bezwaarschrift.
7.
Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn bij de Raad van Beroep, onderscheidenlijk de Commissie van Beroep inzake Keuringen, van een keuringsinstelling als bedoeld in artikel 88, onder 2°, onderdeel e, onderscheidenlijk g, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, zijn van rechtswege met ingang van dat tijdstip aanhangig bij de desbetreffende, overeenkomstig artikel 19 van deze wet aangewezen, keuringsinstelling en worden vanaf dat moment behandeld als een bezwaarschrift.
8.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de Raad voor het Kwekersrecht aanhangige verzoeken tot vernietiging en opeising van het kwekersrecht als bedoeld in de artikelen 54 en 55 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, worden behandeld en beslist overeenkomstig de bepalingen van de Zaaizaad- en Plantgoedwet.
9.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ingevolge de artikelen 25, tweede lid, 60 en 69 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet bij het Gerechtshof 's-Gravenhage of de Hoge Raad aanhangige zaken worden behandeld en beslist overeenkomstig de bepalingen van de Zaaizaad- en Plantgoedwet.