Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2014, nr. WAHV 200.124.914 e.v.
ECLI:NL:GHARL:2014:4289
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-05-2014
- Zaaknummer
WAHV 200.124.914 e.v.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:4289, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑05‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑05‑2014
Inhoudsindicatie
"Een gebeurtenis" als bedoeld in de Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Tussenarrest: zie ECLI:NL:GHARL:2014:4289
Partij(en)
WAHV 200.124.914, 200.124.916, 200.124.918, 200.124.920, 200.124.922, 200.124.924
28 mei 2014
CJIB 156483548, 156483557, 156534594, 15634604, 156483541, 156534601
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op de hoger beroepen tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 11 februari 2013
betreffende
[naam betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [naam gemachtigde], wonende te [plaats].
Het tussenarrest
De inhoud van het tussenarrest van 24 december 2013 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
In het tussenarrest van 24 december 2013 heeft het hof de advocaat-generaal alsmede de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken.
De advocaat-generaal heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt; de gemachtigde van de betrokkene heeft daarentegen geen nadere informatie verstrekt.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld te reageren op de door de advocaat-generaal verstrekte aanvullende informatie. Ook van die gelegenheid heeft de gemachtigde van de betrokkene geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1.
Voornoemd tussenarrest betrof, naast de zaken met bovengenoemde kenmerken, eveneens de zaken met de kenmerken 200.124.135 en 200.124.915. In die zaken doet het hof heden eveneens uitspraak, bij separate arresten.
2.
De gemachtigde van de betrokkene heeft zich gedurende de procedure op het standpunt gesteld dat de in onderhavige zaken opgelegde sancties, zoals weergegeven in het tussenarrest, allen voort zijn gevloeid uit één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (de Aanwijzing).
3.
In het tussenarrest heeft het hof de advocaat-generaal verzocht zijn standpunt kenbaar te maken met betrekking tot de vraag of onder de door de verbalisant geschetste omstandigheden, zoals weergegeven in het tussenarrest, sprake is van één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing.
4.
Bij schrijven van 6 februari 2014 heeft de advocaat-generaal aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat er naar zijn mening geen sprake is van één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing. De advocaat-generaal beroept zich daarbij op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 20 januari 2012 (WAHV 200.085.831, ECLI: NL:GHLEE:2012: BV7306), waaruit kan worden afgeleid dat in ieder geval onder "een gebeurtenis" in die zin moet worden verstaan een controle bij gelegenheid waarvan één of meerdere gedragingen of verkeersovertredingen zijn vastgesteld. Gelet op de feitelijke gang van zaken, zoals door de verbalisant geschetst, is daarvan geen sprake. De betrokkene heeft zich onttrokken aan de staandehouding; tijdens die onttrekking heeft hij de verschillende verkeersovertredingen begaan. Ten gevolge van dat rijgedrag is het de verbalisanten niet gelukt de betrokkene staande te houden. De advocaat-generaal meent dat dit verkeersgedrag meebrengt dat geen sprake is van een controle bij gelegenheid waarvan één of meerdere gedragingen zijn vastgesteld, doch dat het om afzonderlijke en op (nagenoeg) verschillende tijdstippen en plaatsen verrichte gedragingen. De omstandigheid dat er telkens enkele minuten tussen de afzonderlijke gedragingen zit en dat er wellicht een feitelijk verband tussen die gedragingen bestaat, maakt dat niet anders. Dat klemt te meer daar de betrokkene, zo volgt uit de stukken, meermaals dezelfde route heeft gereden en derhalve tussen de verschillende constateringen voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn rijgedrag aan te passen, aldus de advocaat-generaal.
5.
Het hof kan zich verenigen met het standpunt van de advocaat-generaal, dat in casu niet gesproken kan worden van "een gebeurtenis" in de zin van de Aanwijzing. Uit de verklaringen van de verbalisant, zoals in het tussenarrest weergegeven, in samenhang bezien met de omstandigheid dat in de verschillende beschikkingen verschillende pleeglocaties en pleegtijdstippen zijn vermeld, volgt dat de onderhavige gedragingen zijn verricht terwijl de bestuurder van het voertuig van de betrokkene - naar later bleek: de betrokkene zelf - door twee politievoertuigen werd achtervolgd in verband met de verdenking van rijden onder invloed. Deze gedragingen zijn daarbij niet allemaal op hetzelfde moment verricht, of op hetzelfde moment kenbaar geworden voor de verbalisanten, doch op verschillende, elkaar opvolgende momenten en op verschillende locaties verricht en waargenomen. Gedurende de door de verbalisant geschetste achtervolging heeft de betrokkene zich telkens in een nieuwe verkeerssituatie begeven en daarbij telkens opnieuw verkeersregels overtreden. Onder die omstandigheden is geen sprake van één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing. Dat er een verband tussen die verschillende gedragingen bestaat - te weten: dat zij allen zijn begaan gedurende de geschetste achtervolging - maakt dat niet anders.
6.
Nu geen sprake is van één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing, is er ook geen grond voor het oordeel dat de betrokken verbalisant in strijd met de Aanwijzing heeft gehandeld, zoals de gemachtigde heeft gesteld; het bepaalde in de Aanwijzing stond er niet aan in de weg dat onderhavige sancties aan de betrokkene zijn opgelegd en evenmin stond het bepaalde in de Aanwijzing eraan in de weg dat het geschetste feitencomplex, naast genoemde administratieve sancties, tevens heeft geleid tot afdoening van één van die overtredingen via een strafrechtelijk traject, zonder dat daarvan melding is gemaakt in de betreffende processen-verbaal. In zoverre kan het beroep niet slagen.
7.
De gemachtigde heeft in hoger beroep verder nog aangevoerd dat de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie geen stand kunnen houden, omdat de betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie voordat deze op het beroep tegen de inleidende beschikking besliste. Dit is ten onrechte niet onderkend door de kantonrechter, aldus de gemachtigde.
8.
Op grond van artikel 7:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie de appellant in beginsel in de gelegenheid stellen om te worden gehoord. Hij kan daar alleen van afzien als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, als de appellant niet gehoord wil worden of de officier van justitie hem volledig gelijk geeft (vgl. artikel 7:17 van de Awb).
9.
Naar het hof ambtshalve bekend is bevat de inleidende beschikking - in de toelichting op de achterzijde - als standaardtekst in dit verband: “Eventueel kunt u aangeven of u uw beroep telefonisch wilt toelichten (gehoord worden). Vermeld dit dan in uw brief samen met het telefoonnummer waarop u tijdens kantooruren bereikbaar bent.”
10.
Het hof heeft in vaste rechtspraak geoordeeld, dat wanneer de betrokkene wordt verzocht om binnen een bepaalde termijn aan te geven of hij gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord en op die uitnodiging niet wordt gereageerd, dat in dat geval van het horen van de betrokkene mag worden afgezien. Nu de betrokkene in zijn beroepschrift aan de officier van justitie geen blijk heeft gegeven van de wens om te worden gehoord en evenmin een telefoonnummer heeft opgegeven waarop hij bereikbaar was, heeft de officier van justitie er terecht van afgezien hem te horen.
11.
Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissingen van de kantonrechter bevestigen.
12.
Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissingen van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.