Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2002
- Bronpublicatie:
18-01-2001, Trb. 2001, 38 (uitgifte: 12-03-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2002, Trb. 2002, 68 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Koninkrijk der Nederlanden zal bevorderen dat aan de Universiteit Maastricht financiële middelen ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs aan de Universiteit Limburg in een of meer opleidingen, voorzover
- a.
die opleidingen niet langer door de Universiteit Maastricht worden verzorgd,
- b.
die opleidingen overeenkomstig de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs als opleidingen verbonden aan de Universiteit Limburg, en
- c.
aan de Universiteit Limburg, indien deze is aangewezen, niet het recht is onthouden om een getuigschrift uit te reiken nadat het afsluitend examen van die opleidingen met goed gevolg is afgelegd,
met dien verstande dat de vaststelling van de middelen geschiedt overeenkomstig de in Nederland terzake geldende voorschriften.
2.
Het Koninkrijk der Nederlanden zal tevens bevorderen dat aan de Universiteit Maastricht financiële middelen ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs aan de Universiteit Limburg in een of meer andere opleidingen dan die, bedoeld in het eerste lid, voorzover
- a.
die opleidingen zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs als opleidingen verbonden aan de Universiteit Limburg, en
- b.
aan de Universiteit Limburg, indien deze is aangewezen, niet het recht is onthouden om een getuigschrift uit te reiken nadat het afsluitend examen van die opleidingen met goed gevolg is afgelegd,
met dien verstande dat ten aanzien van die opleidingen door de regering van het Koninkrijk der Nederlanden is vastgesteld dat de verzorging daarvan, gelet op het geheel van voorzieningen op het gebied van hoger onderwijs in Nederland, in redelijkheid niet ondoelmatig kan worden geacht.