Einde inhoudsopgave
Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 8e Uitspoeling
Geldend
Geldend vanaf 16-12-2011
- Bronpublicatie:
30-11-2011, Stb. 2011, 594 (uitgifte: 13-12-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2011, Stb. 2011, 599 (uitgifte: 15-12-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Het college komt bij de toepassing van het uniforme beginsel, bedoeld in uitvoeringsverordening (EU) 546/2011, bijlage, deel I, onderdeel C Besluitvorming, punt 2.5.1.2, tot het oordeel dat een gewasbeschermingsmiddel geen onaanvaardbaar effect op het milieu heeft als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) 1107/2009 indien bij de toepassing van dit beginsel wordt aangetoond dat:
- a.
de concentratie van een werkzame stof, een relevant reactieproduct of een relevant afbraakproduct in het grondwater gelijk is aan of lager is dan 0,1 μg/liter bij toepassing van één van de volgende methoden van beoordelen van het gewasbeschermingsmiddel:
- 1°
een berekening met het model PEARL voor het FOCUS Kremsmünster scenario, bedoeld in bijlage 1 onder 12,
- 2°
een berekening met het model GeoPEARL, bedoeld in bijlage 1 onder 12,
- 3°
een toetsing aan metingen van concentraties in het bovenste grondwater,
- 4°
een berekening voor de verzadigde zone, bepaald volgens een rekenvoorschrift waarbij wordt uitgegaan van een afbraaksnelheid volgens de eerste orde kinetiek na 4 jaren op 10 meter diepte,
- 5°
een toetsing aan metingen van concentraties in het diepere grondwater op minimaal 10 meter beneden het maaiveld, of
- b.
bij het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel in een grondwaterbeschermingsgebied de maximaal toelaatbare concentratie van een werkzame stof, een relevant reactieproduct of een relevant afbraakproduct van 0,01 μg/liter gebaseerd op een berekening of toetsing als bedoeld in onderdeel a, onder 1 tot en met 3 niet wordt overschreden, tenzij met nadere gegevens aan de hand van een berekening of toetsing als bedoeld in onderdeel a, onder 3, 4 of 5, wordt aangetoond dat in grondwaterbeschermingsgebieden de waarde van 0,1 μg/liter niet wordt overschreden.