Procestaal: Italiaans.
HvJ EU, 09-10-2014, nr. C-428/13
ECLI:EU:C:2014:2263
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
09-10-2014
- Magistraten
T. von Danwitz, C. Vajda, A. Rosas, E. Juhász, D. Švá
- Zaaknummer
C-428/13
- Roepnaam
Yesmoke Tobacco
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
Europees belastingrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2014:2263, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 09‑10‑2014
Uitspraak 09‑10‑2014
T. von Danwitz, C. Vajda, A. Rosas, E. Juhász, D. Švá
Partij(en)
In zaak C-428/13,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) bij beslissing van 17 juli 2013, ingekomen bij het Hof op 26 juli 2013, in de procedure
Ministero dell'Economia e delle Finanze,
Amministrazione Autonoma dei Monopoli di Stato (AAMS)
tegen
Yesmoke Tobacco SpA,
wijst
HET HOF (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: T. von Danwitz (rapporteur), kamerpresident, C. Vajda, A. Rosas, E. Juhász en D. Šváby, rechters,
advocaat-generaal: M. Szpunar,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Yesmoke Tobacco SpA, vertegenwoordigd door G. Contaldi, avvocato,
- —
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door P. Gentili, avvocato dello Stato,
- —
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. J. García-Valdecasas Dorrego als gemachtigde,
- —
de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Colas en F. Gloaguen als gemachtigden,
- —
de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes, M. Rebelo en J. Colaço als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Cordewener en D. Recchia als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 7, lid 2, en 8, lid 6, van richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176, blz. 24).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen het Ministero dell'Economia e delle Finanze (ministerie van Economische Zaken en Financiën) en de Amministrazione Autonoma dei Monopoli di Stato (AAMS) (autonome dienst der staatsmonopolies), enerzijds, en Yesmoke Tobacco SpA, anderzijds, over een besluit van de directeur-generaal van de AAMS van 11 januari 2012 met de titel ‘Ripartizione dei Prezzi delle sigarette — Tabella A’ (samenstelling van de prijzen van sigaretten — tabel A) (GURI nr. 16 van 20 januari 2012) (hierna: ‘bestreden besluit’) waarbij een minimumaccijns is vastgesteld die enkel geldt voor sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Richtlijn 95/59
3
Artikel 8, lid 2, van richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten (PB L 291, blz. 40), zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/12/EU van de Raad van 16 februari 2010 (PB L 50, blz. 1; hierna: ‘richtlijn 95/59’) bepaalt:
‘Het heffingspercentage van de evenredige accijns en het bedrag van de specifieke accijns moeten voor alle sigaretten dezelfde zijn.’
4
Artikel 16, lid 7, van richtlijn 95/59 luidt:
‘Behoudens de leden 3, 4, 5 en 6 kunnen de lidstaten een minimumaccijns op sigaretten heffen.’
Richtlijn 2011/64
5
De punten 2, 3, 9, 14 en 16 van de considerans van richtlijn 2011/64 luiden:
- ‘(2)
De wetgeving van de Unie betreffende de belasting van tabaksproducten dient te zorgen voor de goede werking van de interne markt en een hoog niveau van gezondheidsbescherming, zoals vereist bij artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en rekening gehouden met het feit dat tabaksproducten de gezondheid ernstig kunnen schaden en dat de Unie partij is bij de kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik. De bestaande situatie voor elk van de verschillende soorten tabaksfabrikaten dient in aanmerking te worden genomen.
- (3)
Een van de doelstellingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie is de instandhouding van een economische unie waarvan de kenmerken analoog zijn aan die van een binnenlandse markt, waarin gezonde mededinging bestaat. De verwezenlijking van dit doel met betrekking tot de sector tabaksfabrikaten veronderstelt dat de in de lidstaten op het verbruik van producten van deze sector geheven belasting zodanig wordt toegepast dat de mededingingsvoorwaarden niet worden vervalst en het vrije verkeer van deze producten binnen de Unie niet wordt belemmerd.
[…]
- (9)
Wat de accijnzen betreft, moet de harmonisatie van de structuren in het bijzonder tot gevolg hebben dat de concurrentieverhoudingen tussen de verschillende categorieën tabaksfabrikaten die tot een zelfde groep behoren, niet worden vervalst door de invloed van de belastingheffing en dat zodoende de openstelling van de nationale markten van de lidstaten wordt verwezenlijkt.
[…]
- (14)
Wat sigaretten betreft, dient een neutraal mededingingsklimaat voor de fabrikanten te worden gewaarborgd, dient de fragmentering van de tabaksmarkten te worden teruggedrongen en dient meer gewicht te worden gegeven aan gezondheidsdoelstellingen. Dit ad-valoremminimum dient derhalve te worden gerelateerd aan de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs en het nominale minimum moet van toepassing worden op alle sigaretten. Om dezelfde redenen moet de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs ook dienen als maatstaf voor het bepalen van het aandeel van het specifieke accijnsrecht in de totale belastingdruk.
[…]
- (16)
Een dergelijke convergentie zou tevens een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens helpen garanderen. De belastingdruk speelt een belangrijke rol in de prijs van een tabaksproduct, die op zijn beurt het rookgedrag van de consument beïnvloedt. Fraude en smokkel ondergraven het fiscaal gestuurde prijsniveau in het bijzonder van sigaretten en van tabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, zodat de verwezenlijking van de doelstellingen van het tabakontmoedigingsbeleid en de gezondheidsbescherming in het gedrang komt.’
6
Artikel 1 van richtlijn 2011/64 bepaalt:
‘In deze richtlijn worden algemene beginselen vastgesteld voor de harmonisatie van de structuur en de tarieven van de accijns welke de lidstaten op tabaksfabrikaten heffen.’
7
Artikel 7, leden 1 en 2, van richtlijn 2011/64 luidt als volgt:
- ‘1.
Op in de Unie vervaardigde en op uit derde landen ingevoerde sigaretten wordt een ad-valoremaccijns geheven die berekend is over de maximumkleinhandelsprijs, met inbegrip van de douanerechten, alsmede een specifieke accijns welke berekend wordt per eenheid product.
In afwijking van de eerste alinea kan elke lidstaat de douanerechten uitsluiten van de berekeningsgrondslag voor de ad-valoremaccijns op sigaretten.
- 2.
Het heffingspercentage van de ad-valoremaccijns en het bedrag van de specifieke accijns moeten voor alle sigaretten dezelfde zijn.’
8
Artikel 8, leden 3 tot en met 6, van richtlijn 2011/64 luidt als volgt:
- ‘3.
Tot en met 31 december 2013 mag het specifieke deel van de accijns niet lager zijn dan 5 % noch hoger dan 76,5 % van de totale belastingdruk die resulteert uit de samenstelling van:
- a)
de specifieke accijns;
- b)
de ad-valoremaccijns en de belasting op de toegevoegde waarde (btw) die worden geheven op de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs.
- 4.
Vanaf 1 januari 2014 mag het specifieke deel van de accijns op sigaretten niet lager zijn dan 7,5 % noch hoger dan 76,5 % van de totale belastingdruk die resulteert uit de samenstelling van:
- a)
de specifieke accijns;
- b)
de ad-valoremaccijns en de btw die worden geheven op de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs.
- 5.
Wanneer de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van sigaretten in een lidstaat verandert en het specifieke deel van de accijns, uitgedrukt als percentage van de totale belastingdruk, hierdoor minder dan 5 % of 7,5 %, al naargelang het geval, dan wel meer dan 76,5 % van de totale belastingdruk gaat bedragen, mag de betrokken lidstaat, in afwijking van de leden 3 en 4, wachten met het aanpassen van het bedrag van de specifieke accijns tot uiterlijk 1 januari van het tweede jaar volgende op dat waarin de verandering zich heeft voorgedaan.
- 6.
Onverminderd de leden 3, 4 en 5 van dit artikel en artikel 7, lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten een minimumaccijns op sigaretten heffen.’
9
Artikel 14, lid 2, van richtlijn 2011/64 bepaalt:
‘De totale accijns (specifiek recht en/of ad-valoremaccijns exclusief btw), uitgedrukt als percentage of als een bedrag per kilogram of per aantallen stuks, moet ten minste gelijk zijn aan de minimumtarieven of -bedragen:
- a)
voor sigaren of cigarillo's: 5 % van de kleinhandelsprijs, inclusief alle belastingen, of 12 EUR per 1 000 stuks of per kilogram;
- b)
voor tabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten: 40 % van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van tot verbruik uitgeslagen tabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, of 40 EUR per kilogram;
- c)
voor andere rooktabak: 20 % van de kleinhandelsprijs, inclusief alle belastingen, of 22 EUR per kilogram.
Met ingang van 1 januari 2013 bedraagt de totale accijns op rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten ten minste 43 % van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van tot verbruik uitgeslagen rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, of ten minste 47 EUR per kilogram.
Met ingang van 1 januari 2015 bedraagt de totale accijns op rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten ten minste 46 % van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van tot verbruik uitgeslagen rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, of ten minste 54 EUR per kilogram.
Met ingang van 1 januari 2018 bedraagt de totale accijns op rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten ten minste 48 % van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van tot verbruik uitgeslagen rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, of ten minste 60 EUR per kilogram.
Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de totale accijns op rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten ten minste 50 % van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van tot verbruik uitgeslagen rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, of ten minste 60 EUR per kilogram.
De gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs is gelijk aan de op basis van de kleinhandelsprijs inclusief alle belastingen berekende totale waarde van de tot verbruik uitgeslagen rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten, gedeeld door de totale hoeveelheid tot verbruik uitgeslagen rooktabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten. Deze prijs wordt uiterlijk op 1 maart van elk jaar bepaald op basis van de gegevens in verband met alle tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden van het voorgaande kalenderjaar.’
10
Artikel 21 van richtlijn 2011/64 luidt:
‘De richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en 95/59[…], zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, worden ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.’
11
Artikel 22 van deze richtlijn bepaalt dat zij op 1 januari 2011 in werking treedt.
Italiaans recht
12
Artikel 39 quinquies van decreto legislativo (wetsdecreet) nr. 504 van 26 oktober 1995 (gewoon supplement bij GURI nr. 279 van 29 november 1995), gewijzigd bij artikel 55, lid 2 bis, sub c, van wet nr. 122 van 30 juli 2010 (gewoon supplement bij GURI nr. 176 van 30 juli 2010; hierna: ‘decreto legislativo’), met het opschrift ‘Tabellen met de samenstelling van kleinhandelsprijzen’, bepaalt:
- ‘1.
Bij besluit van de directeur van de [AAMS], bekendgemaakt in de Gazzetta Ufficiale della Repubblica italiana, worden de tabellen met de samenstelling van de kleinhandelsprijs van tabaksfabrikaten vastgesteld. De verkoopprijzen van de in artikel 39 bis, lid 1, sub a en b, bedoelde producten worden vastgesteld aan de hand van de prijs per kilogram, die gelijk is aan respectievelijk:
- a)
200 sigaren;
- b)
400 cigarillo's;
- c)
1 000 sigaretten.
- 2.
Voor sigaretten worden de in lid 1 genoemde tabellen vastgesteld aan de hand van de sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse, die om de drie maanden worden bepaald aan de hand van de gegevens van de eerste dag van elk trimester en wat betreft het specifieke deel van de accijns, aan de hand van de in lid 2 bis bedoelde gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs per kilogram sigaretten.
- 2 bis.
Uiterlijk op 1 maart van elk jaar bepaalt de [AAMS] voor de in artikel 39 bis, lid 1, sub b, bedoelde sigaretten de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs per kilogram […], die gelijk is aan de verhouding, afgerond op hele euro's, van de totale waarde van de in het voorafgaande kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen sigaretten, berekend op basis van de kleinhandelsprijs, inclusief alle belastingen, en de totale hoeveelheid sigaretten.’
13
Artikel 39 octies, leden 3 en 4, van het decreto legislativo, met het opschrift ‘Basistarieven en berekening van de accijns van toepassing op tabaksfabrikaten’, bepaalt:
- ‘3.
De accijns op sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse, bepaald overeenkomstig artikel 39 quinquies, lid 2, wordt berekend door het basistarief toe te passen op de kleinhandelsprijs. Dat bedrag vormt het basisbedrag.
- 4.
De verschuldigde accijns voor sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de in artikel 39 quinquies, lid 2, bedoelde meest gevraagde prijsklasse bedraagt 115 % van het in lid 3 bedoelde basisbedrag.’
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
14
Bij het bestreden besluit heeft de directeur-generaal van de AAMS uit hoofde van artikel 39 octies, lid 4, van het decreto legislativo de verschuldigde minimumaccijns voor sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse vastgesteld op 115 % van het basisbedrag.
15
Yesmoke Tobacco SpA, een vennootschap die sigaretten vervaardigt en verhandelt tegen een prijs die lager is dan die van de meest gevraagde prijsklasse, is bij het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio opgekomen tegen het bestreden besluit met de stelling dat deze maatregel de facto neerkwam op de vaststelling van een minimumverkoopprijs voor sigaretten.
16
Bij vonnis van 5 april 2012 heeft het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio het bestreden besluit nietig verklaard na artikel 39 octies van het decreto legislativo buiten toepassing te hebben gelaten. Deze rechter heeft overwogen dat bij het besluit in feite opnieuw een minimumverkoopprijs voor tabaksfabrikaten wordt ingevoerd, hetgeen volgens hem indruiste tegen het arrest Commissie/Italië (C-571/08, EU:C:2010:367).
17
Op 5 juni 2012 hebben het Ministero dell'Economia e delle Finanze en de AAMS hogere voorziening tegen dit vonnis ingesteld bij de Consiglio di Stato. Volgens hen houdt de nationale regeling voor de minimumverkoopprijs van sigaretten waarover het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio zich heeft uitgesproken, geen verband met de bepalingen van artikel 39 octies. Deze wettelijke regeling is volledig in overeenstemming met het recht van de Unie, aangezien richtlijn 2011/64 de lidstaten toestaat een minimumaccijns over sigaretten te heffen.
18
Naar het oordeel van de verwijzende rechter hangt de beslechting van het hoofdgeding af van de uitlegging van de richtlijnen 95/59 en 2011/64.
19
Daarop heeft de Consiglio di Stato de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
‘Staan artikel 8, lid 2 van richtlijn 95/59[…] en artikel 7, lid 2, van richtlijn 2011/64[…], die bepalen dat het heffingspercentage van de evenredige accijns respectievelijk van de ad-valoremaccijns en het bedrag van de specifieke accijns ‘voor alle sigaretten dezelfde [moeten] zijn’, in de weg aan een nationale bepaling als artikel 39 octies, lid 4, van het decreto legislativo […], die bepaalt dat de accijns voor sigaretten met een verkoopprijs aan het publiek die lager is dan die van de sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse, gelijk is aan 115 % van het basisbedrag, zodat een accijns met een specifiek vast minimumtarief geldt voor sigaretten met een lagere verkoopprijs, en niet een minimumaccijnsbedrag voor sigaretten van alle prijsklassen, zoals toegestaan door artikel 16, lid 7, van richtlijn 95/59[…] en door artikel 14, lid 2, van richtlijn 2011/64[…]?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
20
Vooraf moet ten eerste worden opgemerkt dat het hoofdgeding betrekking heeft op een besluit van de directeur-generaal van de AAMS van 11 januari 2012 waarbij de accijnstarieven voor sigaretten zijn vastgesteld. Volgens de artikelen 21 en 22 van richtlijn 2011/64 is richtlijn 95/59 met ingang van 1 januari 2011 door deze richtlijn ingetrokken en vervangen. De vraag moet dus uitsluitend in het licht van de bepalingen van richtlijn 2011/64 worden onderzocht.
21
Ten tweede moet worden opgemerkt dat de verwijzende rechter verwijst naar artikel 14, lid 2, van richtlijn 2011/64, dat is opgenomen in hoofdstuk 4 ervan, met het opschrift ‘Bepalingen die van toepassing zijn op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten’, dat geen betrekking heeft op sigaretten. Het stelsel van minimumaccijnzen waar de prejudiciële vraag op doelt, is opgenomen in artikel 8, lid 6, van richtlijn 2011/64. De prejudiciële vraag moet derhalve aldus worden begrepen dat zij doelt op artikel 8, lid 6, van deze richtlijn en niet op artikel 14, lid 2, ervan.
22
Daaruit volgt dat de verwijzende rechter met zijn vraag in wezen wenst te vernemen of de artikelen 7, lid 2, en 8, lid 6, van richtlijn 2011/64 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling waarbij niet een uniforme minimumaccijns wordt vastgesteld voor alle sigaretten, maar een minimumaccijns die enkel van toepassing is op sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse.
23
Richtlijn 2011/64 strekt ertoe algemene beginselen vast te stellen voor de harmonisatie van de structuur en de tarieven van de accijns welke de lidstaten op tabaksfabrikaten heffen. Uit met name de punten 2, 3, 9 en 14 van de considerans van richtlijn 2011/64 komt naar voren dat richtlijn 2011/64 ertoe strekt te zorgen voor de goede werking van de interne markt en voor een neutraal mededingingsklimaat. Inzonderheid mag de harmonisatie van de accijnsstructuren niet tot gevolg hebben dat de concurrentieverhoudingen in de tabakssector worden vervalst.
24
Wat sigaretten betreft, wordt krachtens artikel 7, lid 1, van richtlijn 2011/64 op in de Unie vervaardigde en op uit derde landen ingevoerde sigaretten een totale accijns geheven die is opgebouwd uit een ad-valoremaccijns, berekend over de maximumkleinhandelsprijs, en een specifieke accijns, berekend per eenheid product. Het bedrag van de totale accijns varieert naargelang de verkoopprijs van de sigaretten, want de ad-valoremaccijns wordt vastgesteld aan de hand van de verkoopprijs en daalt of stijgt evenredig daarmee.
25
Artikel 7, lid 2, van richtlijn 2011/64 preciseert dat het heffingspercentage van de ad-valoremaccijns en het bedrag van de specifieke accijns voor alle sigaretten dezelfde moeten zijn. Uit de bewoordingen van de leden 1 en 2 van artikel 7 vloeit voort dat de totale accijns verplicht is voor alle sigaretten, ongeacht hun kenmerken en prijs.
26
Niettemin kunnen de lidstaten overeenkomstig artikel 8, lid 6, van richtlijn 2011/64 een minimumaccijns op sigaretten heffen, onverminderd de leden 3, 4 en 5 van dit artikel 8, waarin de te eerbiedigen bandbreedten voor de specifieke accijns zijn neergelegd.
27
In dat verband moet worden opgemerkt dat het woordbestanddeel ‘minimum’ impliceert dat de in artikel 8, lid 6, van richtlijn 2011/64 bedoelde accijns een drempelwaarde voor de belasting behelst, waaronder de verschuldigde belasting niet evenredig lager wordt. Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen aan het Hof heeft onderstreept, dient de minimumaccijns ertoe te beletten dat de ad-valoremaccijns onder de drempelwaarde voor de belasting zijn evenredig effect uitoefent.
28
Aangezien de totale accijns verplicht is voor alle sigaretten ongeacht hun kenmerken en hun prijs, moet een minimumaccijns, indien de lidstaten deze krachtens artikel 8, lid 6, van richtlijn 2011/64 heffen, worden toegepast op alle sigaretten, ongeacht hun kenmerken en prijs (zie in die zin over richtlijn 95/59, arrest Commissie/Frankrijk, C-302/00, EU:C:2002:123, punt 20).
29
Voor het overige moet worden opgemerkt dat richtlijn 2011/64 een onderscheid maakt tussen verschillende categorieën door de richtlijn geharmoniseerde tabaksfabrikaten, te wetten sigaretten, sigaren en cigarillo's, tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak, maar niet tussen verschillende categorieën sigaretten. Voor de toepassing van richtlijn 2011/64 moeten sigaretten dus worden beschouwd als een enkele categorie tabaksfabrikaten.
30
Een minimumaccijns die enkel voor bepaalde categorieën sigaretten geldt, zoals in de nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, maakt het mogelijk dat het als totale accijns geheven bedrag voor bepaalde andere categorieën lager is dan de minimumaccijns, terwijl de invoering van deze minimumaccijns er volgens richtlijn 2011/64 toe moet strekken in een context van lage prijzen te vermijden dat de verschuldigde belasting onder deze drempelwaarde evenredig daalt en aldus moet voorkomen dat de belasting op de goedkoopste sigaretten te laag is.
31
Als de lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid overeenkomstig artikel 8, lid 6, van richtlijn 2011/64 een minimumaccijns in te voeren, moet een dergelijke regeling passen binnen het kader dat door deze richtlijn is afgebakend en mag zij niet indruisen tegen de doelstellingen ervan. Drempelwaarden voor de belasting die afhangen van de kenmerken of de prijs van sigaretten brengen verstoringen van de mededinging tussen verschillende sigaretten mee en zijn dus in strijd met de doelstelling te zorgen voor de goede werking van de interne markt en een neutraal mededingingsklimaat, die door richtlijn 2011/64 wordt nagestreefd.
32
Dat is precies het effect van de regeling die in het hoofdgeding aan de orde is: daarin wordt namelijk bepaald dat enkel op sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse een accijns wordt geheven van 115 % van de accijns die geldt voor sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse.
33
Het in het hoofdgeding bestreden besluit geeft immers aan, zoals blijkt uit de aan dat besluit gehechte tabel, dat de sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse de sigaretten zijn waarvan de kleinhandelsprijs 210 EUR per duizend sigaretten bedraagt en waarop een bedrag van 122,85 EUR per duizend sigaretten wordt geheven als totale accijns, het zogenoemde basisbedrag. Ingevolge artikel 39 octies van het decreto legislativo wordt op sigaretten met een lagere prijs dan die van de meest gevraagde prijsklasse, te weten lager dan 210 EUR per duizend sigaretten, een accijns geheven van 115 % van het basisbedrag, dat wil zeggen 115 % × 122,85 EUR= 141,28 EUR per duizend sigaretten. Ingevolge de Italiaanse regeling drukt op sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan 210 EUR per duizend sigaretten aldus een hogere accijns dan de totale accijns op sigaretten met een kleinhandelsprijs tussen 210 EUR en 243 EUR per duizend sigaretten.
34
De Italiaanse regeling schept dus een stelsel waarin totale accijns geheven op sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse lager is dan de minimumaccijns op de goedkoopste sigaretten, hetgeen tot gevolg heeft dat de mededinging wordt verstoord en indruist tegen de doelstellingen van richtlijn 2011/64.
35
Met betrekking tot de doelstelling van volksgezondheid die de Italiaanse, de Spaanse, de Franse en de Portugese regering in hun schriftelijke opmerkingen aan het Hof naar voren hebben gebracht, moet worden opgemerkt dat richtlijn 2011/64, volgens de punten 2, 14 en 16 van de considerans ervan, de doelstelling van bescherming van de volksgezondheid in aanmerking neemt. Met name in punt 16 van de considerans van deze richtlijn wordt gepreciseerd dat de belastingdruk een belangrijke rol speelt in de prijs van een tabaksproduct, die op zijn beurt het rookgedrag van de consument beïnvloedt. In dat verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat de fiscale regeling met betrekking tot tabaksproducten een belangrijk en doeltreffend instrument ter bestrijding van het gebruik van die producten en dus ter bescherming van de volksgezondheid is (zie in die zin over richtlijn 95/59 arrest Commissie/Italië, EU:C:2010:367, punt 51).
36
Mits de nationale maatregelen passen binnen het door richtlijn 2011/64 afgebakende kader, staat deze er niet aan in de weg dat de lidstaten de strijd tegen het roken voortzetten en zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid door accijns te heffen (zie in die zin over richtlijn 95/59 arrest Commissie/Italië, EU:C:2010:367, punt 48).
37
Gelet op het bovenstaande moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat de artikelen 7, lid 2, en 8, lid 6, van richtlijn 2011/64 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling zoals in het hoofdgeding aan de orde, waarbij niet een uniforme minimumaccijns wordt vastgesteld voor alle sigaretten, maar een minimumaccijns die enkel van toepassing is op sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse.
Kosten
38
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:
De artikelen 7, lid 2, en 8, lid 6, van richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling zoals in het hoofdgeding aan de orde, waarbij niet een uniforme minimumaccijns wordt vastgesteld voor alle sigaretten, maar een minimumaccijns die enkel van toepassing is op sigaretten met een lagere kleinhandelsprijs dan die van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 09‑10‑2014