Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1075/2013 statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (herschikking) (ECB/2013/40)
Bijlage II Definities
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2013
- Bronpublicatie:
18-10-2013, PbEU 2013, L 297 (uitgifte: 07-11-2013, regelingnummer: ECB/2013/40 1075/2013)
- Inwerkingtreding
27-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2013, PbEU 2013, L 297 (uitgifte: 07-11-2013, regelingnummer: ECB/2013/40 1075/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Deel I. Definities van instrumentcategorieën
1
Deze tabel omvat een gedetailleerde standaardbeschrijving van de instrumentcategorieën die de nationale centrale banken (NCB's), conform deze verordening, omzetten in nationale categorieën. De tabel is geen lijst van afzonderlijke financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (hierna het ‘ESR 2010’) vastgelegd door Verordening (EU) nr. 549/2013.
2
Voor sommige instrumentcategorieën zijn uitsplitsingen naar looptijd vereist. Deze verwijzen naar de oorspronkelijke looptijd, d.w.z. looptijd bij uitgifte, zijnde de vaste looptijd van een financieel instrument, vóór afloop waarvan het niet kan worden afgelost, bijv. schuldbewijzen, of vóór afloop waarvan het slechts met een soort boete kan worden afgelost, bijv. bij sommige soorten deposito's.
3
Financiële aanspraken kunnen worden onderscheiden naar al dan niet-verhandelbaarheid. Een aanspraak is verhandelbaar indien de eigendom ervan gemakkelijk kan worden overgedragen van de ene eenheid naar de andere door levering of endossement, of, in geval van financiële derivaten, kan worden gecompenseerd. Hoewel elk financieel instrument kan worden verhandeld, zijn verhandelbare instrumenten bedoeld om op een georganiseerde beurs of onderhands (‘over-the-counter’) te worden verhandeld, al is daadwerkelijke handel geen noodzakelijke voorwaarde voor verhandelbaarheid.
4
Alle financiële activa en passiva dienen op brutobasis te worden gerapporteerd, d.w.z. financiële activa worden gerapporteerd met inbegrip van financiële verplichtingen.
Tabel A. Definities van instrumentcategorieën van de activa en passiva van LFI's
Categorie | Belangrijkste kenmerken | |
---|---|---|
1. | Vordering inzake deposito's en leningen | Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post door de LFI's bij geldnemers uitgezette gelden, die niet of in een niet-verhandelbaar document zijn beschreven. Het betreft onder meer de volgende posten:
Ter fine van deze verordening omvat deze post ook aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen |
2. | Gesecuritiseerde leningen | Ten behoeve van het rapportagekader bestaat deze post uit leningen die door de LFI van de initiator werden verworven. Leningen zijn financiële activa ontstaan doordat crediteuren gelden aan debiteuren lenen die niet zijn beschreven of die zijn beschreven in niet-verhandelbare documenten. Dit omvat eveneens:
Deze post omvat gesecuritiseerde leningen ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de leningen op de balans van de LFI geregistreerd worden. |
3. | Schuldbewijzen | Aangehouden schuldbewijzen, die verhandelbare als schuldbewijs dienende financiële instrumenten zijn, gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Hiertoe behoren:
Effecten die middels effectenuitleentransacties uitgeleend worden of verkocht worden middels een repo-overeenkomst, blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan (en worden niet geregistreerd op de balans van de tijdelijke verkrijger) indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet alleen een optie om dat te doen. Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, dient deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapieren geregistreerd te worden en op de balans van de tijdelijke verkrijger opgenomen te worden als een negatieve positie in de effectenportefeuille. Deze post omvat gesecuritiseerde schuldbewijzen, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de effecten op de balans van de LFI geregistreerd worden. |
4. | Overige gesecuritiseerde activa | Deze post omvat gesecuritiseerde activa met uitzondering van die van de categorieën 2 en 3, zoals belastingvorderingen en commerciële kredieten, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- of verslagleggingsmethode eist dat de activa op de balans van de LFI geregistreerd worden. |
5. | Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen | Financiële activa die eigendomsrechten vertegenwoordigen in vennootschappen of quasi-vennootschappen. Deze financiële activa geven de houder ervan in het algemeen recht op een aandeel in de winst van de vennootschappen of quasi-vennootschappen, alsook in hun nettovermogen in geval van liquidatie. Deze post omvat beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, overige deelnemingen, aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen en aandelen/ rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen. Gewone aandelen die zijn uitgeleend op grond van effectenuitleentransacties, of die zijn verkocht uit hoofde van een repo-overeenkomst worden behandeld volgens de regels in categorie 3 ‘schuldbewijzen’. |
6. | Financiële derivaten | Financiële derivaten zijn financiële instrumenten die aan een specifiek financieel instrument, een specifieke indicator of een specifiek goed zijn gekoppeld, aan de hand waarvan specifieke financiële risico's zelfstandig op financiële markten verhandeld kunnen worden Hiertoe behoren:
Financiële derivaten worden op de balans op brutobasis tegen marktwaarde geregistreerd. Individuele derivatencontracten met een positieve marktwaarde worden aan de actiefzijde van de balans geregistreerd en contracten met een negatieve marktwaarde aan de passiefzijde van de balans. Bruto toekomstige verplichtingen uit derivatencontracten dienen niet als balansposten opgenomen te worden. Deze post omvat geen financiële derivaten die overeenkomstig de nationale regels niet op de balans dienen opgenomen te worden. |
7. | Niet-financiële activa (waaronder vaste activa) | Materiële en immateriële activa, m.u.v. financiële activa. Vaste activa zijn niet-financiële activa die herhaaldelijk of continu langer dan een jaar door de LFI gebruikt worden. Deze post omvat woningen, overige bouwwerken, vervoermiddelen, machines en apparatuur, kostbaarheden, intellectuele eigendommen zoals computer software en databases. |
8. | Overige activa | Dit is een restpost aan de actiefzijde van de balans, gedefinieerd als ‘niet elders opgenomen activa’. Deze post kan omvatten:
|
Categorie | Belangrijkste kenmerken | |
---|---|---|
9. | Ontvangen leningen en deposito's | Door LFI's aan crediteuren verschuldigde bedragen, niet zijnde gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten. Deze post bestaat uit:
|
10 | Uitgegeven schuldbewijzen | Effecten uitgegeven door de LFI, met uitzondering van deelnemingen, die gewoonlijk verhandelbare instrumenten zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de uitgevende instelling Het omvat o.a. effectenuitgiften in de vorm van:
|
11 | Kapitaal en reserves | Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post de bedragen voortvloeiend uit de uitgifte door LFI's van aandelenkapitaal en toekomend aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten, die voor de houder eigendomsrechten in de LFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst of door de LFI gereserveerde gelden voor betalingen en verplichtingen in de toekomst Hiertoe behoren:
|
12 | Financiële derivaten | Zie categorie 6. |
13 | Overige passiva | Dit is een restpost aan de passiefzijde van de balans, gedefinieerd als ‘niet-elders-opgenomen passiva’. Deze post kan omvatten:
Te betalen opgebouwde rente op uitgegeven schuldbewijzen is vereist als een afzonderlijke ‘waarvan’-post, tenzij de desbetreffende NCB een vrijstelling verleent, indien de gegevens afgeleid of geraamd kunnen worden uit alternatieve bronnen. |
Deel 2. Definities van sectoren
Het ESR 2010 stelt de norm voor de sectorindeling. Deze tabel geeft een gedetailleerde standaardbeschrijving van sectoren die NCB's overeenkomstig deze verordening in nationale categorieën omzetten. Tegenpartijen gevestigd in de lidstaten die de euro als munt hebben, worden bepaald aan de hand van hun sector conform de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor statistische doeleinden bijgehouden lijsten en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen die wordt verschaft door het ‘Sectorhandboek voor statistieken inzake monetaire financiële instellingen en markten: leidraad voor de statistische classificatie van klanten’ van de ECB. Kredietinstellingen die buiten de lidstaten zijn gevestigd die de euro als munt hebben, worden aangeduid als ‘banken’ en niet als MFI's. Evenzo verwijst de term ‘niet-MFI’ slechts naar het eurogebied. Voor lidstaten die de euro niet als munt hebben, wordt de term ‘niet-banken’ gebruikt.
Tabel B. Definities van sectoren
Sector | Definitie | |
---|---|---|
1. | MFI's | MFI's zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). Deze sector bestaat uit NCB's, kredietinstellingen zoals gedefinieerd in Unierecht, geldmarktfondsen, overige financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels aan te trekken van andere entiteiten dan MFI's, en voor eigen rekening, tenminste in economische zin, leningen te verstrekken en/of te beleggen in effecten, en instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld |
2. | Overheid | De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.111 tot en met 2.113) |
3. | Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen | Beleggingsfondsen zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). De subsector bestaat uit alle collectieve beleggingsinstellingen m.u.v. geldmarktfondsen die beleggen in financiële en/of niet-financiële activa voor zover deze belegging beogen van bij het publiek aangetrokken beleggingskapitaal |
4. | Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband | De subsector overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's (of daarmee vergelijkbare financiële titels), aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. LFI's zoals gedefinieerd in deze verordening behoren tot deze subsector (ESR 2010, paragrafen 2.86 tot en met 2.94) De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. Deze subsector omvat eveneens hoofdkantoren waarvan de dochterondernemingen alle of voor het merendeel financiele vennootschappen zijn (ESR 2010, paragraaf 2.95 tot en met 2.97) De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden, en waarvan het merendeel van de activa of passiva niet op open markten wordt verhandeld. Deze subsector omvat ook holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden (ESR 2010, paragraaf 2.98 en 2.99) |
5. | Verzekeringsinstellingen + pensioenfondsen | De subsector verzekeringsinstellingen (S.128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering (ESR 2010, paragraaf 2.100 tot en met 2.104). De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit (ESR 2010, paragraaf 2.105 tot en met 2.110). |
6. | Niet-financiële vennootschappen | De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat tevens niet-financiële quasivennootschappen (ESR 2010, paragraaf 2.45 tot en met 2.50) |
7. | Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens | De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen. De sector huishoudens omvat tevens eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid voor zover zij niet als quasivennootschappen worden behandeld, die marktproducent zijn (ESR 2010, paragraaf 2.118 tot en met 2.128) De sector instellingen zonder winstoogmerk (izw's) ten behoeve van huishoudens(S.15) bestaat uit izw's met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.129 en 2.130) |
Deel 3. Definitie van financiële transacties
Financiële transacties overeenkomstig ESR 2010 worden gedefinieerd als de mutaties in financiële activa en passiva voor elk type financieel instrument, d.w.z. de som van alle financiële transacties die in de betreffende verslagperiode plaatsvinden. Een financiële transactie tussen institutionele eenheden is een gelijktijdige vorming of afwikkeling van een financieel actief en het overeenkomstige financiële passief, dan wel de overdracht van een financieel actief of passief aan een andere partij. Financiële transacties worden geregistreerd tegen transactiewaarde, d.w.z. de op basis van commerciële motieven bepaalde waarde in nationale valuta waartegen de betrokken financiële activa en/of passiva tot stand komen of afgewikkeld, geruild of overgenomen worden tussen ingezeten institutionele eenheden. Afschrijvingen/afwaarderingen en waarderingsmutaties zijn geen financiële transacties.
Deel 4. Definitie van afschrijvingen/afwaarderingen
Afschrijvingen/afwaarderingen worden gedefinieerd als het effect van veranderingen in de waarde van op de balans geregistreerde leningen, die worden veroorzaakt door de afschrijvingen/afwaarderingen van leningen. Afschrijvingen/afwaarderingen die worden erkend bij verkoop of overdracht van de leningen aan derden, worden ook opgenomen, indien identificeerbaar. In geval van afschrijvingen wordt de lening als een waardeloze actiefpost beschouwd en van de balans verwijderd. In geval van afwaarderingen wordt ervan uitgegaan dat de lening niet volledig geïnd zal worden en wordt op de balans de waarde van de lening verminderd.