HR, 08-07-2022, nr. 21/04695
ECLI:NL:HR:2022:1033
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-07-2022
- Zaaknummer
21/04695
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑07‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑07‑2022
ECLI:NL:HR:2022:1033, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2022; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:3640
- Vindplaatsen
V-N 2022/31.12 met annotatie van Redactie
NLF 2022/1336 met annotatie van Fleur Kossen
NTFR 2022/2869 met annotatie van MR. J. VAN DE MERWE
FED 2022/96 met annotatie van G.C.D. Grauss
Belastingblad 2022/343 met annotatie van L.J. Boone
BNB 2022/120 met annotatie van A.J.H. VAN SUILEN
JB 2022/171
AB 2023/210 met annotatie van R. Stijnen
Beroepschrift 08‑07‑2022
[…]
Onderwerp; Schriftelijke motivatie om in Cassatie te gaan tegen Het Gerechtshof Amsterdam met nr. BK/BK-AMS 20/00595 IB 2018 uitspraak 2 November 2021 tegen de uitspraak d.d. 20 Januari 2021 Afdeling Publiekrecht, Sectie Bestuursrecht, Locatie Haarlem met zaaknummers; HAA 20/1072 IW AS01
Verzending; per digitaal.PDF
Mijn schriftelijke motivatie om in Cassatie te gaan tegen bovengenoemd onderwerp is de volgende;
Allereerst wil ik mededelen dat de uitspraak in het Hoger Beroep bij het Gerechtshof Amsterdam vooringenomen is geweest, ik heb de kamer in eerste instantie gewraakt omdat er een aantal Heren en/of Dames van de Raadsheren meerdere zaken van mij behandeld hebben, zij wisten dus vooraf hoe ook deze zaak behandeld moest gaan worden (lees het rapport van, van Dam het Parlementair onderzoek Ongekend Onrecht en Omzien in Verwondering van Dhr. Donner) maar ook rapport werkgroep reflectie toeslagenaffaire rechtbanken, recht vinden bij de rechtbank en (bijlage 7 art.1, Gelijke behandeling en discriminatieverbod) hierin wordt en is op een pijnlijke manier duidelijk gemaakt dat niet alleen de belastingdienst, Toeslagen en Inkomstenbelastingen gefaald hebben maar ook de Nederlandse Rechtsstaat heeft met een bord voor hun kop gelopen(zie bijlage 8 rapport WERKGROEP REFLECTIE TOESLAGENAFFAIRE RECHTBANKEN, RECHT VINDEN BIJ DE RECHTBANK) , (zie bijlage 7 art.1, Gelijke behandeling en discriminatieverbod) ik heb in al de jaren nooit een kans gehad op een eerlijk proces, ik was bij voorbaat kansloos.
Zoals ik bovengenoemd heb geschreven is en waren de voorgaande zittingen, oneerlijke zittingen (lees bijlage 7 art. 1 van de grondwet,, Gelijke behandeling en discriminatieverbod) de belastingdienst heeft mij financieel helemaal uitgeknepen dat ik niet meer financieel in staat was een Jurist in handen te nemen, dit geldt/lijdt tot een oneerlijk proces (lees bijlage 7, artikel 1: van de Grondwet, Gelijke behandelingen en discriminatie verbod.) maar ook Machtsmisbruik, en daarmee wordt ook de Nederlandse Grondwet overtreden, (lees bijlage 7 Artikel 1: van de grondwet, Gelijke behandeling en discriminatieverbod) maar ook de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur en dat geldt niet alleen voor deze zaak maar voor alle in het verleden gelopen Rechtszaken met de bijbehorende uitspraken want de belastingdienst heeft bij al deze zaken de Nederlandse Rechtsstaat op dezelfde manier mee gekregen zoals deze.
Ook hebben zij op een oneerlijke manier informatie verkregen zoals ik ook aangaf in het Hoger Beroep, zelfs zo oneerlijk dat een inspecteur mij zijn excuses aanbied, hij heeft mij uitgemaakt voor dief, fraudeur, oplichter, ik ben gediscrimineerd omdat ik een domme Palingboer ben, en dat is tevens etnisch profileren want zij plaatsen m.n. mij in een hokje, (lees bijlage 7 art. 1 van de grondwet, Gelijke behandeling en discriminatieverbod) eveneens wordt door de Inspecteur ook druk uitgeoefend dat zij niet voor de consequenties in kunnen staan als ik niet doe wat zij zeggen, Machtsmisbruik, die wel meer voorkwamen, en dan bedoel ik;
wat voor consequenties ?? wordt ik geslagen ? ga ik de gevangenis in ?? krijg ik een boete of wordt ik onthoofd ?? welke consequenties.
In de uitspraak van de rechtbank Haarlem (zie bijlage 5) onder, beoordeling van het geschil stelt de Rechtbank dat zij geen reden zien dat de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (zie de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur) zijn overtreden omdat de belastingdienst informatie aan mij heeft opgevraagd maar daarom heeft de belastingdienst niet alleen de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur overtreden, want in beginsel is het gehele proces geen eerlijke (zie artikel 1 van de grondwet, Gelijke behandeling en discriminatieverbod en de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur, deze zijn namelijk allemaal overtreden, dit had de belastingdienst moeten weten maar ook de Rechtbank Haarlem heeft hier gefaald en Het Gerechtshof Amsterdam heeft hier gefaald (zie bijlage 7 art.1 van de grondwet,,Gelijke behandeling en discriminatieverbod.
In de uitspraak van het hoger beroep wordt genoemd onder de punten Beoordeling van het geschil in Hoger Beroep 5 5.1 t/m 5.4 daar stelt het Hof, (zie onderstaande tekst, gekopieerd uit de uitspraak vanaf punt 5 t/m punt 5.4)
‘(…)
5. Beoordeling van het geschil
5.1.
Het Hof is van oordeel dat de rechtbank onbevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen en overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Een beslissing over het verrekenen van uit te betalen en te innen bedragen wordt genomen door de ontvanger van de Belastingdienst op grond van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW). De IW is geen belastingwet, zodat artikel 26, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelasting (hierna: Awr) niet op de beslissing tot verrekening van de ontvanger van toepassing is (zie artikel 2, eerste lid, onderdeel a, Awr). Artikel 1, tweede lid, IW bepaalt voorts dat onder andere hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet op de IW van toepassing zijn. Ter zake van beslissingen tot verrekening van de ontvanger betekent dit dat op grond van de Awb daartegen geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is. Dit volgt ook uit artikel 8:5, eerste lid, Awb, dat bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij de Awb behoort. In bijlage 2 bij de Awb inzake de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (de zogenoemde negatieve lijst) is onder meer de IW, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a, vermeld. Het genoemde artikel 24 IW is niet uitgezonderd van de negatieve lijst en ter zake van de onderhavige verrekening op grond van dat artikel 24 IW is de bestuursrechter, gelet op het voorgaande, dan ook niet bevoegd. Hetgeen de ontvanger heeft vermeld in de toelichting bij de uitspraak op bezwaar (zie 2.3) doet daaraan niet af. Het Hof concludeert derhalve dat met betrekking tot de door de ontvanger gedane verrekening slechts een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld en dat de rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren.
5.3.
Belanghebbende heeft het Hof voorts verzocht hem een vergoeding toe te kennen van € 310.000 voor aan hem door de Belastingdienst toegebrachte schade. Het Hof stelt voorop dat ingevolge het overgangsrecht van artikel V in verbinding met artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Staatsblad 2013, 50) de regeling voor schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen, zoals neergelegd in de artikelen 8:88 tot en met 8:95 Awb, (nog) niet van toepassing is op besluiten van de Belastingdienst (met uitzondering van besluiten betreffende de vennootschapsbelasting, waarvan in dit geval geen sprake is). Dit brengt mee dat het verzoek om schadevergoeding moet worden beoordeeld in het licht van artikel 8:73, eerste lid, (oud) Awb. Die bepaling luidde tot 1 juli 2013 als volgt:
- ‘1.
Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, kan hij, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.’
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, verklaart de bestuursrechter belanghebbendes beroep niet gegrond, maar is hij onbevoegd van dit beroep kennis te nemen. Het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding kan daarom niet worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van schade kan bijgevolg uitsluitend bij de civiele rechter worden ingesteld. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen (artikel. 8:71 Awb).
Slotsom
5.4.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is op ambtshalve door het Hof bijgebrachte gronden. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, zal het Hof de rechtbank onbevoegd verklaren.’
Dat het Hoger Beroep gegrond is op Ambtshalve door het Hof bijgebrachte gronden. Doende wat de Rechtbank had behoren te doen, zal het Hof de Rechtbank onbevoegd verklaren.
Hier verklaard het Gerechtshof Amsterdam het Hoger Beroep gegrond maar gelijkertijd wijst het Hoger Beroep de Rechtbank Haarlem dat zij een uitspraak hebben gedaan die onbevoegd is. M.a.w. wat ik eruit begrijp is dat het Hoger Beroep mij naar een andere Rechter stuurt waar ik van mening ben dat, dat niet het geval is, de door mij opgelopen schade heeft alleen maar te maken met IB (inkomstenbelasting) en Toeslagen en daarbij de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur, ik moet dus weldegelijk bij het Bestuursrecht zijn, de Rechtbank Noord-Holland, Sector bestuursrecht, afd. Belastingzaken, Postbus 1621, 2003 BR te HAARLEM en het Gerechtshof Amsterdam, Afd. Belastingkamer, Postbus 1312, 1000 BH AMSTERDAM en ben het dus niet eens met het Hoger Beroep bij het Gerechtshof Amsterdam, naar mijn idee en gezien alle eerdere uitspraken door de Rechtbank Haarlem het Gerechtshof Amsterdam en de Raad van State verschuild het Nederlandse Rechtssysteem zich achter elkaar en gaat mee in het rotte systeem, zie het rapport werkgroep reflectie TOESLAGENAFFAIRE RECHTBANKEN, RECHT VINDEN BIJ DE RECHTBANK en zit ik zelf Steeds Onterecht met de schade die steeds verder oploopt. Verder wil ik nog als laatst toe voegen aan mijn motivatie, het volgende; na al diejaren van belasting beroepen, afd. Belastingzaken voeren, Hogere Beroepen, afd. Belastingzaken, Cassaties, afd. Belastingzaken,, en Europees Hof, afd. Belastingzaken,, heb ik na het lezen van het rapport Omzien in Verwondering, het eindverslag van het Parlementair onderzoek en het rapport werkgroep reflectie toeslagenaffaire rechtbanken, recht vinden bij de rechtbank het idee dat de Slager zijn eigen vlees aan het keuren is op kwaliteit, als dat zo is bestaat er geen Rechtsstaat meer in Nederland en dat is de rede waarom ik in Cassatie hoop op nu eindelijk eens Gerechtigheid en hoop ik ook dat u mee gaat in een schade vergoeding van de belastingdienst maar ook van de Staat, van de Belastingdienst met Inspecteurs en ontvangers die willens en wetens haar betalers verzuipen en die mee zijn gegaan in het vernietigen van duizenden onschuldige burgers waaronder mij.
Hopende u hiermee enige duidelijkheid mee te hebben gegeven en dat u het Hof tot de Orde roept en de uitspraak vernietigt.
Einde Motivatie.
Vriendelijke groet
Hoogachtend,
Beroepschrift 08‑07‑2022
Aanvullende meerdere bijlages voor zaaknummer kenmerk UHT-DC-IA mijn kenmerk; [0001] die allemaal betrekking hebben op het feit dat ik weldegelijk in aanmerking kom voor de toeslagen compensatie, precies zoals omschreven in de bijlages is het bij ons eveneens gegaan.
Verzending; perdigitaal.PDF
Mijne dames en/of heren,
Onderstaand een tekst met het verzoek of jullie deze willen bekijken, te lezen en tot jullie in willen laten werken, uit al deze stukken en die bij voegen aan mijn dossier zal jullie pijnlijk duidelijk worden dat ik, en in aanmerking kom voor de hardheid van het systeem wat jullie al die jaren tegen mij hebben gevoerd, talloze keren mij hebben gediscrimineerd, gestigmatiseerd etnische geprofileerd, mij en mijn vrouw letterlijk en figuurlijk kapot hebben gemaakt enz. enz. en aan deze lijst komt geen einde, wil ik u toch vriendelijk vragen nog eens goed mij dossier te bekijken, door te lezen en tot jullie in laten werken en dan tot een nieuw oordeel te komen in jullie beslissing van d.d. 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-IA met dank namens vrouw en kinderen.
Belastingdienst controleerde extra bij lage inkomens in jacht op fraude
De Belastingdienst heeft jarenlang mensen met een laag inkomen geselecteerd voor extra controle bij aanvragen voor toeslagen voor kinderopvang. Zij kwamen eerder in het vizier bij fraudebestrijding. Hogere inkomens werden bewust ontzien.
Dit bevestigt de Belastingdienst / Toeslagen in antwoorden op vragen van RTL Nieuws en Trouw. Wie een laag inkomen had, liep een grotere kans eruit gepikt te worden door het zogeheten risicoclassificatiemodel van Toeslagen.
Dit risicoclassificatiemodel (RCM) werd juli vorig jaar uit de lucht gehaald, na een kritisch rapport van consultancybureau KPMG. De Belastingdienst heeft daarna geprobeerd het systeem te verbeteren en weer in de lucht te krijgen.
Selectiemodel was ‘stigmatiserend’
Uit een intern vervolgonderzoek bleek in maart dit jaar dat het model mogelijk ‘onrechtmatig’ en ‘discriminerend’ was. Burgers zouden ‘gestigmatiseerd’ kunnen worden, zo blijkt uit de eigen analyse die aan RTL Nieuws en Trouw is verstrekt. Daarna is besloten het RCM voorgoed niet meer te gebruiken.
Het risicoclassificatiemodel werd vanaf april 2013 gebruikt om te bepalen welke aanvragen voor toeslagen extra controle zouden krijgen. Het gaat om een zelflerend algoritme, dat zelf bepaalde welke indicatoren erop wijzen dat aanvragen voor toeslagen een verhoogde kans op fouten of fraude kennen. Alle aanvragen kregen een risicoscore. Aanvragen met de hoogste risicoscore werden vervolgens extra gecontroleerd.
Raad van Europa: Nederland moet af van foute politieke cultuur en coalitiedwang
De Belastingdienst erkent dat ‘in ieder geval sinds maart 2016’ het inkomen van mensen ‘met variabele grenswaarden’ werd gebruikt. In de praktijk betekent dit dat lage inkomens een hogere risicoscore kregen, hogere inkomens kregen juist een lagere risicoscore. Volgens de Belastingdienst bleek er ‘een statistisch verban tussen de hoogte van het inkomen en de kans op een (on)juiste aanvraag’. Welke grenswaarden werden gebruikt, wil de dienst niet zeggen.
‘Geen grote factor’
De fiscus stelt dat het inkomen maar een ‘klein gewicht’ had in de risicoselectie voor de kinderopvangtoeslag, omdat de hoogte van de toeslag vooral afhangt van het aantal kinderen dat naar de opvang gaat. ‘Het inkomen was geen grote factor en is slechts in een gedeelte van de selecties verwerkt.’
Volgens de Belastingdienst was het de bedoeling om hoge terugvorderingen van toeslagen te voorkomen, die vooral impact had op mensen met lage inkomens.
Alarmbellen over uitkomst
In de praktijk kwam het model vooral bij de lagere inkomens uit, blijkt uit documenten die eerder zijn vrijgegeven. Van de 1000 hoogste risicoscores had maar liefst 82,3 procent een huishoudinkomen van minder dan 20.000 euro per jaar. Dat is ruim 11 keer zoveel als gemiddeld: van alle aanvragen had slechts 7,3 procent een huishoudinkomen van minder dan 20.000 euro.
Opvallend is ook het heel hoge aandeel alleenstaande ouders dat eruit werd gepikt voor controle: bijna 90 procent.
Raad van State diep door het stof voor toeslagenslachtoffers
Experts op het gebied van risicoselectie en zelflerende algoritmes reageren ontzet op de uitkomst. ‘Hoe het model precies werkte, is op basis van openbare informatie niet na te gaan. Maar als de uitkomst zo inzoomt op een specifieke groep, in dit geval lage inkomens, dan moeten er alarmbellen afgaan bij ambtenaren die met die modellen werken,’ reageert Cynthia Liem, universitair hoofddocent op het gebied van Kunstmatige Intelligentie aan de Technische Universiteit Delft.
Ingezoomd op lage inkomens
Volgens Liem wijst de oververtegenwoordiging van lage inkomens op ‘selectiebias’. Kort gezegd: als het model vermoedde dat bij lagere inkomens meer kans is op fraude, worden vooral die aanvragen gecontroleerd. Dat leidt ertoe dat vooral aanvragen van lage inkomens werden gecorrigeerd. Omdat het model weer getraind wordt met die uitkomsten, werd er steeds verder ingezoomd op lage inkomens.
Vervolgens wil ik me bij deze nogmaals aanmelden voor de compensatie van de Kinderopvangtoeslag, de Toeslagenaffaire, de Hardheid van het (Belasting)(Overheid)sysyteem en voor het schenden van de Rechten van de mens, het overtreden van de WOB en de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur.
Tevens doe ik bij deze nogmaals een verzoek voor het naar mij opsturen van mijn Dossier en dan van Toeslagen en Inkomsten Belasting vanaf 2010, ik ben de tel kwijt geraakt, hoe vaak ik een re-minder heb gestuurd laat staan hoeveel keer ik heb gebeld, het eerste verzoek is verstuurd in 2020.
In afwachting van reactie uwerzijds.
Hoogachtend,
[X]
Ps. Ik heb aangifte gedaan bij Politie en Justitie, Ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens.
Uitspraak 08‑07‑2022
Inhoudsindicatie
Art. 8:113 Awb, taak appelrechter, onjuist dictum Rechtbank, belang bij vernietiging in hoger beroep?
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/04695
Datum 8 juli 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 november 2021, nr. 20/005951., op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 20/1072), betreffende een ten aanzien van belanghebbende genomen beslissing van de Ontvanger inzake het verrekenen van een uit te betalen teruggave.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Na het verstrijken van de cassatietermijn heeft belanghebbende een geschrift met bijlagen ingediend. De Hoge Raad slaat op die stukken geen acht.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
2. Uitgangspunten in cassatie
2.1
Bij de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 is aan belanghebbende meegedeeld dat een terug te ontvangen bedrag zal worden verrekend met een openstaande belastingschuld.
2.2
Belanghebbende heeft tegen die verrekening bezwaar gemaakt. De Ontvanger heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.3
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Ontvanger beroep ingesteld. De Rechtbank heeft overwogen dat een op artikel 24, aanhef en lid 1, van de Invorderingswet 1990 gegrond besluit tot verrekening niet wordt genomen in de vorm van een voor bezwaar vatbare beschikking, dat uit artikel 26, lid 1, AWR volgt dat beroep bij de belastingrechter niet mogelijk is, en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2.4
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft uit de toepasselijke bepalingen in de AWR en de Awb afgeleid dat de bestuursrechter (belastingrechter) ter zake van een krachtens artikel 24 van de Invorderingswet 1990 genomen besluit niet bevoegd is. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de Rechtbank onbevoegd verklaard.
3. Beoordeling van de uitspraak van het Hof naar aanleiding van de klachten en ambtshalve
3.1
Bij de beoordeling van de tegen het hiervoor in 2.4 weergegeven oordeel van het Hof gerichte klachten stelt de Hoge Raad voorop dat vernietiging van een door de voorgaande rechter gedane uitspraak wegens een (vermeende) misslag in het dictum slechts aangewezen is indien de belangen van de appellant daarmee kunnen worden gediend. Dat zal in het algemeen niet het geval zijn indien de rechtbank het beroep naar het oordeel van de appelrechter niet ongegrond maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Ook indien een beroep ongegrond is verklaard terwijl de rechtbank zich naar het oordeel van de appelrechter onbevoegd had behoren te verklaren, valt niet zonder meer in te zien hoe corrigeren van het dictum enig belang van de appellant kan dienen.
3.2
Blijkens de stukken van het geding heeft belanghebbende beroep en vervolgens hoger beroep ingesteld met het oog op vergoeding van schade die naar zijn inzicht aan het optreden van de Belastingdienst is toe te rekenen. Zowel ongegrondverklaring van het beroep als onbevoegdverklaring van de Rechtbank stonden in de weg aan een oordeel over vergoeding van die door belanghebbende aangevoerde schade. Met de door het Hof gekozen vernietiging van de uitspraak op het beroep was dus geen redelijk belang gediend.
3.3
Het hiervoor overwogene kan echter niet tot cassatie leiden. Na cassatie zou het hoger beroep slechts ongegrond kunnen worden verklaard. Daarmee zou de uitspraak van de Rechtbank, inhoudende dat het beroep ongegrond is, moeten worden bevestigd. Niet valt in te zien hoe deze correctie enig belang van belanghebbende zou kunnen dienen.
3.4
De klachten kunnen voor het overige niet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van de klachten is het in zoverre namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑07‑2022