HR 30 mei 2008 (Endstra/Nieuw Amsterdam), HR 20 december 2013 (Winters/Redbull), Hof Den Haag 24 februari 2009 (Carmo/Reich) en Rb. Den Haag 13 juni 2012 (Allergan/Ferring)
Rb. Den Haag, 31-12-2014, nr. C/09/433129 / HA ZA 12/1458
ECLI:NL:RBDHA:2014:15960
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
31-12-2014
- Zaaknummer
C/09/433129 / HA ZA 12/1458
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:15960, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 31‑12‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 31‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Deelvonnis; comparitie van partijen ter vaststelling van 1019h Rv proceskosten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/433129 / HA ZA 12/1458
Vonnis van 31 december 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
ABLYNX N.V.,
gevestigd te Ghent-Zwijnaarde, België,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat: mr. W.E. Pors te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNILEVER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNILEVER NEDERLAND HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap
UNILEVER N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNILEVER RESEARCH AND DEVELOPMENT VLAARDINGEN B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAC IP B.V.,
gevestigd te Naarden,
gedaagden in de hoofdzaak en verweersters in het incident,
advocaat: mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.
Partijen zullen hierna wederom Ablynx en (gedaagden gezamenlijk) Unilever genoemd worden.
Voor Ablynx wordt de zaak inhoudelijk behandeld door mr. W.E. Pors en mr. R. Soetens, advocaten te Den Haag, en door mr. B. Vandermeulen, advocaat te Brussel, voor Unilever door mr. R.E. Ebbink, mr. R. Hermans en mr. I.C. Kranenburg, advocaten te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1.
In deze procedure heeft de rechtbank op 4 december 2013 een tussenvonnis gewezen waarin werd overwogen, zakelijk weergegeven, dat de vorderingen in het daarin genoemde tweede incident en in de hoofdzaak integraal dienen te worden afgewezen met veroordeling van Ablynx in de volgens artikel 1019h Rv te begroten proceskosten. De door Unilever overgelegde specificatie van de proceskosten werd onvoldoende geacht om Ablynx in staat te stellen zich tegen de gevorderde kosten te verweren omdat de specificatie onvoldoende concreet inzicht gaf in de verrichte werkzaamheden, de datum waarop die werkzaamheden zijn verricht en door wie zij zijn verricht. De rechtbank zag aanleiding Unilever in de gelegenheid te stellen een verbeterde specificatie over te leggen en Ablynx in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. De zaak werd verwezen naar de rol voor akte van partijen.
1.2.
Unilever heeft vervolgens bij akte van 18 december 2013 een nadere gespecificeerde opgave gedaan van haar proceskosten. Ablynx heeft daarop bij akte van
8 januari 2014 gereageerd. Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Unilever vordert € 303.316,67 aan kosten van haar advocaten, € 18.199 aan kantoorkosten, € 9.175,58 aan verschotten van haar advocaten en € 35.533 aan kosten van de ingeschakelde octrooigemachtigde, in totaal een bedrag van € 366.224,45. De kosten van de advocaten zijn blijkens de overgelegde nadere specificatie gebaseerd op in totaal 790,50 uren, waarvan een deel niet in rekening is gebracht omdat het niet aan de procedure is besteed maar aan andere werkzaamheden van de advocaten die niet voor rekening van Ablynx komen. Voor dit deel is een bedrag van € 19.525 afgetrokken. Voorts is daarop een bedrag van € 8.450 in mindering gebracht voor werkzaamheden die zijn besteed aan het in het tussenvonnis genoemde eerste incident.
2.2.
Ablynx meent dat Unilever ten onrechte in de gelegenheid is gesteld haar kosten nader te specificeren omdat, indien de specificatie de wederpartij niet in staat stelt zich naar behoren te verweren, de gevorderde kosten moeten worden afgewezen en hoogstens aanspraak kan worden gemaakt op het liquidatietarief. Ablynx nodigt de rechtbank dan ook uit op dit punt op het tussenvonnis terug te komen.
2.3.
De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Uit de door Ablynx genoemde jurisprudentie1.volgt niet zonder meer dat geen gelegenheid mag worden geboden de specificatie aan te vullen. Dat is overgelaten aan het beleid van de rechter die daarbij mede de eisen van een goede procesorde in acht zal moeten nemen. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, zal de rechtbank in het algemeen geen nadere specificatie toestaan maar heeft zij daarvoor op de in overweging 4.14 van het tussenvonnis aangegeven gronden in deze procedure specifieke redenen gezien.
2.4.
Ablynx bestrijdt voorts de redelijkheid en evenredigheid van de gevorderde kosten. Haar verweer kan worden samengevat als volgt.
a. Gelet op de weinig complexe aard van de procedure is het aantal bestede uren, 790,50, en het gevorderde bedrag excessief en geenszins redelijk en evenredig. Zo is aan de conclusie van antwoord 490 uur besteed, 69 uur aan een incidentele conclusie van antwoord en 145 uur ter voorbereiding op het pleidooi. Deze aan de zaak bestede tijd en de daarmee gepaard gaande kosten staan in geen verhouding tot de door Ablynx aan de zaak bestede tijd en de daarmee verbonden kosten, die nog geen derde van de door Unilever opgegeven kosten bedragen. Dit is een belangrijke indicatie dat de door Unilever opgegeven kosten niet redelijk zijn. Die kosten dienen te worden gematigd tot ten hoogste de door Ablynx opgegeven kosten2., welke kosten redelijk en evenredig zijn.
Indien de rechtbank zou oordelen dat de opgegeven kosten en het aantal bestede uren niet onredelijk en onevenredig zijn, dan dienen in ieder geval de hierna vermelde kosten en uren buiten beschouwing te blijven.
i. Unilever heeft in haar pleidooi verklaard minstens 100 uur te hebben besteed aan overleg met een Belgische advocaat, onderzoek naar Belgisch recht en/of de totstandkomingsgeschiedenis van de licentieovereenkomst. Van deze werkzaamheden is niets in de procedure gebruikt.
ii. Unilever heeft aangegeven dat zij bij vergissing in haar eerdere opgave een bedrag van € 16.516,67 niet in haar kostenopgave had meegenomen. Deze vergissing kan Unilever niet herstellen omdat haar slechts gelegenheid is geboden haar ontoereikende specificatie te verbeteren.
iii. In de eerdere opgave ontbrak iedere specificatie van de 70 uren in de periode november 2012 tot en met augustus 2013. Unilever kan deze kosten niet alsnog specificeren.
iv. Een vermelde conference call op 19 december 2012 met een US IP counsel komt als 'externe tijd' niet voor vergoeding in aanmerking.
v. Aan de voorbereiding en indiening van de kostenspecificatie is buitensporig veel tijd besteed.
vi. Unilever heeft kosten gevorderd voor het opstellen van een verklaring die niet is ingediend.
vii. Uit de specificatie blijkt tijd voor het aanpassen van de dagvaarding. Dit kan geen betrekking hebben op de onderhavige procedure.
viii. Een deel van de verschotten ('Hilton Amsterdam - Banquet', een aantal reis- en hotelkosten) komt niet voor vergoeding in aanmerking.
2.5.
Afgezien een aantal van de onder b) vermelde bezwaren, bestrijdt Ablynx niet dat de door Unilever opgegeven uren aan de procedure zijn besteed, noch dat het in het kader van de procedure op zich redelijk was de opgegeven werkzaamheden te verrichten. Het bezwaar onder a) komt er echter op neer dat aan de (redelijke) werkzaamheden een onredelijk hoog aantal uren is besteed.
2.6.
De rechtbank acht het wenselijk een comparitie van partijen te gelasten om te onderzoeken of partijen op dit punt overeenstemming kunnen bereiken en, indien geen overeenstemming bereikt kan worden, om met partijen te overleggen op welke wijze kan worden vastgesteld of en in hoeverre het aantal bestede uren afwijkt van wat voor een procedure als de onderhavige als gebruikelijk moet worden aangemerkt. Partijen kunnen bij die gelegenheid tevens hun zienswijze naar voren brengen ten aanzien van de vraag of ook dit deel van de procedure nog wordt bestreken door 1019h Rv.
2.7.
Op de onder b) vermelde bezwaren heeft Unilever nog niet kunnen reageren. Zij heeft gelegenheid ter comparitie haar reactie te geven.
2.8.
Op voorhand wordt overwogen dat de bezwaren vermeld onder b) ii en b) iii niet opgaan. Indien de gevorderde kosten in beginsel voor rekening van Ablynx behoren te komen, bestaat onvoldoende reden deze af te wijzen omdat zij aanvankelijk bij vergissing niet waren opgegeven of aanvankelijk niet (maar nu wel) waren gespecificeerd.
2.9.
Partijen hebben beide aangedrongen op een spoedige beslissing in de onderhavige procedure. De rechtbank ziet daarin aanleiding een deelvonnis te wijzen en de proceskosten toe te wijzen voor zover deze niet zijn bestreden. Naar de rechtbank begrijpt aanvaardt Ablynx de redelijkheid en evenredigheid van haar eigen opgave ook voor wat betreft de proceskosten van Unilever, zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen en de beslissing over het meerdere zal aanhouden.
2.10.
Ablynx heeft niet expliciet nader aangegeven welk deel van de kosten aan het in het tussenvonnis genoemde tweede incident dient te worden toegerekend. De in de opgave van Ablynx vermelde kosten voor het incident bedragen circa € 6.800, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Voor de kosten van Unilever voor het tweede incident zal een gelijk bedrag worden aangehouden. De kosten van de hoofdzaak bedragen aldus € 101.486,17 - € 6.800 = € 94.686,17.
3. De beslissing
De rechtbank:
In de hoofdzaak en in het tweede incident
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Ablynx in de proceskosten, aan de zijde van Unilever vooralsnog voor de hoofdzaak begroot op € 94.686,17 en voor het tweede incident op € 6.800;
3.3.
houdt de beslissing over de daarboven gevorderde proceskosten aan;
3.4.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
gelast een comparitie van partijen voor mr. P.G.J. de Heij, hierbij benoemd tot rechter-commissaris, op een nader te bepalen datum en tijdstip;
3.6.
verwijst de zaak naar de rol van 21 januari 2015 voor opgave van verhinderdata, waarna datum en tijdstip van de comparitie van partijen zullen worden bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij, mr. J.Th. van Walderveen en mr. ir. J.H.F. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 31‑12‑2014
Deze bedragen € 101.486,17 voor een totaal van 280 door haar advocaten gewerkte uren en inclusief verschotten.