Rb. Midden-Nederland, 02-11-2018, nr. NL18.6836
ECLI:NL:RBMNE:2018:6777
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
02-11-2018
- Zaaknummer
NL18.6836
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2018:6777, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 02‑11‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2019-0123
Jurisprudentie Erfrecht 2019/167
JERF Actueel 2019/167
Uitspraak 02‑11‑2018
Inhoudsindicatie
Uitleg testament.
Partij(en)
VONNIS
_
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Zittingsplaats Utrecht zaaknummer: NL18.6836
Vonnis van 2 november 2018
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] , eiseres van de vordering,
verweerster op de tegenvordering, hierna te noemen: [eiseres] , advocaat S. Bharatsingh,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats] , verweerder op de vordering, eiser van de tegenvordering, hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat R.M. Terrahe te Arnhem.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de procesinleiding
- -
het verweerschrift met een tegenvordering
- -
het verweerschrift op de tegenvordering
- -
het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 27 september 2018
- -
een akte uitlating van [eiseres]
- -
een akte uitlating van [verweerder] .
1.2.
Ten slotte is, conform eenstemmig verzoek van partijen, vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] en [verweerder] zijn broer en zus. Zij zijn de enige kinderen en erfgenamen van de heer [de vader] sr., verder te noemen: de vader. De vader is op [2017] overleden. Zijn echtgenote, [echtgenote] , de moeder van [eiseres] en [verweerder] , is nog in leven en woont bij [eiseres] .
2.2.
De vader heeft bij leven een bedrijf opgericht, dat geëxploiteerd wordt als een schildersbedrijf en een renovatiebedrijf, in een aantal werkmaatschappijen. De aandelen van deze werkmaatschappijen worden gehouden door [holding] B.V, verder ook wel te noemen: de holding. [verweerder] en [eiseres] bezitten ieder 50 procent van de aandelen van de holding. Daarnaast heeft [verweerder] de prioriteitsaandelen van de holding in eigendom. [verweerder] is directeur van de holding.
2.3.
De vader heeft bij testament van 17 oktober 2013 over zijn nalatenschap beschikt. Hierbij heeft hij zijn echtgenote uitgesloten als erfgename en [eiseres] en [verweerder] benoemd tot enige erfgenamen.
2.4.
In het testament is onder het kopje “B. Legaten” het volgende opgenomen:
“1. Ik legateer aan mijn dochter, [eiseres] , het bedrag gelijk
aan de vordering(en) die mijn echtgenote en/of ik op haar hebben, uit welken hoofde dan ook, echter met een maximum van vijftig duizend euro (€ 50.000). Aan mijn
zoon [verweerder] legateer ik, als sublegaat ten laste van mijn dochter, al haar (certificaten van) aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [holding] B.V. ingeschreven onder het nummer [nummer] . (…)
2. Ik legateer aan mijn zoon, [verweerder] het bedrag gelijk aan de vordering(en) die mijn echtgenote en/of ik op hem hebben, uit welken hoofde dan ook, echter met een maximum van vijftig duizend euro (€ 50.000).
(…)
3. De onder 1 gemelde (certificaten van) aandelen dienen te worden afgegeven tegen de waarde in het economisch verkeer, vast te stellen conform het bepaalde in artikel 5 van de huidige statuten van voornoemde vennootschap, tenzij partijen een andere
wijze van waarderen overeenkomen. Levering van de (certificaten van) aandelen dient plaats te vinden binnen zes maanden na mijn overlijden, dan wel, als die termijn
korter is, binnen twee maanden na de vaststelling van de waarde.”
2.5.
Verder is in het testament de volgende passage opgenomen:
“De rechten die mijn dochter en haar afstammelingen aan dit testament ontlenen, zowel erfstelling als legaat, vervallen als mijn zoon te kennen heeft gegeven levering van de onder B1 bedoelde (certificaten) van aandelen te willen en die stukken niet tijdig eigendom zijn geworden van mijn zoon."
2.6.
In artikel 5 van de statuten van [holding] B.V. is onder meer het volgende bepaald:
1. Indien een aandeelhouder één of meer zijner aandelen mocht willen vervreemden, is hij (behoudens het bepaalde bij het laatste lid van dit artikel en het bepaalde bij
artikel 9 dezer statuten) verplicht kennis te geven aan de direktie der vennootschap, dat hij zijn aandeel of aandelen aanbiedt.
2. De in het voorgaande lid van dit artikel bedoelde kennisgeving geldt als aanbod aan de medeaandeelhouders, en wel met in achtneming van het bij het derde en
vierde lid van dit artikel bepaalde, zulks wat prioriteitsaandelen betreft tegen parikoers (of zoveel minder als de aanbieder vraagt) en wat de gewone aandelen betreft tegen de prijs welke - tenzij de aanbieder en de reflectanten eenparig anders overeenkomen - zal worden vastgesteld door één of meer onafhankelijke
deskundigen, die door de aanbieder en reflectanten in gemeen overleg zullen worden benoemd; bij gebreke van overeenstemming dienaangaande binnen één maand nadat de directie overeenkomstig het hierna bepaalde aan aanbieder en gegadigden heeft bericht wie de gegadigden zijn en voor hoeveel aandelen, zal de prijs worden vastgesteld door drie onafhankelijke deskundigen, die alsdan op verzoek van de meest gerede partij zullen worden benoemd door de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker ressort de vennootschap statutair is gevestigd; bedoelde deskundigen zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de vennootschap en tot het verkrijgen van alle inlichtingen, waarvan zij voor hun taxatie kennisneming dienstig oordelen.”
2.7.
Namens [eiseres] zijn haar aandelen in de holding bij brief van 23 november 2017 aan [verweerder] aangeboden. Hierbij is [verweerder] verzocht binnen 10 dagen te berichten of hij deze aandelen wenst over te nemen en zo ja tegen welke prijs.
2.8.
Namens [verweerder] is bij brief van 29 november 2017 aan [eiseres] bericht dat [verweerder] haar aandelen wenst over te nemen en dat daarvoor de waarde van de aandelen bepaald moet worden. Namens [verweerder] is meegedeeld dat [verweerder] daartoe al de nodige werkzaamheden in gang heeft gezet, maar dat het op correcte wijze vaststellen van de waarde van de aandelen tijd in beslag zal nemen. Om die reden is namens [verweerder] voorgesteld de termijn voor levering te verlengen tot 1 maart 2018. [eiseres] heeft dit voorstel geaccepteerd.
2.9.
Teneinde de waarde van de aandelen vast te doen stellen heeft [verweerder] twee maal een accountant opdracht gegeven de waarde van de aandelen vast te stellen, één maal aan het accountantskantoor [accountantskantoor 1] en een maal aan het accountantskantoor [accountantskantoor 2] B.V. In een conceptrapportage van 21 november 2017 heeft de accountant [accountant 1] van [accountantskantoor 1] de waarde van de holding vastgesteld op € 1.701.725,-. De heer [accountant 2] van accountantskantoor [accountantskantoor 2] B.V., verder te noemen: [accountant 2] heeft in zijn rapport van
16 februari 2018 de waarde van de 50 aandelen van [eiseres] getaxeerd op € 757.361,- negatief en [verweerder] in overweging gegeven de aandelen om niet of tegen een symbolisch bedrag van € 1,- over te nemen.
2.10.
Partijen hebben, ondanks veelvuldig e-mailverkeer, geen overeenstemming kunnen bereiken over de waarde van de aandelen. Het is hen evenmin gelukt gezamenlijk een of meerdere deskundigen te benoemen om de waarde vast te laten stellen.
2.11.
[verweerder] heeft meermalen aan [eiseres] kenbaar gemaakt dat zij onterfd is als zij haar aandelen niet voor het verstrijken van de verlengde termijn van 1 maart 2018 aan hem heeft geleverd.
2.12.
[eiseres] heeft hierop [verweerder] op 16 februari 2018 in kort geding doen dagvaarden en verlenging van de leveringstermijn gevorderd met drie maanden. De voorzieningenrechter heeft deze vordering bij vonnis van 28 februari 2018 afgewezen op de grond dat deze zich niet leent voor behandeling in kort geding, omdat daarmee een rechtsbetrekking tussen partijen zou worden vastgesteld.
2.13.
De advocaat van [eiseres] heeft naar aanleiding van dit vonnis bij e-mail van 28 februari 2018 aan de adviseur van [verweerder] voorgesteld dat [eiseres] de aandelen aan [verweerder] levert tegen een nader, conform de statuten van de vennootschap vast te stellen, waarde, waarbij [verweerder] de nodige zekerheidstellingen zou moeten afgeven voor de betaling van de koopsom. Dit aanbod is door [verweerder] niet geaccepteerd.
2.14.
De datum van 1 maart 2018 is voorbijgegaan zonder dat de aandelen zijn overgedragen.
2.15.
Omdat de (voorzitter van de) kamer van koophandel geen deskundigen meer pleegt te benoemen heeft [eiseres] op 23 maart 2018 aan deze rechtbank verzocht een deskundige te benoemen met als taak om de overdrachtsprijs voor de aandelen vast te stellen.
3. Het geschil
op de vordering en de tegenvordering
3.1.
[eiseres] vordert voor recht te verklaren dat de rechten die zij aan het testament ontleent, zowel wat betreft erfstelling als wat betreft legaat, niet zijn vervallen. [verweerder] heeft hiertegen verweer gevoerd en op zijn beurt gevorderd voor recht te verklaren dat de rechten van [eiseres] en van haar afstammelingen zijn komen te vervallen omdat de aandelen niet tijdig aan hem zijn geleverd.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
van de vordering en de tegenvordering
4.1.
Voor de beoordeling van het geschil tussen partijen is de uitleg van het testament van doorslaggeven belang. [verweerder] stelt zich op het standpunt dat het testament duidelijk is en dat [eiseres] onterfd is omdat zij de aandelen niet binnen de termijn van zes maanden aan hem heeft geleverd. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat dit nooit de bedoeling van haar vader geweest kan zijn. Zij stelt verder dat eerst de waarde van de aandelen bepaald moet worden hetzij door overeenstemming hetzij door een overeengekomen wijze van waardering hetzij door een waardering conform de statuten van de holding, voordat van levering sprake kan zijn.
4.2.
Ingevolge artikel 4:46 lid 1 BW dient bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt.
4.3.
Vaststaat dat het de uitdrukkelijke wens is van de vader dat [eiseres] haar aandelen in de holding aan [verweerder] overdraagt. De vader heeft aan het niet tijdig overdragen zelfs een zeer sterkte sterke sanctie verbonden, namelijk onterving van [eiseres] . Beide partijen hebben ter comparitie verklaard dat de waarde van de erfenis, bestaande uit onder meer de
voormalige ouderlijke woning van [eiseres] en [verweerder] , in de tonnen loopt. Er staat dus voor [eiseres] in financiële zin behoorlijk wat op het spel, nog afgezien van het onterende karakter van een onterving.
4.4.
De vraag is dus wat onder niet tijdig dient te worden verstaan. Uit hetgeen door [verweerder] is aangevoerd volgt dat hij hieronder verstaat: uiterlijk na het verstrijken van de zes- maandentermijn genoemd in het testament. Naar het oordeel van de rechtbank kan [verweerder] hier niet in worden gevolgd om redenen die hieronder worden uiteengezet.
4.5.
Uit het testament van de vader volgt ook dat het zijn uitdrukkelijke wens was dat [eiseres] voor de levering van haar aandelen een eerlijke prijs zou krijgen, gelijk aan de waarde van haar aandelen in het economisch verkeer. De vader heeft voor de vaststelling van die waarde zelfs een procedure aangewezen. Partijen mogen wel een andere wijze van waardering overeenkomen, maar uitgangspunt blijft dat de overdrachtsprijs gelijk is aan de waarde in het economisch verkeer. Partijen hebben over de (taxatie van de) waarde van die aandelen geen overeenstemming bereikt en er liggen op dit moment twee taxaties die in opdracht van alleen [verweerder] zijn gemaakt en die extreem uiteenlopen. [verweerder] heeft gesteld dat het rapport van [accountantskantoor 1] nooit uitgangspunt van de onderhandelingen is geweest omdat er op dit rapport van alles is af te dingen. Daar staat tegenover dat [eiseres] kritiek heeft geuit op het rapport van [accountant 2] . Vooralsnog acht de rechtbank die kritiek niet onbegrijpelijk nu uit het rapport van [accountant 2] blijkt dat hij niet alleen het eigen vermogen van de holding maar ook de waarde van de aandelen van de holding in de (klein)dochtervennootschappen lijkt te hebben meenomen voor een bedrag dat lager is dan nul. Hoe dan ook, er is geen overeenstemming over de waarde van de aandelen en die waarde is ook niet vastgesteld op een door beide partijen overeengekomen wijze en evenmin conform de statuten van de holding.
4.6.
Vaststaat ook dat [verweerder] eerst op 29 november 2017, dus bijna vijf maanden na het overlijden van de vader, desgevraagd aan [eiseres] kenbaar heeft gemaakt dat hij haar aandelen wenst over te nemen. Dat was iets meer dan een maand voor het verstrijken van de zes-maandentermijn. Op dat moment zag het er naar uit dat die termijn niet gehaald zou kunnen worden, om welke reden [verweerder] heeft voorgesteld die termijn te verlengen. Hieruit volgt dat [verweerder] er kennelijk niet van uit is gegaan dat de zes-maandentermijn een fatale termijn was en dat partijen daar dus van af zouden kunnen wijken. De omstandigheid dat [verweerder] dit aanmerkt als coulance van zijn zijde maakt dit niet anders. Het gaat immers niet om de wil of de coulance van [verweerder] maar om wil van de vader.
4.7.
Uit het testament van de vader volgt verder dat hij zijn beide kinderen gelijkelijk heeft willen bedelen. Hoewel de vader kennelijk druk op de overdracht van de aandelen heeft willen zetten door een termijn te noemen is het ondenkbaar dat hij onder de woorden niet tijdig heeft willen verstaan: na het enkele verloop van de termijn van zes maanden, ook al zou op dat moment de waarde van de aandelen in het economisch verkeer nog niet (op juiste wijze) zijn vastgesteld. Een overdracht zonder voorafgaande waardebepaling is immers niet goed denkbaar, hoewel [eiseres] dat uiteindelijk, onder oneigenlijke druk van de zijde van [verweerder] , dan toch maar heeft voorgesteld, waarmee [verweerder] overigens niet akkoord is gegaan. Een redelijke uitleg van het testament brengt met zich mee dat eerst de waarde moet worden bepaald en dat dan pas sprake kan zijn van een tijdige overdracht.
4.8.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van [eiseres] zal worden toegewezen en de tegenvordering van [verweerder] zal worden afgewezen.
4.9.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld zowel op de vordering als op de tegenvordering, daaronder mede begrepen de nakosten en, alleen op de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij de rechtbank de door partijen globaal geschatte waarde van de erfenis als uitgangspunt neemt voor de vaststelling van het financiële belang van deze procedure.
De kosten aan de zijde van [eiseres] op de vordering worden tot aan dit vonnis begroot op:
- -
betekening oproeping € 99,91
- -
griffierecht € 291,00
- -
salaris advocaat € 4.804,00 (2 punten × tarief € 2.402,00) Totaal € 5.194,91
De kosten aan de zijde van [eiseres] op de tegenvordering worden tot aan dit vonnis begroot
op € 1.201,00.
5. De beslissing
De rechtbank
op de vordering
5.1.
verklaart voor recht dat de rechten die [eiseres] aan het testament ontleent, zowel wat betreft erfstelling als wat betreft legaat, niet zijn vervallen;
5.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten en begroot deze tot aan dit vonnis aan de zijde van [eiseres] op € 5.194,91, te vermeerderen met de eventuele nakosten en met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
op de tegenvordering
5.4.
wijst de vordering van af;
5.5.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van [eiseres] tot
aan de datum van dit vonnis op € 1.201,00, te vermeerderen met eventuele nakosten;
5.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018