Hof Arnhem, 02-12-2008, nr. 104.004.078
ECLI:NL:GHARN:2008:BH2816
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
02-12-2008
- Zaaknummer
104.004.078
- LJN
BH2816
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BH2816, Uitspraak, Hof Arnhem, 02‑12‑2008; (Hoger beroep)
Uitspraak 02‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Mèt de rechtbank is het hof van oordeel dat ook met betrekking tot deze vordering bij Interhiva het rechtmatig belang ontbreekt. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen ligt het op de weg van de partij die exhibitie verlangt om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit naar normale ervaringsregels de mogelijkheid van aansprakelijkheid kan worden afgeleid; voorts zal deze partij aannemelijk moeten maken dat de verwezenlijking en handhaving van het materiële recht de gevraagde exhibitie verlangt. Aan de genoemde vereisten is niet voldaan, reeds omdat de hiervoor bedoelde concrete feiten en omstandigheden niet zijn gesteld en - dus - een koppeling met de verlangde stukken niet kan worden gemaakt. De enkele mogelijkheid dat Interhiva haar gelijk zou kunnen aantonen met één of meer van de door haar van Exercycle verlangde stukken geeft aanleiding te spreken van een ‘fishing expedition’ (eerder genoemd in 3.4). De in artikel 843a Rv beschreven exhibitieplicht is hiervoor niet bedoeld.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM
sector civiel recht
zaaknummer: 104.004.078
arrest van de eerste civiele kamer van 2 december 2008
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Interhiva B.V.,
gevestigd te Barneveld,
appellante,
advocaat: mr. F.J. Boom,
tegen:
de vennootschap naar het recht van het Koninkrijk Spanje
Exercycle S.A.,
gevestigd te Vitoria-Gasteiz (Alava), Spanje,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. van Ravenhorst.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van de rechtbank Arnhem van 13 juni 2007, gewezen in het incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met appellante (hierna te noemen: ‘Interhiva’) als eiseres en geïntimeerde (hierna te noemen: ‘Exercycle’) als verweerster); van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij exploot van 16 juli 2007 heeft Interhiva hoger beroep ingesteld tegen het
voornoemde vonnis van 13 juni 2007, met dagvaarding van Exercycle voor dit hof.
2.2
Bij memorie van grieven heeft Interhiva vier grieven tegen het bestreden vonnis
geformuleerd en toegelicht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof dit vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, Exercycle alsnog zal veroordelen om:
- A.
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of een gedeelte van een
dag dat Exercycle na betekening van het te wijzen arrest daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, binnen 30 dagen na betekening van het te wijzen arrest aan Interhiva ter beschikking te stellen afschriften van de navolgende stukken:
- 1)
alle stukken welke betrekking hebben op de relatie van Exercycle met de Compana Espanola de Seguro de Credito a la Exportación SA te Madrid voorzover betrekking hebbende op de door Exercycle in het geding gevorderde bedragen, althans haar gestelde vorderingen op Interhiva;
- 2)
alle bescheiden, schriftelijk en elektronisch/e-mail, waaronder correspondentie,
gespreksverslagen en interne notities welke betrekking hebben op de beëindiging van
de relatie met Interhiva als distributeur van Hi-Powerproducten van Exercycle in Nederland;
3)
alle bescheiden, schriftelijk en elektronisch/e-mail, welke betrekking hebben op de
overdracht van de distributie van Hi-Powerproducten van Exercycle in Nederland van Interhiva naar Sunvision (het hof leest: waaronder:) gespreksverslagen en interne notities en meer in het bijzonder de daarover gevoerde correspondentie tussen [A.] en Exercycle enerzijds en Exercycle en Sunvision anderzijds.
- B.
met veroordeling van Exercycle in de proceskosten van de beide instanties.
- 2.3.
Exercycle heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd
tot afwijzing van de vordering van Interhiva in hoger beroep en tot bekrachtiging van het incidenteel vonnis waarvan beroep, met veroordeling van Interhiva in de proceskosten van dit hoger beroep. Exercycle heeft bij deze memorie een productie overgelegd.
- 2.4.
Vervolgens hebben de partijen hun zaak ter zitting van dit hof op 3 juli 2008 doen
bepleiten, Interhiva door mr. W.P. van Hulten, advocaat te Roosendaal, en Exercycle door mr. L.M. Ravestijn, advocaat te Amstelveen, beiden mede aan de hand van pleitnotities.
- 2.5.
Na de pleidooien heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het door Interhiva
overleggen van stukken waaruit blijkt dat de rechtbank Arnhem haar verlof heeft verleend tot het instellen van het onderhavige hoger beroep.
- 2.6.
Interhiva heeft op de rol van 12 augustus 2008 bij akte een tussen de partijen gewezen
vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 juli 2008 overgelegd, waarin de rechtbank heeft overwogen dat het verzoek tot het mogen instellen van tussentijds hoger beroep tegen het incidenteel vonnis van 13 juni 2007 tijdig - namelijk op 5 september 2007 en dus binnen de beroepstermijn - is gedaan en waarin de rechtbank heeft bepaald dat tussentijds hoger beroep tegen genoemd incidenteel vonnis is toegestaan.
- 2.7.
Exercycle heeft bij antwoordakte gereageerd. Exercycle heeft in die antwoordakte
meegedeeld dat zij van de gelegenheid gebruik maakt een productie over te leggen. Die productie bevindt zich echter niet in de procesdossiers noch in het griffiedossier van het hof.
- 2.8.
De beide partijen hebben de processtukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van
arrest.
- 2.9.
Ten slotte heeft het hof arrest bepaald.
3. De beoordeling van het geschil in hoger beroep
de beoordeling van de ontvankelijkheid van Interhiva in het door haar ingestelde hoger beroep
3.1
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 juli 2008 heeft de rechtbank overwogen
dat het verzoek tot het mogen instellen van tussentijds hoger beroep tegen het incidenteel vonnis van 13 juni 2007 tijdig - namelijk op 5 september 2007 en dus binnen de beroepstermijn - is gedaan en heeft de rechtbank bepaald dat tussentijds hoger beroep tegen het incidenteel vonnis is toegestaan.
Interhiva kan derhalve worden ontvangen in het door haar ingestelde hoger beroep.
de inhoudelijke beoordeling van de incidentele vordering
3.2
De incidentele vordering van Interhiva strekt tot het overleggen van (afschriften van)
de volgende stukken:
- 1)
alle stukken welke betrekking hebben op de relatie van Exercycle met de Compana Espanola de Seguro de Credito a la Exportación SA te Madrid (hierna: ‘CESCE’) voorzover betrekking hebbende op de door Exercycle in het geding gevorderde bedragen, althans haar gestelde vorderingen op Interhiva;
- 2)
alle bescheiden, schriftelijk en elektronisch/e-mail, waaronder correspondentie,
gespreksverslagen en interne notities welke betrekking hebben op de beëindiging van
de relatie met Interhiva als distributeur van Hi-Powerproducten van Exercycle in Nederland;
- 3)
alle bescheiden, schriftelijk en elektronisch/e-mail, welke betrekking hebben op de
overdracht van de distributie van Hi-Powerproducten van Exercycle in Nederland van Interhiva naar Sunvision, waaronder: gespreksverslagen en interne notities en meer in het bijzonder de daarover gevoerde correspondentie tussen [A.] en Exercycle enerzijds en Exercycle en Sunvision anderzijds.
3.3
Bij de beoordeling van deze vordering moet worden vooropgesteld dat artikel 843a
Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van enkele cumulatieve vereisten.
Ingevolge het eerste lid van genoemd artikel moet de eiser in elk geval een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel. Verder moet hij inzage, afschrift of een uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorganger partij is of was; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad.
3.4
Naast deze beperkingen - waarmee is beoogd een dam op te werpen tegen
zogenoemde ‘fishing expeditions’ - bevat het artikel in het vierde lid de nadere restrictie dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet is gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Bij de beoordeling of de redenen die zijn aangevoerd tegen een verplichting tot verstrekking van stukken minder zwaar wegen dan de eisen van een behoorlijke rechtspleging, komt het erop aan of een partij onredelijk voordeel geniet of de wederpartij onredelijk nadeel lijdt doordat een bepaald stuk in de procedure niet (als bewijsmiddel) beschikbaar komt.
de eerste vordering
3.5
De eerste vordering van Interhiva heeft betrekking op de door haar bestreden
gerechtigdheid van Exercycle tot (de incasso van) de vordering.
Interhiva stelt dat het volstrekt aannemelijk dan wel niet-onaannemelijk is dat Exercycle op het moment dat Hechan B.V. namens de Spaanse kredietverzekeraar CESCE tot incasso-activiteiten overging, de vordering aan CESCE had overgedragen en niet langer tot die vordering was gerechtigd. Interhiva verwijst daarvoor naar de brief van Hechan B.V. van
- 21.
februari 2006 in welke brief Hechan B.V. meedeelt dat zij een vordering ter incasso van CESCE heeft ontvangen en dat zij betaling verlangt op haar bankrekening (productie 6 inleidende dagvaarding in eerste aanleg).
Interhiva verwijst verder naar een e-mailbericht van Exercycle aan Interhiva van 13 juni 2005 (productie 4 bij inleidende dagvaarding in eerste aanleg) waarin is opgenomen:
‘As you know we have a credit insurance so we would get the money in any case’ en naar mondeling contact tussen de partijen, in welk contact de overdracht aan CESCE is genoemd.
3.6
Het hof is van oordeel dat de door Exercycle gestelde gerechtigdheid tot de (incasso
van de) vordering op Interhiva vooralsnog (in het licht van hetgeen Exercycle daarover heeft opgemerkt) onvoldoende gemotiveerd in twijfel is getrokken. De enkele verwijzing naar (het door Hechan B.V. uitoefenen van) incasso-activiteiten in een periode ruim vóór de inleidende dagvaarding op 19 februari 2007 geeft niet voldoende aanknopingspunten om Exercycle te bevelen dat zij afschriften van de met betrekking tot deze vordering bestaande stukken van haar relatie met CESCE aan Interhiva verstrekt.
3.7
In dit stadium van de procedure heeft Interhiva derhalve geen rechtmatig belang bij de door haar op dit punt gevorderde afgifte.
Het valt echter niet uit te sluiten dat de rechter in de hoofdprocedure, bijvoorbeeld met toepassing van het bepaalde in artikel 22 Rv, Exercycle alsnog zal bevelen nadere stukken over te leggen indien Interhiva haar aanname/vermoeden - dat Exercycle niet langer tot (de incasso van) de vordering is gerechtigd - nader heeft onderbouwd.
de tweede vordering
3.8
De tweede vordering van Interhiva heeft betrekking op de beëindiging van de relatie
tussen Exercycle en Interhiva.
Interhiva stelt dat Exercycle ongerechtvaardigd voordeel heeft gekregen uit de inspanningen die door Interhiva als distributeur zijn verricht. Dit gegeven rechtvaardigt reeds het vermoeden dat sprake is van onrechtmatig handelen (mede) als het gevolg van de eenzijdige verbreking van de relatie.
Interhiva voegt hieraan toe dat het bewijs van dit onrechtmatig handelen slechts doorslaggevend kan worden geleverd door de overlegging van de door haar gevraagde stukken. Haar belang bij de afgifte van die stukken dient daarom te prevaleren boven het belang van Exercycle bij de weigering van deze afgifte.
3.9
Mèt de rechtbank is het hof van oordeel dat ook met betrekking tot deze vordering bij
Interhiva het rechtmatig belang ontbreekt.
Zoals ook de rechtbank heeft overwogen ligt het op de weg van de partij die exhibitie verlangt om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit naar normale ervaringsregels de mogelijkheid van aansprakelijkheid kan worden afgeleid; voorts zal deze partij aannemelijk moeten maken dat de verwezenlijking en handhaving van het materiële recht de gevraagde exhibitie verlangt.
Aan de genoemde vereisten is niet voldaan, reeds omdat de hiervoor bedoelde concrete feiten en omstandigheden niet zijn gesteld en - dus - een koppeling met de verlangde stukken niet kan worden gemaakt. De enkele mogelijkheid dat Interhiva haar gelijk zou kunnen aantonen met één of meer van de door haar van Exercycle verlangde stukken geeft aanleiding te spreken van een ‘fishing expedition’ (eerder genoemd in 3.4). De in artikel 843a Rv beschreven exhibitieplicht is hiervoor niet bedoeld.
3.10
Ook de tweede vordering is dus niet toewijsbaar.
de derde vordering
3.11
De derde vordering slaat op de relatie tussen Exercycle en (de nieuwe distributeur) Sunvision en op de relatie tussen Exercycle en (voormalig werknemer van Exercycle en Interhiva) [A.], thans werkzaam voor Sunvision.
De vordering van Interhiva betreft de afgifte van stukken die betrekking hebben op de overdracht van de distributie van Hi-Powerproducten van Exercycle in Nederland: van Interhiva naar Sunvision.
Evenals bij de tweede vordering stelt Interhiva dat onrechtmatig (uit hoofde van onrechtmatige daad en uit hoofde van - profiteren van - wanprestatie) jegens haar is gehandeld, in dit geval door Exercycle, Sunvision en [A.].
- 3.10.
Ook bij deze vordering is niet voldaan aan het onder 3.9 genoemde vereiste van het
stellen van voldoende concrete feiten en omstandigheden waaruit het door Interhiva gestelde onrechtmatig handelen zou kunnen worden afgeleid. Het hof verwijst naar de onder 3.9 opgenomen motivering en neemt deze met betrekking tot de derde vordering over.
Het hof komt daarmee tot het oordeel dat de derde vordering evenmin toewijsbaar is.
4. Slotsom
Het hoger beroep treft geen doel. Het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. Interhiva zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep,
bekrachtigt het tussen de partijen in het incident ex artikel 843a Rv gewezen vonnis van de rechtbank Arnhem van 13 juni 2007,
veroordeelt Interhiva in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Exercycle bepaald op € 370,85 voor verschotten en op € 2.682,-- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, A.A. van Rossum en
F.W.J. Meijer, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2008.