Hof 's-Gravenhage, 23-05-2012, nr. 200.099.133/01
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW9417
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-05-2012
- Zaaknummer
200.099.133/01
- LJN
BW9417
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW9417, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑05‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:720, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 23‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Er is sprake van een wijziging van omstandigheden nu het bedrijfsresultaat van het bedrijf van de man de afgelopen jaren lager is geworden. De verschuldigde alimentatie wordt op een lager bedrag vastgesteld.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 23 mei 2012
Zaaknummer : 200.099.133/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-1621
[appellant]
wonende te [woonplaats] gemeente [P],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. I.M.N. Thewessen te Naaldwijk, gemeente Westland,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats] gemeente [P],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 19 december 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 september 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna: de bestreden beschikking).
De vrouw heeft op 21 februari 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De man heeft op 5 april 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- -
op 30 december 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- -
op 3 april 2012 een brief van 2 april 2012 met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- -
op 23 maart 2012 een brief van 22 maart 2012 met bijlagen;
- -
op 3 april 2012 een brief van 2 april 2012 met bijlagen.
De zaak is op 13 april 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- -
de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- -
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
Beide partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij convenant - door de man op 10 februari 2009 en door de vrouw op 17 februari 2009 ondertekend - zijn partijen, voor zover thans van belang, overeengekomen dat de man met ingang van 1 januari 2009 aan de vrouw een bruto alimentatie zal voldoen van € 2.500,- per maand.
Bij beschikking van 25 maart 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, voor zover thans van belang, de door partijen onderling getroffen regeling van hun betrekkingen na echtscheiding - zoals vastgelegd in dit convenant - opgenomen.
Bij de bestreden beschikking is - met wijziging in zoverre van de beschikking van 25 maart 2009 en de daarin opgenomen onderling door partijen overeengekomen regeling van hun betrekkingen na echtscheiding - de door de man met ingang van 24 februari 2011 te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 1.994,- per maand, vanaf 20 september 2011 telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
- 1.
In geschil is met betrekking tot de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, hierna ook: partneralimentatie, de behoefte van de vrouw, de mate waarin zij zelf in die behoefte kan voorzien en de draagkracht van de man.
- 2.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 24 februari 2011 op nihil wordt gesteld, althans op een dusdanig bedrag als het hof in goede justitie redelijk acht.
- 3.
De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, in principaal appel, het hoger beroep van de man af te wijzen en, in incidenteel appel, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog het inleidende verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van beide procedures aan de zijde van de vrouw gevallen.
- 4.
De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof het incidenteel appel af te wijzen.
Wijziging van omstandigheden
- 5.
De man stelt dat ten aanzien van zijn draagkracht sprake is van een wijziging van omstandigheden. De huurinkomsten uit zijn bedrijfspand zijn grotendeels weggevallen en de bedrijfsresultaten vallen tegen. De vrouw bestrijdt dit en zij voert aan dat de man een onredelijk grote rentelast opvoert ter zake van een schuld, die niet in aanmerking dient te worden genomen, voor zover die schuld het bedrag dat de man moest lenen om de vrouw uit te kunnen kopen, overstijgt. Ook betwist de vrouw dat de huurinkomsten grotendeels zijn weggevallen.
Het hof is van oordeel dat de man ter zitting een deugdelijke toelichting heeft gegeven op het ontstaan en de opbouw van de bedrijfsschuld en het hof is van oordeel dat ten aanzien van deze schuld sprake is van een reële schuld. Ook is het hof van oordeel dat de stelling van de man, dat hij minder huurinkomsten heeft als gevolg van de verslechterende economische omstandigheden, is komen vast te staan. Ten aanzien van beide posten geldt dat deze zijn opgenomen in door een accountant samengestelde jaarrekening, zodat ervan uit mag worden gegaan dat de schuld een reële bedrijfsschuld betreft en de huurinkomsten de daadwerkelijke huurinkomsten betreffen. De vrouw heeft niet nader onderbouwd dat van zwarte inkomsten sprake is zodat het hof aan die door de man betwiste stelling voorbijgaat. Gelet hierop is sprake van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek die noopt tot een herbeoordeling van de alimentatieverplichting van de man.
De behoefte en de behoeftigheid van de vrouw
- 6.
Ter zitting hebben beide partijen zich op het standpunt gesteld dat de behoefte van de vrouw € 2.500,- per maand bedraagt. De behoefte van de vrouw is dus niet langer in geschil. Het hof is van oordeel dat, gelet op de leeftijd van de vrouw, haar opleidingsniveau, het feit dat zij tijdens het huwelijk alleen arbeid heeft verricht in de zin van meewerken in de zaak van haar man en de omstandigheid dat haar mentale en fysieke conditie haar belemmert om aan het arbeidsproces deel te nemen, de vrouw niet (volledig) in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
Haar woning is geen bron van inkomen, zodat het hof bij de vaststelling van de hoogte van de verschuldigde alimentatie hier geen rekening mee zal houden. Het hof gaat uit van een eigen vermogen van de vrouw van ongeveer € 90.000,-, gelet op de aanslag voor het recht van successie waaruit blijkt dat zij ruim € 90.000,- heeft verkregen uit een nalatenschap. Rekeninghoudend met een rentepercentage van ongeveer tweeënhalf procent en de vermogensrendementsheffing van box 3, waarbij wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van vier procent tegen een belastingtarief van dertig procent, kan de vrouw een nettorendement behalen van ongeveer 1,3 procent. Het hof gaat ervan uit dat de vrouw ongeveer € 100,- per maand aan rente kan ontvangen over haar vermogen. Er resteert de vrouw dan nog een behoefte aan een aanvullende bijdrage van de man van € 2.400,- per maand.
Draagkracht van de man
Inkomen
- 7.
Ter zitting heeft de man verklaard dat hij bij de berekening wenst uit te gaan van het bedrijfsresultaat over de jaren 2009, 2010 en 2011. Het hof zal de man hierin volgen.
Bij de berekening van het inkomen van de man voor zover van belang in verband met de alimentatieberekening houdt het hof rekening met het fiscale inkomen van de man exclusief het privégebruik van de auto. Het hof gaat uit van een inkomen van de man van € 39.284 voor het jaar 2009, van € 47.211 voor het jaar 2010 en van - € 17.667 voor het jaar 2011.
Het hof houdt derhalve rekening met een gemiddeld inkomen ten behoeve van de alimentatieberekening van € 22.942. Daarnaast houdt het hof rekening met de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek.
Kosten
- 8.
Verder houdt het hof rekening met een premie voor de ziektekostenverzekering van in totaal € 132,15 per maand en een eigen risico van € 14,- per maand.
Woonlast
- 9.
De man stelt dat hij een huurlast heeft ter hoogte van € 1.000,- per maand. De vrouw stelt dat de door de man gestelde huurlast van € 1.000,- per maand niet dient te worden opgenomen in de draagkrachtberekening. Het hof volgt de vrouw hierin, omdat de man wisselende verklaringen geeft omtrent zijn woonadres en het hof daarom niet kan vaststellen waar de man woont. Het hof gaat uit van het fiscale adres en tevens GBA-adres dat de man heeft opgegeven en gaat ervan uit dat de man geen verdere woonlasten heeft. In de op de draagkrachtruimte in mindering komende bijstandsnorm is reeds een bedrag aan woonlasten verdisconteerd van € 210,-.
Conclusie
- 10.
Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de man, een alimentatie voor de vrouw toelaat van € 719,- per maand. In hoger beroep zijn geen grieven aangevoerd tegen de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum, zodat het hof van deze ingangsdatum uitgaat.
Proceskosten
- 11.
Het hof ziet geen aanleiding om de man te veroordelen in de kosten van de procedure en zal - zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard - de kosten compenseren. Het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen in de proceskosten wordt derhalve afgewezen.
- 12.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en, opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 25 maart 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage - de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud, met ingang van 24 februari 2011 op € 719,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Dijk en Mink, bijgestaan door
mr. Massmann als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2012.