NJB 2017/1708:Mensensmokkel en ‘wederrechtelijke doorreis’ in de zin van art. 197a Sr: in zijn algemeenheid onjuist is de opvatting dat voor de vraag of een doorreis ‘wederrechtelijk’ is, uitsluitend beslissend is of het voorgenomen verblijf in het land van bestemming onrechtmatig zal zijn, en dat dit betekent dat de rechter om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van een ‘wederrechtelijke doorreis’ als bedoeld in art. 197a lid 1 Sr dient vast te stellen dat het voorgenomen verblijf in het land van bestemming onrechtmatig zal zijn