NJ 1952/315
Moet het in art. 12 lid 1 Bedrijfsvergunningenbesluit 1941 vereiste opzet mede gericht zijn op het overtreden van de verbodsbepaling? Ontkennend beantwoord.
HR 18-03-1952, ECLI:NL:HR:1952:199
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 maart 1952
- Magistraten
Mrs Fick, Feber, Vrij, van Berckel, Westerouen van Meeteren
- Zaaknummer
[18031952/NJ_1952-315]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS134261:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1952:199, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑03‑1952
- Wetingang
(Sr art. 1-91; Bedrijfsvergunningenbesluit 1941 art. 12.)
Essentie
Moet het in art. 12 lid 1 Bedrijfsvergunningenbesluit 1941 vereiste opzet mede gericht zijn op het overtreden van de verbodsbepaling? Ontkennend beantwoord.
Samenvatting
Dit Besluit bepaalt in art. 12 (1), dat: „Hij die het bij art. 2, 4 of 5 gegeven verbod opzettelijk overtreedt, dan wel een krachtens art. 3 gegeven voorschrift opzettelijk niet nakomt," wordt gestraft met zekere straffen, en in art. 2 aanhet en onder 2°, dat het verboden is „zonder vergunning van den Secr.-Gen. of van een door dezen aangewezen gemachtigde in een industrieel bedrijf over te gaan tot het voortbrengen of bewerken van goederen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.