Rb. Rotterdam, 18-03-2020, nr. C/10/591817 / FA RK 20-1109
ECLI:NL:RBROT:2020:2404
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
18-03-2020
- Zaaknummer
C/10/591817 / FA RK 20-1109
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:2404, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 18‑03‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0106
JGz 2020/40 met annotatie van Dijkers, W.J.A.M.
Uitspraak 18‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Beroep tegen crisismaatregel (met schadevergoeding)in kader van WvGGZ. Het beroep ziet op de onrechtmatig verkregen crisismaatregel vanwege het niet direct toevoegen van een advocaat. Betrokkene wilde geen bijstand. De advocaat heeft twijfels over de wilsbekwaamheid.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/591817 / FA RK 20-1109
Betrokkenenummer: [nummer]
Beschikking van 18 maart 2020 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:12 van de Wvggz
ten aanzien van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
hierna: verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. N.J. Hos te Amersfoort,
tegen
de burgemeester van de gemeente Capelle aan den IJssel, hierna: de burgemeester,
[naam burgemeester] ,
zetelende te [adres] , [postcode] , Capelle aan den IJssel,
gemachtigde: S. van Boxel.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 19 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel van 29 januari 2020;
- de beschikking van deze rechtbank van 3 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Dordrecht.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- -
mr. N.J. Hos, de advocaat verzoekster;
- -
S. van Boxel, juridisch adviseur, de gemachtigde van de burgemeester.
2. Beoordeling
2.1.
Ontvankelijkheid
2.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep worden ingesteld tegen de crisismaatregel.
2.1.2.
Op 29 januari 2020 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoekster. Verzoekster heeft op 19 februari 2020 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het verzoek is derhalve tijdig ingesteld.
2.2.
Rechtmatigheid van crisismaatregel
2.2.1.
De advocaat van verzoekster stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel onrechtmatig is omdat niet binnen vierentwintig uur na het nemen van de crisismaatregel een advocaat is toegevoegd. Weliswaar heeft verzoekster tijdens het horen gezegd dat ze geen advocaat wilde, maar verzoekster was op dat moment niet in staat haar wil te bepalen waardoor dit genegeerd had moeten worden. Een crisismaatregel is een inbreuk op de vrijheid van verzoekster. Zij is als gevolg van de crisismaatregel een aantal dagen onrechtmatig opgenomen geweest op een gesloten afdeling zonder bijstand van een advocaat.
2.2.2.
De burgemeester heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de wenselijke zorgvuldigheid in zaken waar met spoed gehandeld moet worden, lastig haalbaar is. Er zou kostbare tijd verloren zijn gegaan wanneer er gewacht was op een advocaat. De burgemeester is van mening dat er gelet op de omstandigheden zorgvuldig is gehandeld en dat de crisismaatregel niet onrechtmatig is genomen.
2.2.3.
Op grond van artikel 7:2 lid 3 Wvggz draagt de burgemeester ervoor zorg dat betrokkene, indien hij geen advocaat heeft, binnen vierentwintig uur na het nemen van de crisismaatregel wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
2.2.4.
Verzoekster is op 29 januari 2010, voorafgaande aan het nemen van de crisismaatregel, door een medewerker van de burgemeester gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling is de geluidsopname die van dit gesprek is gemaakt afgespeeld. De rechtbank stelt vast dat daarop is te horen dat verzoekster op de vraag of zij een advocaat wil zegt dat ze géén advocaat wil.
2.2.5.
Tussen partijen is in geschil of de burgemeester ten onrechte geen advocaat aan verzoekster heeft toegewezen en zo ja, of dat verzuim leidt tot onrechtmatigheid van de crisismaatregel.
2.2.6.
De rechtbank is van oordeel dat het toevoegen van een advocaat behoort tot de verantwoordelijkheid van de burgemeester rondom het nemen van een crisismaatregel. Dat betekent echter niet dat de rechtmatigheid van de crisismaatregel afhankelijk is gesteld van het al dan niet toewijzen van een advocaat. Artikel 7:2 lid 3 Wvggz bepaalt immers dat de burgemeester ervoor zorg moet dragen dat ná het nemen van de crisismaatregel betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat. Nu niet is geschil is dat aan de criteria voor het nemen van de crisismaatregel is voldaan, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
2.3.
Verzoek tot schadevergoeding
2.3.1.
De advocaat stelt primair dat verzoekster, als gevolg van de onrechtmatig genomen crisismaatregel, immateriële schade heeft geleden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van verzoekster zich voorts op het standpunt gesteld dat, ook als de crisismaatregel rechtmatig is genomen, de burgemeester heeft verzuimd zorg te dragen voor een advocaat waardoor verzoekster immateriële schade heeft geleden. Verzoekster is in ieder geval vier dagen verstoken geweest van rechtsbijstand en heeft daardoor € 150,- per dag schade geleden.
2.3.2.
De burgemeester stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen omdat de crisismaatregel niet onrechtmatig is genomen. Voor zover er wel sprake is van schadeplicht, stelt de burgemeester dat het verzuim slechts een dag heeft geduurd. Daarnaast dient een eventuele schadevergoeding te worden beperkt tot € 50,- per dag.
2.3.3.
Nu de rechtbank, zoals onder 2.2.6. is overwogen, het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond zal verklaren, zal het primaire verzoek tot schadevergoeding worden afgewezen.
2.3.4.
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek om schadevergoeding oordeelt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 7:2 lid 3 Wvggz heeft iemand die met een crisismaatregel wordt opgenomen, recht op bijstand door een advocaat. De betrokkene kan daarvan afzien door bedenkingen naar voren te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank mag, gelet op de omstandigheden waaronder een crisismaatregel doorgaans wordt verleend, niet te snel worden aangenomen dat een betrokkene bedenkingen tegen een advocaat heeft. Het gaat immers om een onvrijwillige opname van een persoon bij wie een stoornis van de geestvermogen wordt vermoed. Alleen als een persoon ondubbelzinnig zijn bedenkingen naar voren heeft gebracht en die bedenkingen in verhouding staan tot het belang dat daarmee wordt prijsgegeven, kan dat worden aangenomen.
2.3.5.
Verzoekster heeft weliswaar tijdens het horen gezegd dat ze geen advocaat nodig had, maar dat was in antwoord op de vraag of zij een advocaat wilde. Niet is gebleken dat verzoekster zelf bedenkingen naar voren heeft gebracht. De rechtbank betrekt daarbij nog dat verzoekster pas 17 jaar is en zich in een zeer kwetsbare situatie bevond. Dat het inschakelen van een advocaat de spoedeisendheid van de procedure in de weg zou staan, zoals ter zitting namens de burgmeester nog naar voren is gebracht, acht de rechtbank niet aannemelijk. Advocaten werken immers met een piketdienst en bovendien kan, terwijl gewacht wordt op een advocaat, de crisismaatregel al genomen worden. De rechtbank merkt nog op dat het toevoegen van een advocaat niet alleen is bedoeld om beroep in te kunnen stellen tegen de crisismaatregel. Uit de vraagstelling aan verzoekster tijdens het horen zou die indruk bij verzoekster gewekt kunnen zijn.
2.3.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester ten onrechte geen advocaat heeft toegevoegd en dat derhalve de wet niet behoorlijk is nageleefd. Door verzoekster is voldoende gesteld dat zij hierdoor immateriële schade heeft geleden, hetgeen door de burgemeester ook niet is betwist. Ook de rechtbank acht het aannemelijk dat verzoekster hierdoor immateriële schade heeft geleden.
2.3.7.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster in totaal één dag verstoken is geweest van rechtsbijstand. De crisismaatregel is op 29 januari 2020 genomen. Dat betekent dat uiterlijk op 30 januari 2020 een advocaat toegevoegd had moeten worden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van verzoekster verklaard dat zij op vrijdag 31 januari 2020 benaderd is om verzoekster bij te staan. De rechtbank acht in dit geval een schadevergoeding van € 50,- billijk.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 29 januari 2020 ongegrond;
- bepaalt dat verzoekster een schadevergoeding van € 50,- toekomt ten laste van de gemeente Capelle aan den IJssel ;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 18 maart 2020 gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van S. Plaisier-van Welie, griffier. | ||
Tegen deze beschikking staat, voor zover het betreft het beroep tegen de crisismaatregel, het rechtsmiddel van cassatie open. Voor zover het betreft het verzoek tot schadevergoeding kan tegen deze beschikking door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.