NJB 2017/1708
Mensensmokkel en ‘wederrechtelijke doorreis’ in de zin van art. 197a Sr: in zijn algemeenheid onjuist is de opvatting dat voor de vraag of een doorreis ‘wederrechtelijk’ is, uitsluitend beslissend is of het voorgenomen verblijf in het land van bestemming onrechtmatig zal zijn, en dat dit betekent dat de rechter om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van een ‘wederrechtelijke doorreis’ als bedoeld in art. 197a lid 1 Sr dient vast te stellen dat het voorgenomen verblijf in het land van bestemming onrechtmatig zal zijn
HR 11-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1295
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 juli 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
16/03125
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1295, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑07‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:617, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑08‑2015
- Wetingang
(art. 197a Sr)
Essentie
Mensensmokkel en ‘wederrechtelijke doorreis’ in de zin van art. 197a Sr: in zijn algemeenheid onjuist is de opvatting dat voor de vraag of een doorreis ‘wederrechtelijk’ is, uitsluitend beslissend is of het voorgenomen verblijf in het land van bestemming onrechtmatig zal zijn, en dat dit betekent dat de rechter om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van een ‘wederrechtelijke doorreis’ als bedoeld in art. 197a lid 1 Sr dient vast te stellen dat het voorgenomen verblijf in het land van bestemming onrechtmatig zal zijn
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – betrokkenen 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.