Rb. Middelburg, 19-12-2011, nr. 224502
ECLI:NL:RBMID:2011:BV9326
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
19-12-2011
- Zaaknummer
224502
- LJN
BV9326
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2011:BV9326, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 19‑12‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Liefde en recht. Werk aan auto gedaagde door bedrijf tijdens liefdesrelatie tussen haar en vennoot. Overeenkomst van opdracht. Redelijk loon en bijzondere omstandigheden. Materiaalkosten toegewezen omdat onredelijk is dat bedrijf daarmee blijft zitten. Vergoeding gewerkte uren afgewezen omdat de vennoot met liefde tijd besteedde aan (de auto van) gedaagde.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 224502 / 11-3321
vonnis van de kantonrechter d.d. 19 december 2011
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[partij A],
gevestigd te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. P.M.E. Bilterijst,
t e g e n :
[partij B],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. G.W.J. van Dijke.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- -
dagvaarding van 4 augustus 2011,
- -
conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
- 1.
[Eiseres] voerde werkzaamheden uit aan een auto van [gedaagde]. Tussen [gedaagde] en vennoot [partij A] van [eiseres] bloeide een buitenechtelijke liefdesrelatie tot 15 mei 2011. De relatie bestond in ieder geval al op 13 maart 2011. De werkzaamheden werden uitgevoerd tijdens die relatie. Op 23 mei 2011 zond [eiseres] een factuur aan "[X]" op het adres van [gedaagde]. De factuur bedraagt € 470,05 en werd niet voldaan.
- 2.
[Eiseres] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 472,11 met wettelijke rente over € 470,05 vanaf 4 augustus 2011 en de proceskosten, inclusief de nakosten. Het bedrag van € 472,11 bestaat uit het bedrag van de factuur en € 2,06 aan rente daarover tot 1 augustus 2011. [Eiseres] baseert de vordering op de stelling dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht en voor rekening van [gedaagde]. Zij betwist het verweer.
- 3.
[Gedaagde] voert verweer. In de eerste plaats stelt zij dat de factuur niet deugt doordat deze is gericht aan [X] en later haar achternaam is bijgeschreven. De kantonrechter verwerpt dit standpunt. Kennelijk was [eiseres] ondanks de liefdesrelatie niet op de hoogte van de achternaam van [gedaagde] en merkte zij de tweede voornaam van [gedaagde] aan als haar achternaam. Redelijkerwijs moet [gedaagde] bij ontvangst van de factuur hebben begrepen dat die voor haar was bedoeld. De factuur was immers geadresseerd op haar adres en betrof werkzaamheden, uitgevoerd aan haar auto.
- 4.
Naar [gedaagde] aanvoert, ligt aan de uitgevoerde werkzaamheden geen opdracht ten grondslag, inhoudende dat [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] haar auto moest herstellen. Tijdens en ook na een affectieve relatie behoren redelijkheid en billijkheid de boventoon te voeren en de partners in beginsel elkaar onvoorwaardelijk te steunen. Naar het oordeel van de kantonrechter weerspreekt [gedaagde] met deze stelling niet dat de werkzaamheden aan haar auto in haar opdracht werden uitgevoerd door [eiseres]. Hieruit volgt dat op grond van artikel 7: 405 lid 2 het verschuldigde loon dient te worden vastgesteld. Niet gesteld of gebleken is dat de hoogte van het loon door partijen is bepaald. [Eiseres] stelt dat haar factuur heel gematigd en redelijk is. Daaruit leidt de kantonrechter af dat [eiseres] het in rekening gebrachte loon niet op de gebruikelijke wijze heeft berekend, maar uitgaat van een redelijk en dan ook nog eens gematigd loon.
- 5.
Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat de korte, maar blijkens de inhoud van de overgelegde Sms-berichten, ook heftige liefdesrelatie tussen [gedaagde] en [eiser] in het licht van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van invloed is op de contractuele relatie tussen partijen. Ook [eiseres] lijkt daarvan uit te gaan, nu zij zich beroept op een redelijk en dan ook nog eens gematigd loon. In zoverre zijn partijen het eens, zij het dat in het standpunt van [eiseres] dit leidt tot de conclusie dat de factuur moet worden voldaan, terwijl [gedaagde] meent niets verschuldigd te zijn.
- 6.
De kantonrechter zal dan ook bepalen welk bedrag aan redelijk loon [gedaagde] gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval verschuldigd is. [Eiseres] maakte € 200,-- exclusief BTW aan materiaalkosten om de gebreken aan de auto van [gedaagde] te verhelpen. Ook omdat [gedaagde] zelf zich erop beroept dat partners in beginsel elkaar onvoorwaardelijk dienen te steunen en redelijkheid en billijkheid van groot belang zijn, ook na het verbreken van de relatie, acht de kantonrechter het niet redelijk dat [eiseres] met de materiaalkosten blijft zitten en [gedaagde] gebruik kan maken van een herstelde auto zonder dat het haar iets heeft gekost. Voor het overige betreft de factuur kennelijk een vergoeding voor de gewerkte uren. [Eiser] maakte die uren tijdens het bestaan van de gepassioneerde liefdesrelatie met [gedaagde]. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat hij met liefde (veel) tijd besteedde aan (de auto van) [gedaagde]. Het gaat dan niet aan na het einde van de relatie die uren in rekening te brengen. Het toewijsbare loon bedraagt € 200,-- exclusief BTW.
- 7.
De slotsom is dat de vordering toewijsbaar is tot € 238,-- met wettelijke rente vanaf 23 juni 2011.
- 8.
Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld, zullen tussen hen de proceskosten worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
de beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 238,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juni 2011 tot de dag der voldoening;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.