Einde inhoudsopgave
Besluit naturalisatietoets
Artikel 2 [Vereiste kennis]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
25-10-2012, Stb. 2012, 521 (uitgifte: 31-10-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-11-2012, Stb. 2012, 589 (uitgifte: 27-11-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Een verzoeker beschikt over voldoende kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, indien hij beschikt over een zodanige mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, dat hij zelfstandig in de samenleving van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan functioneren.
2.
Of hij beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld aan de hand van een door Onze Minister op te stellen naturalisatietoets. Onze Minister stelt de naturalisatietoets voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten vast na overleg met de Minister van Justitie van het betrokken land.
3.
De toets van de kennis van de taal omvat een onderzoek naar:
- a.
spreekvaardigheid;
- b.
luistervaardigheid;
- c.
schrijfvaardigheid; en
- d.
leesvaardigheid.
4.
Onze Minister wijst de ambtenaren, autoriteiten of instellingen aan die de naturalisatietoets afnemen. Indien de plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister in overeenstemming met de Minister die het aangaat de beoordeling of de verzoeker beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan de autoriteit of ambtenaar die het verzoek om verlening van het Nederlanderschap in ontvangst neemt.