Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.87 Reisaftrek
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Belastbaar loon
1
De reisaftrek geldt bij ten minste eenmaal per week plegen te reizen tussen de woning of verblijfplaats en de plaats of plaatsen van werkzaamheden waarbij binnen een tijdsbestek van 24 uur zowel heen als terug wordt gereisd en wordt in aanmerking genomen voor de per openbaar vervoer afgelegde reisafstand, voor zover dat vervoer niet vanwege de inhoudingsplichtige plaatsvindt.
2.
In dit artikel en daarop berustende bepalingen wordt onder reisafstand verstaan: de afstand tussen de woning of verblijfplaats en de plaats van de werkzaamheden gemeten langs de meest gebruikelijke weg.
3.
De op basis van de volgende leden bepaalde reisaftrek wordt verminderd met de voor de per openbaar vervoer afgelegde reisafstand ontvangen reiskostenvergoedingen.
4.
Indien de belastingplichtige op ten minste vier dagen per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden pleegt te reizen, bedraagt de reisaftrek:
bij een reisafstand per openbaar vervoer | ||
---|---|---|
van meer dan | maar niet meer dan | op jaarbasis |
– | 10 km | – |
10 km | 15 km | € 558 |
15 km | 20 km | € 741 |
20 km | 30 km | € 1.233 |
30 km | 40 km | € 1.529 |
40 km | 50 km | € 1.992 |
50 km | 60 km | € 2.217 |
60 km | 70 km | € 2.458 |
70 km | 80 km | € 2.543 |
80 km | – | € 2.578 |
5.
Indien de belastingplichtige op drie dagen, twee dagen of één dag per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden pleegt te reizen, bedraagt de reisaftrek:
- a.
indien de reisafstand niet meer beloopt dan 90 kilometer: driekwart, de helft respectievelijk een kwart van het in de tabel aangegeven bedrag;
- b.
indien de reisafstand meer beloopt dan 90 kilometer: € 0,28 per kilometer van die reisafstand vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar niet meer dan € 2.578 per jaar.
6.
Indien de belastingplichtige naar verschillende plaatsen van werkzaamheden pleegt te reizen, vinden het vierde en vijfde lid afzonderlijk toepassing met betrekking tot het reizen naar elk van die plaatsen, waarbij de som van de volgens deze leden bepaalde reisaftrek niet meer bedraagt dan € 2.578 per jaar.
7
Indien de belastingplichtige op dezelfde dag naar verschillende plaatsen van werkzaamheden pleegt te reizen, zijn de vorige leden uitsluitend van toepassing op het reizen naar de meest bereisde plaats van werkzaamheden. Indien de plaatsen van werkzaamheden even vaak plegen te worden bereisd, geldt de grootste reisafstand.
8.
Voor de toepassing van het eerste lid pleegt de belastingplichtige in ieder geval ten minste eenmaal per week te reizen indien hij in het kalenderjaar op 40 dagen of meer van zijn woning of verblijfplaats naar de plaats of plaatsen van werkzaamheden heeft gereisd.
9.
De per openbaar vervoer afgelegde reisafstand blijkt slechts uit een op een tijdvak van 12 maanden betrekking hebbende verklaring die is afgegeven door de desbetreffende openbaar-vervoersonderneming (de openbaar-vervoerverklaring) of, in die gevallen dat door de gebruikte kaartsoort de openbaar-vervoerverklaring niet kan worden verstrekt, een aan een openbaar-vervoerverklaring gelijk te stellen andere tot de persoon van de belastingplichtige herleidbare verklaring omtrent het gereisd hebben met openbaar vervoer (de reisverklaring).
10.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de openbaar-vervoerverklaring en van de reisverklaring en voor de uitvoering van dit artikel.