RO 2022/39
Limitatieve opsomming matigingsgronden art. 2:248 lid 4 BW.
HR 13-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:691
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 mei 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/01620
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS660718:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:691, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:47, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2021
- Wetingang
Art. 2:248 lid 4 BW
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid.
Zijn de matigingsgronden zoals opgenomen in art. 2:248 lid 4 BW (eerste volzin) limitatief opgesomd?
Samenvatting
In deze zaak is A B.V. op 1 november 2016 failliet verklaard. De curator heeft de bestuurder van A B.V. en zijn holding (hierna “Eisers”) aansprakelijk gesteld voor het tekort van het faillissement op grond van art. 2:248 BW. Eisers hebben verweer gevoerd en – kort gezegd – geconcludeerd dat Eisers hun taken niet kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en dat – mocht de vordering van de curator worden toegewezen – hun een beroep op matiging toekomt op grond van art. 2:248 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.