Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
Artikel 258 Noodmaatregelen die moeten worden getroffen door een andere lidstaat dan de lidstaat waar de uitbraak of het gevaar zich voordoet
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
De bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de uitbraak of het gevaar, zoals bedoeld in artikel 257, lid 1, zich voordoet, treft, afhankelijk van de ernst van de situatie en van de desbetreffende ziekte of het desbetreffende gevaar, één of meer in artikel 257, lid 1, bedoelde noodmaatregelen wanneer zij vaststelt dat op haar grondgebied dieren of producten afkomstig uit de in artikel 257, lid 1, bedoelde lidstaat voorkomen, of vervoermiddelen of andere materialen die met dergelijke dieren of goederen in contact kunnen zijn geweest.
2.
In afwachting van de vaststelling van noodmaatregelen door de Commissie overeenkomstig artikel 259, kan de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteit bij een ernstig risico op tijdelijke basis de in artikel 257, lid 1, bedoelde noodmaatregelen treffen, afhankelijk van de ernst van de situatie met betrekking tot de dieren of producten die afkomstig zijn van de inrichtingen of van andere locaties of, indien van toepassing, van de beperkingszones van de lidstaat, waar de ziekte of het gevaar, zoals bedoeld in artikel 257, lid 1, zich voordoet, of van de vervoermiddelen of de andere materialen die met dergelijke dieren in contact kunnen zijn gekomen.
3.
Een lidstaat kan de in artikel 257, lid 1, bedoelde maatregelen nemen wanneer een uitbraak van een ernstige ziekte als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), of een nieuwe ziekte zich voordoet in een derde land of in een aan de Unie grenzend gebied, voor zover die maatregelen nodig zijn om te vermijden dat de ziekte zich op het grondgebied van de Unie verspreid.
4.
De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van de in lid 3 bedoelde lidstaat, stellen de Commissie en de overige lidstaten:
- a)
onmiddellijk in kennis van de uitbraak of het gevaar dat zich voordoet zoals bedoeld in lid 1;
- b)
onverwijld in kennis van de krachtens de leden 1 en 2 getroffen noodmaatregelen.