Hof Amsterdam, 20-09-2019, nr. 23-000407-17
ECLI:NL:GHAMS:2019:3411
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-09-2019
- Zaaknummer
23-000407-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:3411, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑09‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:757
Uitspraak 20‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Mega Katwilg. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander uitbuiten van een kwetsbare, verstandelijk beperkte vrouw, die te kampen had met psychiatrische problemen en schulden. Veroordeling tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest. Overwegingen vordering benadeelde partij.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000407-17
datum uitspraak: 20 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-728247-15 tegen
[verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2019 en 2, 3, 4, 5, 6 en 11 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015, althans in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangeefster], (telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van voornoemde [aangeefster]
en/of
- voornoemde [aangeefster] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten voornoemde [aangeefster],
immers heeft, zij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat voornoemde [aangeefster] zwakbegaafd was en/of in de opvang zat en/of uit de opvang weg moest en/of geen woonruimte (meer) had en/of schulden had en/of niet over geld kon beschikken en/of over weinig geld beschikte en/of dat voornoemde [aangeefster] een klein sociaal netwerk had
- met voornoemde [aangeefster] een relatie aangegaan en/of
- tegen voornoemde [aangeefster] gezegd dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) 4 jaar in een gevangenis had(den) gezeten en/of in het verleden mensen had(den) afgeperst en/of
- kleding en/of goederen van voornoemde [aangeefster] opgehaald en/of
- naaktfoto's en/of sekueel getinte foto's en/of een of meer advertentie(s) van voornoemde [aangeefster] gemaakt en/of aangemaakt voor plaatsing en/of geplaatst op een of meer sekssite(s) en/of de site www.kinky.nl en/of www.sexjobs.nl en/of www.chatgirl.nl onder de naam [werknaam1 aangeefster] en/of [werknaam3 aangeefster], althans een andere naam en/of
- voornoemde [aangeefster] gebracht naar de plek en/of woning (van haar, verdachte en/of haar mededader(s)), althans een plek en/of woning voor die [aangeefster] geregeld waar zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en/of voornoemde [aangeefster] een whatsapp bericht gestuurd om te komen, alwaar zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en/of
- voornoemde [aangeefster] gedwongen, althans bewogen vele (te lange) uren en/of bij ziekte en/of tijdens de ongesteldheid te werken in de prostitutie en/of
- voor voornoemde [aangeefster] eten en/of kleding en/of condooms en/of sponsjes geregeld en/of
- een of meer klant(en) voor voornoemde [aangeefster] geboekt en/of
- prijsafspraken met klanten gemaakt en/of
- bijgehouden wat de (prostitutie)inkomsten waren van voornoemde [aangeefster] en/of
- voornoemde [aangeefster] bewogen seksuele handelingen met klanten te ondergaan en/of
- voornoemde [aangeefster] in de gaten gehouden en/of
- haar verdiensten uit de (prostitutie)werkzaamheden aan haar, verdachte en/of haar mededader(s)af laten staan en/of in ontvangst genomen en/of
- voornoemde [aangeefster] geen, althans een gering geldbedrag gegeven en/of
- de bankpas van voornoemde [aangeefster] afgepakt en/of gebruikt en/of
- de bankzaken van voornoemde [aangeefster] geregeld en/of
- voornoemde [aangeefster] geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [aangeefster] gedwongen geld op te nemen met haar bankpas en/of
- geldbedragen van de bankrekening van voornoemde [aangeefster] gehaald en/of
- tegen voornoemde [aangeefster] gezegd wat zij aan de politie moest vertellen en/of dat wanneer zij, verdachte en/of haar mededader(s) moest(en) zitten er doden zouden vallen, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- zich ten opzichte van de vader en/of kennissen van voornoemde [aangeefster] voorgedaan als maatschappelijk werker van voornoemde [aangeefster] en/of
- voornoemde [aangeefster] gedwongen, althans bewogen om sieraden bij haar ex-man te halen en te verpachten en/of de opbrengst daarvan aan haar, verdachte en/of haar mededader(s) af te geven en/of
door welke feiten en/of omstandigheden voor voornoemde [aangeefster] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken;
Subsidiair:
[verdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015, althans in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangeefster], (telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van voornoemde [aangeefster]
en/of
- voornoemde [aangeefster] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten voornoemde [aangeefster],
immers heeft voornoemde [verdachte 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
terwijl die [verdachte 1] en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat voornoemde [aangeefster] zwakbegaafd was en/of in de opvang zat en/of uit de opvang weg moest en/of geen woonruimte (meer) had en/of schulden had en/of niet over geld kon beschikken en/of over weinig geld beschikte en/of dat voornoemde [aangeefster] een klein sociaal netwerk had
- met voornoemde [aangeefster] een relatie aangegaan en/of
- tegen voornoemde [aangeefster] gezegd dat die [verdachte 1] en/of zijn mededader(s) 4 jaar in een gevangenis had(den) gezeten en/of in het verleden mensen had(den) afgeperst en/of
- kleding en/of goederen van voornoemde [aangeefster] opgehaald en/of
- naaktfoto's en/of sekueel getinte foto's en/of een of meer advertentie(s) van voornoemde [aangeefster] gemaakt en/of aangemaakt voor plaatsing en/of geplaatst op een of meer sekssite(s) en/of de site www.kinky.nl en/of www.sexjobs.nl en/of www.chatgirl.nl onder de naam [werknaam1 aangeefster] en/of [werknaam3 aangeefster], althans een andere naam en/of
- voornoemde [aangeefster] gebracht naar de plek en/of woning (van die [verdachte 1] en/of zijn mededader(s)), althans een plek en/of woning voor die [aangeefster] geregeld waar zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en/of voornoemde [aangeefster] een whatsapp bericht gestuurd om te komen, alwaar zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en/of
- voornoemde [aangeefster] gedwongen, althans bewogen vele (te lange) uren en/of bij ziekte en/of tijdens de ongesteldheid te werken in de prostitutie en/of
- voor voornoemde [aangeefster] eten en/of kleding en/of condooms en/of sponsjes geregeld en/of
- een of meer klant(en) voor voornoemde [aangeefster] geboekt en/of
- prijsafspraken met klanten gemaakt en/of
- bijgehouden wat de (prostitutie)inkomsten waren van voornoemde [aangeefster] en/of
- voornoemde [aangeefster] bewogen seksuele handelingen met klanten te ondergaan en/of
- voornoemde [aangeefster] in de gaten gehouden en/of
- haar verdiensten uit de (prostitutie)werkzaamheden aan die [verdachte 1] en/of zijn mededader(s)af laten staan en/of in ontvangst genomen en/of
- voornoemde [aangeefster] geen, althans een gering geldbedrag gegeven en/of
- de bankpas van voornoemde [aangeefster] afgepakt en/of gebruikt en/of
- de bankzaken van voornoemde [aangeefster] geregeld en/of
- voornoemde [aangeefster] geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [aangeefster] gedwongen geld op te nemen met haar bankpas en/of
- geldbedragen van de bankrekening van voornoemde [aangeefster] gehaald en/of
- tegen voornoemde [aangeefster] gezegd wat zij aan de politie moest vertellen en/of dat wanneer die [verdachte 1] en/of zijn mededader(s) moest(en) zitten er doden zouden vallen, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
door welke feiten en/of omstandigheden voor voornoemde [aangeefster] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken,
bij en/of tot het plegen van welk vorenomschreven misdrijf zij verdachte en/of haar mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015, althans in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen en/of middelen heeft verschaft tot het plegen van voornoemde misdrijf door toen en daar in voornoemde periode haar, verdachte's en/of haar mededader's woning ter beschikking te stellen aan voornoemde [verdachte 1] en/of diens mededader(s);
2. zij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 22 oktober 2015, althans in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Amsterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [vader aangeefster] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (van 600,- euro), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [aangeefster] is toegegaan waarna zij, verdachte en/of haar mededader(s) eenmaal of meermalen voornoemde [aangeefster] heeft/hebben gebeld en/of gemaild en/of chat-/whatsapp- en/of emailberichten gestuurd en/of zich (daarbij) voorgedaan als [gebruikte persoonsnaam] en/of als maatschappelijk werkster (werkzaam bij [naam maatschappelijke instelling]) van de dochter van [aangeefster] en/of daarbij had(den) gevraagd aan die [aangeefster] of hij, die [aangeefster], geld wilde overmaken voor het verblijf in het blijf van mijn lijfhuis en voor kleding en voeding voor zijn dochter omdat zijn dochter geldnood had en/of vervolgens een (valselijk opgemaakte) mail (ter bevestiging) heeft/hebben gestuurd naar voornoemde [aangeefster], in elk geval zich heeft/hebben voorgedaan als iemand anders en/of als iemand van een hulpverleningsinstantie.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank. Zoals uit het hiernavolgende zal blijken, sluit het hof zich echter voor een groot deel aan bij de overwegingen van de rechtbank.
Voorafgaande overweging
Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam “Katwilg”. In dit onderzoek is sprake van een aantal verdachten. Ten aanzien van de vijf verdachten [verdachte 1], [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte 4] en [verdachte 5], wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachten worden hierna ter bevordering van de leesbaarheid ook aangeduid als [verdachte 1], [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte 4] en [verdachte 5].
Gevoerd verweer
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster]
Het standpunt van de verdediging
Kort en zakelijk weergegeven is het standpunt van de verdediging dat de verklaringen van de aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster]) onbetrouwbaar zijn en dat deze niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Bij gebrek aan ander wettig bewijs dient de verdachte te worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Van de belastende verklaringen van [aangeefster] kan niet gezegd worden dat ze in vrijheid zijn afgelegd. De politie heeft ongeoorloofde psychische druk uitgeoefend op [aangeefster] om haar te laten verklaren dat er iets strafbaars zou zijn gepleegd. Voor het ontlokken van een verklaring heeft de politie misbruik gemaakt van haar gezag, een dreigende toonzetting gehanteerd, strikvragen gesteld, [aangeefster] misleid en ongeoorloofde zedelijke druk op haar gezet. Het handelen van de politie is onrechtmatig.
Daarnaast heeft de politie veelvuldig gebruik gemaakt van suggestieve en sturende vragen, hetgeen geleid heeft tot wisselende en inconsequente verklaringen van [aangeefster]. Bovendien is zij door de ongeoorloofde beïnvloeding bewogen aangifte te doen terwijl zij eerder had aangegeven geen aangifte te willen doen, aldus de verdediging.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat [aangeefster] stevig verhoord is en er een bepaalde druk op haar is gelegd. [aangeefster] zat in een loyaliteitsconflict en leek niet geneigd over belastende aspecten te willen verklaren, reden waarom de politie haar indringend en confronterend heeft benaderd. Deze handelswijze levert naar de mening van de advocaat-generaal niet een zodanige druk op dat de verklaringen volledig terzijde gelegd dienen te worden, omdat dit nog niets zegt over de inhoudelijke juistheid van die verklaringen. Bovendien vinden haar verklaringen steun in ander (objectief) bewijsmateriaal, zoals de WhatsApp-gesprekken die zich in het dossier bevinden, de verklaringen van (mede)daders en de verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B].
In haar repliek heeft de advocaat-generaal aangevuld dat [aangeefster] over een drempel getrokken moest worden om aangifte te doen. De advocaat-generaal heeft er hierbij nog op gewezen dat [aangeefster] reeds eerder een informatief gesprek mensenhandel bij de politie had gevoerd met dezelfde belastende strekking. Er is geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster] te twijfelen. De verklaringen van [aangeefster] kunnen volgens de advocaat-generaal dan ook worden gebezigd voor het bewijs.
Het oordeel van het hof
De raadsman heeft betoogd dat het handelen van de politie onrechtmatig is en dat om die reden bewijsuitsluiting dient te volgen. Voor zover beoogd is te stellen dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), behoeft dit geen bespreking, nu het aangevoerde niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk verweer worden gesteld. De raadsman heeft slechts beperkt verweer gevoerd en heeft nagelaten duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid, Sv omschreven factoren – het belang van het geschonden voorschrift en het nadeel dat daardoor zou zijn veroorzaakt in de zaak van de verdachte – aan te geven waarom bewijsuitsluiting als rechtsgevolg zou moeten worden verbonden aan dit verzuim.
Druk die heeft geleid tot inhoudelijk onjuiste verklaringen
Uit het dossier blijkt dat [aangeefster] op 19 oktober 2015 een informatief gesprek heeft gehad bij de politie in Zeeland, waarin zij gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop zij in de prostitutie terecht is gekomen. Zij noemde daarbij [verdachte 1] en [verdachte 3] als de personen die daarbij betrokken waren en toen heeft zij ook over de rol van deze personen gesproken. Verder heeft zij in dat gesprek verklaard over de omstandigheden waaronder zij moest werken en het feit dat zij sommige dingen niet wilde maar toch moest doen. Zo heeft zij verklaard dat ze niet met klanten naar bed wilde, maar dat haar door [verdachte 1] en [verdachte 3] was verteld dat zij de enigen waren die haar konden helpen. Zij moest met klanten naar bed omdat er al een website was aangemaakt met foto’s en de klanten daarop al reageerden. Ook heeft zij toen reeds gesproken over de afdracht van het door haar verdiende geld. Van enige druk van de zijde van de politie dan wel van de zijde van anderen om deze verklaring af te leggen, is niet gebleken. Bovendien was er door de politie op het moment van het informatieve gesprek nog niet voorafgaand met haar gesproken, in elk geval niet langdurig, indringend en stevig.
In vervolg op dat informatieve gesprek is [aangeefster] op 18 en 19 december 2015 door de politie verhoord. Het hof is het met de verdediging eens dat een risico op beïnvloeding van een getuige bestaat, indien voorafgaand aan een verhoor langdurig met die getuige wordt gesproken, terwijl daarbij een negatief beeld wordt geschetst van een verdachte. Van een dergelijke beïnvloeding, in die zin dat [aangeefster] in strijd met de waarheid heeft verklaard, zoals door de verdediging is gesteld, is evenwel niet gebleken. Tijdens het afleggen van de verklaring van 18 december 2015 was de aangeefster in eerste instantie zeer terughoudend om over de verdachte te verklaren. Het hof acht het, gelet op hetgeen bij de politie al bekend was uit het eerdere informatieve gesprek en gelet op hetgeen uit het naar aanleiding daarvan al verrichte onderzoek was gebleken, gerechtvaardigd dat de politie zich in het belang van de waarheidsvinding confronterend heeft opgesteld richting [aangeefster]. Dat deze wijze van ondervragen daadwerkelijk tot waarheidsvinding heeft geleid, blijkt wel uit het feit dat [aangeefster] uiteindelijk verklaarde dat [verdachte 1] haar naar het politiebureau had gebracht, hetgeen inderdaad het geval bleek te zijn. Hoewel het verhoor indringend en stevig is geweest, acht het hof deze manier van verhoren niet zodanig dat geconcludeerd moet worden dat het heeft geleid tot druk waardoor het slachtoffer in haar verklaringen zou zijn beïnvloed, met als resultaat een onbetrouwbare verklaring. Het enkele feit dat [aangeefster] minder begaafd en kwetsbaar is, maakt dit niet anders. Het hof heeft bij deze beoordeling mede betrokken dat [aangeefster] in haar latere verklaringen – zoals ook in haar verklaringen afgelegd op 18 en 19 december 2015 – voor wat betreft haar Amsterdamse periode, op belangrijke en belastende aspecten gelijkluidend heeft verklaard als in het informatieve gesprek op 19 oktober 2015.
Steunbewijs
Daarnaast worden verschillende belangrijke (belastende) aspecten in de verklaringen van [aangeefster] door ander (objectief) bewijsmateriaal ondersteund. Het hof wijst op het navolgende.
[aangeefster] heeft verklaard dat zij op de vraag van [verdachte 1] of zij op de Wallen wilde werken, heeft aangegeven dat zij dit niet wilde en dat vervolgens via [verdachte 3] een advertentie voor een sekssite is gemaakt. Dit gegeven wordt bevestigd in een WhatsApp-gesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] op 30 augustus 2015, inhoudende: [verdachte 1]: “ze wilnie bij de ramen is openlijk”; [verdachte 3]: “uhm oke, dan kamer” (pag. 839).
Dat het inderdaad [verdachte 3] was die zich feitelijk bezighield met de advertenties zoals [aangeefster] heeft verklaard, wordt bevestigd in de WhatsApp-gesprekken tussen [verdachte 3] en [verdachte 1] waarin [verdachte 3] vraagt om beltegoed op de advertenties op te waarderen. Letterlijk: “kan je morgen beltegoed halen voor die adententoe advertenties omhoog zetten” (pag. 829) en bijvoorbeeld een appbericht van [verdachte 3] aan [verdachte 1]: “hebben 4 mensen gebeld vandaag, ik heb advententoe omhoog gezet”. Bovendien heeft [verdachte 3] zelf bevestigd dat haar telefoonnummer was vermeld bij de seksadvertenties en zij de telefoon beantwoordde en afspraken maakte met de klanten voor [aangeefster] (verklaring van [verdachte 3] ter terechtzitting van de rechtbank op 8 december 2016). Dat [verdachte 1] over het aantal klanten en de daarmee gegenereerde verdiensten werd geïnformeerd, zoals door [aangeefster] is verklaard, blijkt uit verschillende WhatsApp-gesprekken.
Conclusie
Van druk noch van beïnvloeding op grond waarvan ten onrechte belastende verklaringen tot stand zouden zijn gekomen, is sprake. Evenmin acht het hof aannemelijk dat door de aangeefster belastende verklaringen in strijd met de waarheid zouden zijn afgelegd in verband met de wijze waarop zij is verhoord. Dat [aangeefster] op onderdelen in haar verklaringen tegenstrijdig heeft verklaard, maakt de conclusie niet anders, nu dit op ondergeschikte punten is en de belangrijke belastende aspecten door ander bewijsmateriaal worden ondersteund. Het hof acht de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar en bezigt deze dan ook voor het bewijs.
Inleiding en bewijsoverwegingen
Het hof stelt op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Inleiding
Op 19 oktober 2015 heeft op een politiebureau in Zeeland een informatief gesprek mensenhandel plaatsgevonden met de dan 33-jarige [aangeefster], die in een Blijf-van-mijn-lijfhuis (hierna: de Blijf Groep) in Amsterdam verblijft.
[aangeefster] heeft in dit informatieve gesprek alsmede in haar latere verhoren verder het volgende verklaard. Via de datingsite Badoo heeft ze een jongen genaamd [voornaam verdachte 1] (zoals later blijkt te zijn: [verdachte 1]) leren kennen. Zij heeft met [verdachte 1] afgesproken, is naar zijn woning toe gegaan en zij hebben daar seks gehad. [aangeefster] heeft [verdachte 1] al bij hun eerste ontmoeting verteld dat zij bij de Blijf Groep verbleef, dat zij problemen had en dat zij schulden had. [verdachte 1] heeft op 29 augustus 2015, een dag nadat zij elkaar hadden ontmoet, aangeboden om [aangeefster] te helpen en heeft haar gevraagd of zij op de Wallen wilde werken. [aangeefster] wilde dat niet waarop [verdachte 1] aangaf, na overleg met [verdachte 3], dat hij ook voor een website kon zorgen. [verdachte 1] heeft [aangeefster] vervolgens voorgesteld aan [verdachte 3]. [verdachte 3] heeft voor [aangeefster] een advertentie aangemaakt op kinky.nl en speurders.nl onder de naam [werknaam1 aangeefster]. [verdachte 1] heeft samen met [verdachte 3] naaktfoto’s gemaakt van [aangeefster] om bij die advertentie te plaatsen. Uit onderzoek naar de advertentie op kinky.nl blijkt dat deze op 31 augustus 2015 is aangemaakt en op 3 september 2015 online is gegaan. Vanaf die dag heeft [aangeefster] als prostituee in de woning van [verdachte 3] in Amsterdam gewerkt. [verdachte 1] en [verdachte 3] boekten klanten voor [aangeefster] en hielden bij wat zij verdiende. [aangeefster] kreeg van [verdachte 1] of [verdachte 3] te horen wanneer er een klant was en zij naar het huis van [verdachte 3] moest komen om de klant te ontvangen. [aangeefster] gaf via WhatsApp na iedere klant aan [verdachte 1] en [verdachte 3] door wat zij had verdiend en gaf haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden vervolgens aan hen af. [aangeefster] heeft zelf nooit iets van dat geld gehouden. [aangeefster] was overdag in de woning van [verdachte 3] en meldde zich elke avond bij de Blijf Groep, alwaar zij de nacht doorbracht. Op 5 oktober 2015 moest [aangeefster] de Blijf Groep verlaten en heeft [verdachte 3] haar aangeboden om bij haar in te trekken. Van 5 tot en met 7 oktober 2015 heeft [aangeefster] verbleven in de woning van [verdachte 3] in Amsterdam. Vanwege een ruzie tussen [verdachte 3] en [aangeefster] heeft [aangeefster] op 7 oktober 2015 haar vader gevraagd haar in Amsterdam op te komen halen. Vervolgens heeft [aangeefster] van 7 oktober tot en met 23 oktober 2015 bij haar ouders verbleven. In de periode dat zij bij haar ouders verbleef, heeft ze altijd contact gehouden met [verdachte 1] via WhatsApp.
In latere verhoren heeft [aangeefster] nader over de rol van [verdachte 3] en [verdachte 1] in de hiervoor aangeduide periode verklaard.
Dat [aangeefster] in de periode vanaf 3 september 2015 tot en met 7 oktober 2015 in Amsterdam in de prostitutie heeft gewerkt en dat [verdachte 3] en [verdachte 1] hierbij betrokken zijn geweest, staat niet ter discussie. De vraag in de onderhavige zaak is of [verdachte 3] zich in de ten laste gelegde periode met haar handelen, al dan niet tezamen en in vereniging met [verdachte 1], schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [aangeefster] in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4 en 6 Sr.
Bewijs
Het hof acht bewezen dat [verdachte 3] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [aangeefster] in de periode van 29 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015, met dien verstande dat zij zich in vereniging met een ander ([verdachte 1]) schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4 en 6 Sr. Het hof grondt zijn beslissing dat [verdachte 3] het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de in bijlage opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van artikel 273f Sr
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 en sub 4 Sr
Dwangmiddelen
Naar het oordeel van het hof heeft [verdachte 3] zich met [verdachte 1] jegens [aangeefster] bediend van de onder artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr genoemde middelen misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Misleiding
Bij misleiding gaat het erom dat de verdachte het slachtoffer een doelbewust foute voorstelling van zaken geeft. Het hof is van oordeel dat hiervan in de onderhavige zaak sprake is. [verdachte 3] en [verdachte 1] lieten [aangeefster], in strijd met de waarheid, geloven dat zij een liefdesrelatie had met [verdachte 1] en een vriendschappelijke relatie met [verdachte 3].
Dat [verdachte 3] en [verdachte 1] andere plannen hadden met [aangeefster] en zij haar dus een foute voorstelling van zaken hebben gegeven, blijkt naar het oordeel van het hof uit de WhatsApp-berichten tussen zowel [verdachte 1] en [aangeefster], als tussen [verdachte 3] en [verdachte 1]. Hieruit blijkt dat [verdachte 1] [aangeefster] op 29 augustus 2015, een dag nadat hij seks met haar had gehad en naar eigen zeggen een relatie met haar was aangegaan, heeft gevraagd of zij wilde werken als prostituee en dat [verdachte 1], toen [aangeefster] daarmee had ingestemd, direct daarop (op 30 augustus 2015) contact heeft gelegd met [verdachte 3] om een en ander in werking te zetten. In zijn appbericht aan [verdachte 3] schreef [verdachte 1] dat ‘ze’ ([aangeefster]) niet bij de ramen wilde, waarop [verdachte 3] reageerde met: “oke, dan kamer”. [verdachte 3] heeft een advertentie voor een sekssite aangemaakt en heeft haar woning in Amsterdam ter beschikking gesteld als werkplek voor [aangeefster]. In die woning zijn ook de foto’s voor de seksadvertentie gemaakt. Enkele dagen later ontving [aangeefster] haar eerste klanten. [verdachte 3] en [verdachte 1] onderhielden daarover contact met elkaar, getuige de appberichten, bijvoorbeeld over dat “pijpen zonder” goed is. Toen [aangeefster] op een dag kennelijk ‘maar’ één klant had gehad, stuurde [verdachte 3] een appbericht aan [verdachte 1] dat zij, [verdachte 3], dan net zo goed zelf kon gaan werken. [aangeefster] heeft haar verdiensten aan [verdachte 1] en [verdachte 3] afgestaan en heeft daar nooit meer iets van teruggezien. Ook is er geen cent van haar schulden afbetaald of een bedrag voor haar gespaard. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof de kwade intentie van [verdachte 3] en [verdachte 1].
Voorts kan uit de manier waarop [verdachte 1] en [verdachte 3] over [aangeefster] spraken worden afgeleid dat de relatie tussen [verdachte 1] en [aangeefster] niet zo liefdevol was als [verdachte 1] [aangeefster] wilde doen geloven en [aangeefster] met hem dacht te hebben. Zo sprak [verdachte 1] in een WhatsAppbericht met een NN-man, enkele uren nadat hij voor de eerste keer seks had gehad met [aangeefster], over ‘een meid die wil naaien voor geld’, dat de meid een vrouw is van 33 jaar, en dat die meid ‘alles moet naaien’. Uit de verklaring van [verdachte 3] blijkt dat, toen [aangeefster] naar haar ouders was vertrokken, [verdachte 1] tegen haar ([verdachte 3]) had gezegd dat ze hem nog wel tegen zou komen omdat zij zijn ‘geldbom’ had laten vallen.
Dat [verdachte 3], met [verdachte 1], deelnam aan de misleiding van [aangeefster] blijkt verder uit het volgende. Op 31 augustus 2015 appte [verdachte 3] de gegevens van de sekssite door aan [verdachte 1], en niet aan [aangeefster]. Op diezelfde dag stuurde [verdachte 3] een appbericht aan [verdachte 1] over het kunnen verpanden of omsmelten van gouden sieraden als zij (het hof begrijpt: [aangeefster]) die heeft. [verdachte 3] liet [verdachte 1] weten [aangeefster] daarnaar gevraagd te hebben, waarop [aangeefster] [verdachte 1] vertelde dat de sieraden bij haar ex lagen. [verdachte 3] heeft, met [aangeefster], de sieraden van [aangeefster] bij de ex opgehaald en deze, zonder [aangeefster], aan een juwelier verkocht, waarbij [verdachte 3] de opbrengst grotendeels in eigen zak heeft gestoken. [verdachte 3] heeft ook geldbedragen van de rekening van [aangeefster] gehaald. Uit deze omstandigheden volgt naar het oordeel van het hof mede de kwade intentie die ook [verdachte 3] van meet af aan met [aangeefster] had.
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat [verdachte 3] niet de vriendin was die [aangeefster] dacht dat ze voor haar was. Vanaf het begin was het plan van [verdachte 1] en ook van [verdachte 3], om [aangeefster] in de prostitutie te laten werken, haar veel geld te laten verdienen en zichzelf uit die opbrengsten daarvan te bevoordelen.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Bij misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht gaat het om een geobjectiveerd bestanddeel waardoor bescherming wordt geboden aan hen die in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn. Het hof neemt als uitgangspunt dat aan dit bestanddeel is voldaan indien de prostituee verkeert of komt te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een ‘mondige prostituee’ in Nederland pleegt te verkeren.
In de onderhavige zaak is van deze situatie sprake geweest. Een eerste omstandigheid is dat [aangeefster] zodanig verliefd was op [verdachte 1] (zij zag hem als “een engel gestuurd door God”), dat zij daardoor kennelijk bereid was naar de uitdrukkelijke wens van [verdachte 1], te (blijven) werken in de prostitutie, het door haar verdiende geld aan hem en aan [verdachte 3], die zij toen als haar vriendin zag en die zij ook vertrouwde, af te staan en door hen te laten beheren.
Een tweede omstandigheid is dat [aangeefster] zwakbegaafd en beïnvloedbaar is. [aangeefster] heeft verklaard dat zij soms bang was voor [verdachte 3] en dat zij om die reden maar deed wat [verdachte 1] van haar vroeg.
Een derde omstandigheid is dat [aangeefster] een klein sociaal netwerk had. Deze omstandigheden tezamen leveren een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op, waaraan [aangeefster] geen weerstand kon bieden. [verdachte 3] was op de hoogte van het overwicht dat zij en [verdachte 1] op [aangeefster] hadden en heeft daar misbruik van gemaakt.
Misbruik van een kwetsbare positie
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De keuzemogelijkheden voor het slachtoffer ontbreken of zijn verminderd. Ook hiervan is naar het oordeel van het hof sprake geweest. [aangeefster] is zoals gezegd zwakbegaafd, was verliefd op [verdachte 1], zag [verdachte 1] als haar vriendin, vertrouwde hen en wilde haar schulden afbetalen en een toekomst met [verdachte 1] opbouwen. Ook de omstandigheden dat zij een voorgeschiedenis had met huiselijk geweld en na haar verblijf in de Blijf Groep niet over een eigen woonruimte beschikte, bij [verdachte 1] heeft ingewoond en een klein sociaal netwerk had, dragen bij aan het oordeel dat [aangeefster] zich in een kwetsbare positie bevond ten aanzien van [verdachte 1] en [verdachte 1]. [verdachte 1] heeft samen met [verdachte 1] bewust misbruik gemaakt van deze positie.
Handelingen
Het hof is van oordeel dat uit het hiervoor overwogene tevens volgt dat [verdachte 1] tezamen met [verdachte 1] met voornoemde middelen [aangeefster] heeft geworven, gehuisvest en opgenomen.
Oogmerk van uitbuiting van [aangeefster]
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie, indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting is bewezen en dat [aangeefster] in een uitbuitingssituatie verkeerde. Zoals hiervoor is overwogen, is op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat [verdachte 1] door misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie [aangeefster] heeft geworven, gehuisvest en opgenomen. Van omstandigheden vergelijkbaar met de situatie waarin een mondige prostituee verkeert, is dus geen sprake.
Daarnaast heeft [aangeefster] vrijwel niets van haar verdiensten overgehouden nu dit onder [verdachte 1] en [verdachte 1] werd verdeeld. [aangeefster] kreeg af en toe wat zakgeld om iets voor zichzelf te kopen, maar moest hier om vragen en kon zelf dus niet vrijelijk over haar geld beschikken.
Dat [verdachte 1] het oogmerk op uitbuiting had bij het werven, huisvesten en opnemen van [aangeefster] volgt uit de omstandigheid dat zij, samen met [verdachte 1], [aangeefster] de prostitutiewerkzaamheden liet verrichten. [verdachte 1] heeft ook daadwerkelijk geld ontvangen, afkomstig van de door [aangeefster] uitgevoerde prostitutiewerkzaamheden. Zij heeft zich in die periode door [aangeefster] in haar levensonderhoud laten voorzien en heeft kledingaankopen met de inkomsten van [aangeefster] uit prostitutie laten bekostigen. Dat [aangeefster] heeft ingestemd met het werk in de prostitutie, doet volgens vaste jurisprudentie aan de strafbaarheid van een en ander niet af.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het hiervoor overwogene dat [aangeefster] in een uitbuitingssituatie heeft verkeerd en dat het ook het oogmerk van [verdachte 1] is geweest om, met de hiervoor genoemde dwangmiddelen, [aangeefster] in die situatie te brengen en te houden. Voorts blijkt hieruit dat haar opzet erop was gericht zichzelf uit die uitbuiting te bevoordelen.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor omschreven gedragingen van [verdachte 1] volgt dat zij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [aangeefster].
Medeplegen
Bij de beantwoording van de vraag wanneer de samenwerking tussen de verdachte en mededaders zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken moeten de concrete omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen – bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" – een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Toegepast op deze zaak komt het hof tot de volgende beoordeling.
Ten aanzien van de samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 1] gedurende de periode in Amsterdam leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat zij en [verdachte 1] er gezamenlijk voor hebben gezorgd dat [aangeefster] naar de woning van [verdachte 1] in Amsterdam kwam om in de prostitutie te gaan werken. [verdachte 1] en [verdachte 1] hadden overleg over de manier waarop [aangeefster] zou gaan werken. De hiervoor beschreven handelingen van [verdachte 1] en [verdachte 1] waren er allemaal op gericht om [aangeefster] per direct in de prostitutie te laten werken en haar aan het werk te houden. Het hof leidt uit het voorgaande af dat [verdachte 1] en [verdachte 1] een gezamenlijk vooropgezet plan hadden om [aangeefster] voor zich te winnen en een vertrouwensband met haar op te bouwen, haar in de prostitutie te laten werken en zichzelf uit de opbrengsten daarvan te bevoordelen.
[verdachte 1] en [verdachte 1] hebben ook voordeel getrokken uit de uitbuiting van [aangeefster].
Conclusie
[verdachte 1] en [verdachte 1] vervulden aldus ieder een eigen, elkaar over en weer aanvullende rol bij het tot stand brengen en in stand houden van de uitbuitingssituatie van [aangeefster]. Op basis van de hiervoor geformuleerde uitgangspunten komt het hof tot de conclusie dat [verdachte 1] en [verdachte 1] in een zodanige mate aan de uitbuitingssituatie hebben bijgedragen, dat van een bewuste en nauwe samenwerking – in de zin van medeplegen – sprake is.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. zij in de periode van 28 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [aangeefster], door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van voornoemde [aangeefster]
en
- voornoemde [aangeefster] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard dan wel handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat voornoemde [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van voornoemde [aangeefster],
immers heeft, zij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader wist(en) dat voornoemde [aangeefster] zwakbegaafd was en/of in de opvang zat en/of uit de opvang weg moest en/of geen woonruimte (meer) had en/of schulden had en/of dat voornoemde [aangeefster] een klein sociaal netwerk had en
- naaktfoto's en seksueel getinte foto's en een advertentie van voornoemde [aangeefster] gemaakt en aangemaakt voor plaatsing en geplaatst op sekssites onder de naam [werknaam1 aangeefster] en
- voornoemde [aangeefster] gebracht en/of voornoemde [aangeefster] een WhatsApp-bericht gestuurd om te komen naar de plek, waar zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en
- voornoemde [aangeefster] bewogen tijdens de ongesteldheid te werken in de prostitutie en
- voor voornoemde [aangeefster] condooms en sponsjes geregeld en
- klanten voor voornoemde [aangeefster] geboekt en
- prijsafspraken met klanten gemaakt en
- bijgehouden wat de prostitutie-inkomsten waren van voornoemde [aangeefster] en
- voornoemde [aangeefster] bewogen seksuele handelingen met klanten te ondergaan en
- voornoemde [aangeefster] in de gaten gehouden en
- haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en haar mededader af laten staan en in ontvangst genomen en
- de bankpas van voornoemde [aangeefster] gebruikt en
- geldbedragen van de bankrekening van voornoemde [aangeefster] gehaald;
2. zij in de periode van 1 september 2015 tot en met 2 september 2015, in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, [vader aangeefster] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (van 600,- euro), met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid voornoemde [aangeefster] heeft gebeld en gemaild en app-berichten heeft gestuurd en zich daarbij voorgedaan als [gebruikte persoonsnaam] en als maatschappelijk werkster (werkzaam bij [naam maatschappelijke instelling]) van de dochter van [aangeefster] en daarbij had gevraagd aan die [aangeefster] of hij, [aangeefster], geld wilde overmaken voor het verblijf in het Blijf-van-mijn-lijfhuis en voor kleding en voeding voor zijn dochter omdat zijn dochter geldnood had.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals opgenomen in de aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 4° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 6° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot oplichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en met oplegging van een meldplicht bij Reclassering Nederland en verplichting tot medewerking aan diagnostisch onderzoek en een behandeltraject bij De Waag te Amsterdam of soortgelijke ambulante forensische zorg als bijzondere voorwaarden, waarbij voornoemde instelling opdracht is gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft verzocht om de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar eventueel in combinatie met een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna zes weken schuldig gemaakt aan het samen met een ander uitbuiten van een kwetsbare, verstandelijk beperkte vrouw, die te kampen had met psychiatrische problemen en schulden. De mededader [verdachte 1] heeft het slachtoffer leren kennen via de datingsite Badoo. Hij spiegelde haar een mooie gezamenlijke toekomst voor, onder de voorwaarde dat zij eerst haar schulden moest afbetalen. De mededader ondernam daarop activiteiten om haar in de prostitutie te laten werken. Bij deze activiteiten werd de verdachte al snel betrokken. De verdachte maakte een advertentie voor het slachtoffer aan op sekssites, maakte naaktfoto’s van haar die bij de advertenties werden geplaatst, waardeerde de advertentie van het slachtoffer op sekssites op, regelde klanten en gaf dat aan het slachtoffer door, waarop het slachtoffer naar het huis van de verdachte kwam om de klant daar in de slaapkamer te ontvangen. Voorts gaf ze haar mededader [verdachte 1] door dat het slachtoffer klanten had ontvangen en welke bedragen er waren betaald, besprak ze met hem wat ze moest doen als het slachtoffer ongesteld was, hield ze bij wat het slachtoffer verdiende en nam haar op in de woning na haar vertrek uit het Blijf van mijn lijf-huis, terwijl de prostitutiewerkzaamheden onverminderd doorgingen.
De verdachte pinde meermalen geld van de rekening van het slachtoffer, ging mee naar haar ex-echtgenoot om sieraden op te halen die vervolgens verkocht werden, waarbij het slachtoffer slechts een klein deel van de opbrengst kreeg, en lichtte de vader van het slachtoffer op door zich voor te doen als hulpverleenster om hem te bewegen geld af te staan, zogenaamd ten behoeve van het slachtoffer.
Uit deze gang van zaken blijkt dat de verdachte in een relatief korte periode zeer actief bezig is geweest om samen met haar mededader zoveel mogelijk geld aan het slachtoffer te verdienen. Het slachtoffer was, zoals door de verdachte zelf is verklaard, een “geldbom” voor de mededader [verdachte 1]. Door haar inspanningen heeft de verdachte dit sterk bevorderd en in stand gelaten.
De verdachte heeft samen met haar mededader ogenschijnlijk gewetenloos misbruik gemaakt van de blinde verliefdheid van het slachtoffer. Door haar psychiatrische problemen (borderline, angstaanvallen en psychoses), kan het slachtoffer niet altijd de gevolgen overzien of inschatten, vertrouwt ze mensen snel, en bevond ze zich op het moment dat zij de mededader leerde kennen in een Blijf van mijn lijf-huis in verband met geweld in een eerdere relatie. De verdachte heeft, wetende van deze problematieken, op flagrante wijze misbruik gemaakt van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het kwetsbare slachtoffer. Zij wist dat zij zich in een Blijf van mijn lijf-huis bevond. In plaats van haar bescherming te bieden, heeft zij haar doelbewust samen met haar mededader in de prostitutie gebracht en daarmee de kans op verdere psychische problematiek vergroot. Immers, de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde kunnen ondervinden, zoals in casu (onder meer blijkens het ter terechtzitting in hoger beroep uitgeoefende spreekrecht) ook is gebeurd. De verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven zich bewust te zijn van de ernst van haar gedragingen en de gevolgen daarvan.
Over de verdachte is reclasseringsrapportage uitgebracht. Ook bevinden zich e-mailberichten van een jeugdzorgmedewerker van Spirit en de GZ-psycholoog van De Waag in het dossier. De verdediging heeft ter terechtzitting schriftelijke informatie over de verdachte verstrekt van HVO-Querido, het UWV en het OLVG.
Uit deze stukken blijkt dat de verdachte een vrouw is met een belast verleden en problemen op het gebied van financiën en haar lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Ter zitting in hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat de verdachte een positieve wending aan haar leven heeft gegeven. Ze heeft een intensief traject doorlopen van HVO-Querido, heeft een langdurig GGZ-traject doorlopen en bevindt zich thans in de schuldhulpverlening. Daarnaast kampt ze met diverse lichamelijke klachten, heeft ze de zorg voor twee minderjarige kinderen en heeft ze inmiddels een uitkering toegekend gekregen.
Gelet echter op de aard en ernst van de bewezen verklaarde mensenhandel van een kwetsbare persoon, acht het hof een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof heeft bij de beraadslaging het door de verdediging aangevoerde betrokken, maar is van oordeel dat voor misdrijven als de onderhavige niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van enkele dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf, al dan niet in combinatie met een taakstraf, zoals door de verdediging voorgesteld. Dit zou niet alleen met betrekking tot de algemene preventie een onjuist precedent scheppen, maar ook geen recht doen aan het leed dat het slachtoffer is aangedaan. Het hof heeft een groot gewicht toegekend aan de actieve rol die de verdachte heeft gespeeld bij de seksuele uitbuiting van het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie van 19 augustus 2019 eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten, waaronder oplichting. Het hof zal niet in strafverzwarende zin rekening houden met deze eerdere veroordelingen, nu het veroordelingen betreffen die relatief lang geleden zijn opgelegd. Daarnaast betreft één daarvan een veroordeling die is uitgesproken na de onderhavige feiten. Ten aanzien van die laatste veroordeling zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 63 Sr.
De verdediging heeft gesteld dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof overweegt dat als beginpunt van de in artikel 6, eerste lid, EVRM bedoelde termijn heeft te gelden het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In dit geval dient de inverzekeringstelling van de verdachte op 21 december 2015 als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
De rechtbank heeft op 23 januari 2017 vonnis gewezen. Op 25 januari 2017 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof zal uitspraak doen op 20 september 2019. Het hof stelt vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna acht maanden, nu als uitgangspunt dient te gelden dat de behandeling ter terechtzitting wordt afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld. Het hof zal volstaan met de constatering daarvan, nu de totale duur van de behandeling van de zaak door twee instanties ongeveer drie jaar en negen maanden heeft belopen, waardoor de procedures in eerste aanleg en hoger beroep tezamen niet meer dan vier jaar in beslag hebben genomen.
Het hof acht gezien de bovenomschreven ernst van de feiten, de aard en omvang van de betrokkenheid van de verdachte, haar persoonlijke situatie en gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden en zal dit de verdachte dan ook opleggen. Deze strafoplegging is hoger dan door de rechtbank in eerste aanleg opgelegd en door de advocaat-generaal geëist, omdat het hof de ernst van de feiten in de straf in eerste aanleg en in de eis onvoldoende tot uitdrukking vindt gebracht.
In beslag genomen voorwerp
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de in beslag genomen Samsung S5 dient te worden verbeurdverklaard, nu, blijkens de verklaring van de verdachte, deze telefoon geschikt was om daarmee het internet op te gaan. Hieruit kan worden afgeleid dat de prostitutiewerkzaamheden van [aangeefster] met deze telefoon werden georganiseerd.
Het oordeel van het hof
Het hof acht, anders dan de advocaat-generaal, het in beslag genomen voorwerp niet vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting kan immers niet worden afgeleid dat het bewezen verklaarde met behulp van de betreffende Samsung S5 is begaan of voorbereid, terwijl er voorts geen grond is voor verbeurdverklaring.
Aangezien het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet, gelast het hof de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Samsung S5.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering voor wat betreft de materiele schade af te wijzen, dan wel het bedrag te matigen tot € 1.260,00, nu dat bedrag op grond van objectief bewijs kan worden vastgesteld. De gevorderde schadevergoeding in verband met de verkochte sieraden van € 260,00 is onvoldoende onderbouwd. De immateriële schade is eveneens onvoldoende onderbouwd en bovendien niet redelijk. Er kan geen causaal verband worden aangetoond tussen de handelingen van de verdachte en de gestelde immateriële schade. Een dergelijk verband kan enkel door een deskundige worden vastgesteld, waarvoor in de strafprocedure geen ruimte bestaat, aangezien het strafproces alsdan onevenredig zou worden belast, aldus de verdediging. Dit leidt ertoe dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard dient te worden.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij – overeenkomstig de beslissing van de rechtbank – hoofdelijk dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 7.884,23, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het oordeel van het hof
De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een bedrag van € 20.500,00, bestaande uit immateriële schade (€ 15.000,00) en materiële schade (€ 5.500,00). Voorts is een bedrag gevorderd van € 210,60 uit de verkoopopbrengst van haar sieraden, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 7.884,23, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Tevens is opnieuw de wettelijke rente gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden een bedrag van € 2.500,00 aan materiële schade (gederfde prostitutieinkomsten) en tot een bedrag van € 5.769,23 aan immateriële schade. De vordering is – anders dan gesteld door de verdediging – voldoende onderbouwd en de behandeling van de vordering levert in haar totaliteit geen onevenredige belasting van het strafgeding op. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
De schade wordt op na te melden wijze – overeenkomstig de overwegingen van de rechtbank – gewaardeerd.
Het hof gaat bij het bepalen van de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade uit van de volgende drie periodes. Hoewel er aanwijzingen zijn dat op meer dagen is gewerkt gaat het hof schattenderwijs uit van vijf werkdagen per week.
Periodes
- -
de periode in Amsterdam van 29 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015 (afgerond 5 weken). Het aantal door de benadeelde partij gewerkte dagen wordt door het hof, uitgaande van 5 werkdagen per week, geschat op 25 dagen;
- -
de periode in Ridderkerk van 24 oktober 2015 tot en met 13 november 2015 (3 weken). Het aantal door de benadeelde partij gewerkte dagen wordt door het hof, uitgaande van 5 werkdagen per week, geschat op 15 dagen en
- -
de periode in Rotterdam van 14 november 2015 tot en met 18 december 2015 (5 weken). Het aantal door de benadeelde partij gewerkte dagen wordt door het hof, uitgaande van 5 werkdagen per week, geschat op 25 dagen.
Vordering tot materiële schade
Inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden
In de vordering tot materiële schadevergoeding wordt ervan uitgegaan dat de benadeelde partij per dag een minimumbedrag van € 100,00 moet hebben verdiend. Het hof sluit zich hierbij aan en benadrukt dat het gevorderde bedrag van € 100,00 per dag een schatting is op het minimum en dat het ervan uitgaat dat de benadeelde partij meer inkomsten uit prostitutie moet hebben gegenereerd. De vordering is voor het maken van deze schatting voldoende onderbouwd.
Voor de periode in Amsterdam betekent dit dat de benadeelde partij 25 (dagen) x € 100,00 = € 2.500,00 heeft verdiend en dat zij deze verdiensten aan de verdachte en haar mededader heeft afgestaan. Dit bedrag ligt naar het oordeel van het hof dan ook voor toewijzing gereed en acht de verdachte hoofdelijk met haar mededader ([verdachte 1]) aansprakelijk. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade (in elk geval) is geleden, te weten op 7 oktober 2015.
Verkoop sieraden
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade ad € 210,60 in verband met de verkochte sieraden overweegt het hof als volgt. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte aan [verdachte 1] appt dat, als de benadeelde partij nog gouden sieraden heeft, ze die kunnen wegpanden/omsmelten. De verdachte appt vervolgens aan [verdachte 1] dat ze het de benadeelde partij heeft gevraagd, waarop de benadeelde partij aan [verdachte 1] appt dat de sieraden, waaronder een gouden trouwring, bij haar ex-man liggen. De volgende dag appt de verdachte aan [verdachte 1] dat ze met de benadeelde partij in de trein zit op weg naar de ex-man van laatstgenoemde. Op 2 september 2015 is een aantal sieraden van de benadeelde partij voor een bedrag van € 210,60 verkocht aan [juwelierszaak], welk bedrag contant aan de verdachte is uitbetaald. De benadeelde partij heeft in verband met deze verkoop een bedrag van € 25,00 gekregen.
Naar het oordeel van het hof staat het handelen van de verdachte in rechtstreeks verband met de mensenhandel ten aanzien van de benadeelde partij. Immers, de verkoop van de sieraden maakte deel uit van de verwevenheid van handelingen waarmee de afhankelijkheid van de benadeelde partij is bevorderd. Dit leidt ertoe dat de geleden schade van € 185,60 redelijkerwijs behoort te worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde toegebracht door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Dit bedrag ligt naar het oordeel van het hof dan ook voor toewijzing gereed. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 2 september 2015. Ten aanzien van het restantbedrag van € 25,00 wordt de vordering afgewezen.
Vordering tot immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 15.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van de immateriële schade overweegt het hof dat – wat er ook zij van de door de verdediging gestelde mogelijke predispositie dan wel pre-existentiële klachten van de benadeelde partij – aannemelijk is dat de psychische problematiek van het slachtoffer door de bewezen verklaarde feiten is verergerd. De vordering is naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht het hof de vordering ook billijk en derhalve voor toewijzing vatbaar.
Uitgaande van de hiervoor gehanteerde periodes komt het hof tot de volgende verdeling.
Voor de periode in Amsterdam geldt dat 5/13 van € 15.000,00, zijnde € 5.769,23 voor toewijzing vatbaar is. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich in deze periode samen met [verdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Het hof acht derhalve zowel de verdachte als [verdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk voor dit bedrag van € 5.769,23. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade (in elk geval) is geleden, te weten op 7 oktober 2015.
Conclusie gehele vordering
Het hof stelt het totaal toe te wijzen schadevergoedingsbedrag vast op € 8.269,23 en het bedrag van € 185,60, derhalve op € 8.454,83. De verdachte is voor het bedrag van € 8.269,23 hoofdelijk aansprakelijk met haar mededader, zoals hierboven is weergegeven.
Ten aanzien van de € 25,00 die gevorderd is in verband met de verkoop van sieraden, wordt de vordering afgewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een telefoon van het merk Samsung S5 met nummer 5106406.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.454,83 (achtduizend vierhonderdvierenvijftig euro en drieëntachtig cent) bestaande uit € 2.685,60 (tweeduizend zeshonderdvijfentachtig euro en zestig cent) materiële schade en € 5.769,23 (vijfduizend zevenhonderdnegenenzestig euro en drieëntwintig cent) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 25,00 (vijfentwintig euro) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 8.454,83 (achtduizend vierhonderdvierenvijftig euro en drieëntachtig cent) bestaande uit € 2.685,60 (tweeduizend zeshonderdvijfentachtig euro en zestig cent) materiële schade en € 5.769,23 (vijfduizend zevenhonderdnegenenzestig euro en drieëntwintig cent) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 77 (zevenenzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt ten aanzien van het bedrag van € 8.269,23 dat, indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade, alsmede voor de materiële schade voor het bedrag van € 2.500,00, op 7 oktober 2015.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade voor het bedrag van € 185,60 op 2 september 2015.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. S.M.M. Bordenga en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2019.