Wet tot wijziging van de Gemeentewet enz. (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2010
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 325 (uitgifte: 31-08-2010, kamerstukken: 31467)
- Inwerkingtreding
01-09-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2010, Stb. 2010, 325 (uitgifte: 31-08-2010, kamerstukken: 31467)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
Openbare orde en veiligheid / Sociale veiligheid
Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bij wet te regelen dat de burgemeester ter handhaving van de openbare orde bevoegd is tot het treffen van gebiedsgerichte maatregelen jegens personen ter bestrijding van voetbalvandalisme en andere vormen van groepsgebonden overlast, bij wet te regelen dat de officier van justitie ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde bevoegd is tot het geven van een gedragsaanwijzing aan de verdachte ter beëindiging van ernstig overlastgevend gedrag of ernstig belastend gedrag jegens personen, alsmede het gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar te stellen, en daartoe de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: