Hof Den Haag, 09-10-2013, nr. 200.122.239/01
ECLI:NL:GHDHA:2013:4416
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
09-10-2013
- Zaaknummer
200.122.239/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:4416, Uitspraak, Hof Den Haag, 09‑10‑2013; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Verdeling van gemeenschap. Lening ten behoeve van advocaatkosten van de man: strijd met redelijkheid en billijkheid indien de vrouw aan de aflossing van deze lening zou moeten bijdragen.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 oktober 2013
Zaaknummer : 200.122.239/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-5115
[appellante 1],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster , tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C. Car te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
verweerder , tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.S. Clarenbeek te Maassluis.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 19 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 november 2012 van de rechtbank Den Haag.
De man heeft op 1 mei 2013 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vrouw heeft op 12 juni 2013 een verweerschrift in het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 2 mei 2013 een brief van 1 mei 2013 met bijlagen;
- op 19 juni 2013 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de man:
- op 18 juni 2013 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 28 juni 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 3 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage en naar de bestreden beschikking.
Bij voormelde beschikking van 3 april 2012 is de behandeling van het verzoek van de man tot de vaststelling van de wijze van verdeling aangehouden teneinde de vrouw alsnog in de gelegenheid te stellen hiertegen verweer te voeren. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling is aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de (wijze van) verdeling van de huwelijksgemeenschap als daarin beschreven vastgesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
De echtscheidingsbeschikking is op [inschrijvingsdatum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn inzake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap:
-
de auto [X]
- de lening bij de ouders van de man ten behoeve van de auto
- de lening bij de ouders van de man ten behoeve van de advocaatkosten van de man
- de saldi van de beleggingsrekening bij Florius, de bankrekening op naam van de vrouw, de Visacard en de gezamenlijke ING-rekening.
2.
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking voor zover betrekking hebbende op de verdeling van de huwelijksgemeenschap te vernietigen, het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw rechtdoend, uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de auto, merk: [X] niet valt onder de vermogensbestanddelen van partijen;
- te bepalen dat de lening bij de ouders van de man d.d. 17 juli 2010 en de lening bij de ouders van de man d.d. 12 november 2010 niet vallen onder de gemeenschappelijke schulden van partijen;
- mocht het hof een andere mening delen, het hof begrijpt: zijn toegedaan, subsidiair te bepalen dat voornoemde leningen enkel en alleen ten laste van de man komen zonder enig vergoeding van de helft door de vrouw aan de man.
Kosten rechtens.
3.
De man bestrijdt het beroep en verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven, althans haar verzoeken in appel af te wijzen.
De man verzoekt in incidenteel appel, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen, het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dan wel aan te vullen door opnieuw rechtdoende:
te bepalen dat de auto van het merk [X] tegen de dagwaarde van € 4.200,- aan de vrouw wordt toebedeeld en te bepalen dat de vrouw de helft ad € 2.100,- van deze waarde aan de man dient te voldoen;
te bepalen dat de vrouw aan het hof dient te overleggen twee weken voor de zitting bij het hof de bewijsstukken:
1.
waaruit de waarde van de beleggersrekening bij Florius met nummer [a] blijkt per 23 mei 2012;
2.
een bewijsstuk van het saldo van de bankrekening op naam van de vrouw per 23 mei 2012;
3.
een bewijsstuk waaruit het saldo van de Visacard met nummer [b] blijkt per 23 mei 2012;
en met inachtname van de uitspraak van de rechtbank over de verdeling van de gemeenschap van goederen van partijen het bedrag te bepalen dat de vrouw aan de man wegens overbedeling verschuldigd is en te bepalen dat de vrouw dit bedrag aan de man dient te voldoen binnen twee weken na de uitspraak van het hof;
en te bepalen dat de vrouw de som van € 682,01 op de gezamenlijke rekening bij de ING Bank met nr. [c] dient te voldoen binnen twee weken na de uitspraak van het hof;
en subsidiair, voor het geval de vrouw geen gevolg heeft gegeven aan het onder II verzochte, te bepalen dat:
1.
de waarde van de beleggersrekening bij Florius met nummer [a] per 23 mei 2012 € 10.000,- bedraagt;
2.
het saldo van de bankrekening op naam van de vrouw per 23 mei 2012 € 1.000,- bedraagt;
3.
het debetsaldo van de Visacard met nummer [b] per 23 mei 2012 nihil bedraagt;
en, met inachtname van de uitspraak van de rechtbank over de verdeling van de gemeenschap van goederen van partijen gecombineerd met uw vaststellingen, het hof begrijpt: de vaststellingen van het hof, over de waarden van de vermogensbestanddelen van de gemeenschap van goederen van partijen voornoemd en het debetsaldo van de Visacard, het bedrag te bepalen dat de vrouw aan de man wegens overbedeling verschuldigd is en te bepalen dat de vrouw dit bedrag aan de man dient te voldoen binnen twee weken na de uitspraak van het hof;
en te bepalen dat de vrouw de som van € 682,01 op de gezamenlijke rekening bij de ING Bank met nr. [c] dient te voldoen binnen twee weken na de uitspraak van het hof.
[auto X]
4.
De vrouw stelt in haar eerste grief dat de rechtbank de [auto X] (hierna: de auto) ten onrechte in de verdeling heeft betrokken. Volgens de vrouw is de auto het eigendom van een bekende van de vrouw. Ter terechtzitting heeft zij desgevraagd verklaard dat zij de auto om niet aan haar vader heeft overgedragen.
5.
Volgens de man is de vrouw nog steeds de bezitter van de auto. Zij reed er in ieder geval nog in ten tijde van de zitting in eerste aanleg. De auto is tijdens het huwelijk van partijen aangekocht voor € 3.609,- met inruil van een andere auto. Daarnaast waren partijen reeds overeengekomen dat en op welke wijze de auto in de verdeling zou worden betrokken.
6.
Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, maakt het hof op dat de vrouw nog steeds het beschikkingsrecht over de auto heeft. Zo spreekt zij over ‘mijn auto’. De door de vrouw geïnitieerde verandering van de tenaamstelling van de auto op 16 april 2012 zegt niets over de eigendom. De vrouw heeft niet aangetoond dat de auto aan haar vader is geleverd. Gelet hierop dient de waarde van de auto per de peildatum [0-0-0000] in de verdeling te worden betrokken. Uit de door de man overgelegde en door de vrouw niet bestreden aankoopnota blijkt dat de auto op 17 juli 2010 € 6.740,- waard was. Het hof acht de door de man gestelde waarde van ruim twee jaar na de aankoopdatum van € 4.200,- alleszins redelijk zodat het hof daarvan uitgaat. Dit mede nu de vrouw haar verklaring ter terechtzitting dat de auto vele gebreken kende, in het geheel niet heeft onderbouwd.
Lening ten behoeve van de auto
7.
De vrouw klaagt in haar tweede grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de man de lening van 17 juli 2010 bij zijn ouders is aangegaan in verband met de aankoop van de [auto X] om deze lening vervolgens in de verdeling te betrekken. Volgens de vrouw zegt het niets dat de moeder van de man tweemaal een bedrag van € 1.000,- heeft gepind rondom de datum van die aankoop. De man heeft geen betalingsbewijzen van de auto overgelegd. Ter terechtzitting heeft de vrouw nog gesteld dat er geen bewijs is dat het geld aan de man ter hand is gesteld.
8
De man stelt dat uit de overgelegde aankoopnota blijkt dat partijen een lening zijn aangegaan bij zijn ouders. Het naast de inruil van de vorige auto te betalen bedrag is namelijk precies het bedrag dat van de ouders is geleend. Zonder deze lening hadden partijen de auto niet kunnen betalen wegens gebrek aan vermogen.
9.
Het hof overweegt als volgt. Voor zover ter zake van de auto sprake is van een lening bij de ouders van de man geldt dat partijen beide draagplichtig zijn, ieder voor de helft. De deelgenoot die meer dan de helft betaalt, heeft op grond van artikel 6:2 BW regres op de andere deelgenoot. De bewijslast voor het bestaan van een lening ligt echter bij de schuldeiser en kan derhalve in de onderhavige procedure niet worden vastgesteld, aangezien dat een zaak is tussen de schuldeisers en de schuldenaren.
Lening ten behoeve van de advocaatkosten van de man
10.
In haar derde grief stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de man op 12 november 2010 een lening bij zijn ouders is aangegaan ten behoeve van zijn advocaatkosten en dat deze lening ten onrechte in de verdeling is betrokken. Volgens de vrouw had de man destijds voldoende draagkracht en betaalde hij nog geen kinderalimentatie. Daarnaast zijn de door de man gestelde advocaat kosten disproportioneel hoog. Het zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid indien de vrouw zou moeten bijdragen aan de aflossing op deze lening.
11.
De man stelt dat hij zonder de lening de advocaatkosten niet kon betalen. Zijn advocaatkosten lopen op omdat de vrouw iedere medewerking weigert zodat telkenmale een rechterlijke uitspraak nodig is.
12.
Het hof overweegt als volgt. De vrouw betwist het bestaan van voormelde lening niet. Deze gemeenschapsschuld dient in beginsel door beide partijen, ieder voor de helft, te worden gedragen. Op grond van de redelijkheid en billijkheid kan van deze hoofdregel worden afgeweken. Het hof acht in de onderhavige zaak daartoe termen aanwezig nu de vrouw ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat zij een alleenstaande moeder is met een bijstandsuitkering en schulden, terwijl de man een goed inkomen van € 90.000,- per jaar verdient. De man heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij een goed inkomen heeft. Gelet op deze aanzienlijke ongelijkheid in financiële posities van partijen acht het hof het niet redelijk en billijk dat de vrouw zou moeten meebetalen aan de schuld inzake de advocaatkosten van de man nu deze advocaatkosten betrekking hebben op de echtscheidingsprocedure.
Beleggingsrekening Florius, rekening op naam van de vrouw en Visacard
13.
De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw bewijsstukken omtrent de saldi van voormelde rekeningen per peildatum [0-0-0000] moet overleggen en subsidiair om bij gebreke daarvan die saldi op de door hem geschatte bedragen te stellen.
14.
De vrouw heeft een afschrift van de beleggingsrekening bij Florius overgelegd over de periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011, derhalve niet per peildatum, zoals de man terecht opmerkt. Van haar bankrekening heeft zij geen afschrift overgelegd, volgens haar verklaring ter terechtzitting omdat zij geen printer heeft om het afschrift uit te printen. Van de Visacard heeft zij een overzicht van mei 2012 overgelegd.
15.
Het hof overweegt als volgt. De vrouw is op grond van artikel 21 Rv verplicht de voor de beslissing van belang zijnde stukken in het geding te brengen, mede in het kader van de waarheidsvinding. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Ook op grond van artikel 1:83 BW rust op de vrouw een inlichtingenplicht jegens de man.
16.
Ten aanzien van de beleggingsrekening bij Florius gaat het hof uit van een saldo per peildatum van € 6.253,26, conform het overgelegde overzicht, nu het hof aannemelijk acht dat het saldo na 31 december 2011 niet meer ingrijpend is gewijzigd.
17.
Het hof zal het saldo van de rekening op naam van de vrouw per peildatum conform het verzoek van de man op € 1.000,- stellen. Dat de vrouw niet over een printer beschikte om het desbetreffende afschrift uit te printen, komt voor haar eigen rekening en risico.
18.
Tijdens de terechtzitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat het debetsaldo inzake de Visacard per peildatum € 3.064,17 bedroeg, zodat het hof daarvan uitgaat.
Gezamenlijke rekening bij de ING-bank
19.
Volgens de man dient de vrouw nog een bedrag van € 682,01 voor haar rekening te nemen, zijnde de helft van het opgebouwde debetsaldo van de gezamenlijke ING-rekening per 28 september 2012. De man stelt dat hij zijn deel ruimschoots heeft betaald door van zijn eigen rekening twee nota’s van de buitenschoolse opvang te betalen.
20.
De vrouw stelt dat de achterstand op de rekening inmiddels is ingelopen doordat beide partijen betalingen voor hun eigen rekening hebben genomen. De vrouw is van mening dat zij voldoende heeft bijgedragen aan de gezamenlijke kosten.
21.
Het hof overweegt als volgt. Het hof stelt vast dat de vrouw ter zake van het negatieve saldo van de ING-rekening per 28 september 2012 nog een bedrag van € 682,01 aan de man dient te betalen. De vrouw heeft zich echter beroepen op verrekening. Nu het hof niet kan vaststellen of en zo ja met welke bedragen moet worden verrekend, zal het verzoek van de man te bepalen dat de vrouw voormeld bedrag binnen twee weken na deze uitspraak dient te voldoen, worden afgewezen. Voor het overige geldt dat partijen beiden draagplichtig zijn voor de schuld bij de ING-bank, ieder voor de helft. Indien een van partijen meer dan de helft heeft betaald, heeft deze partij regres op de andere partij.
Vaststellen onderbedelingsvordering
22.
Wegens het ontbreken van een aantal gegevens kan het hof de onderbedelingsvordering niet vaststellen. Het desbetreffende verzoek van de man zal dan ook worden afgewezen. Partijen dienen zelf over te gaan tot een finale afrekening op grond van de gegevens zoals die door de rechtbank en door het hof zijn vastgesteld.
Bewijsaanbod
23.
Het door de man in het beroepschrift gedaan algemeen bewijsaanbod zal het hof als onvoldoende concreet en specifiek passeren
Recapitulatie
24.
Met inachtneming van het hiervoor door het hof overwogene gelast het hof de wijze van verdeling als volgt;.
1.
de echtelijke woning te [adres 2], zal worden verkocht, hiertoe zullen partijen binnen twee weken na de datum van de beschikking aan de makelaar [Z 3] te [plaats van vestiging] een verkoopopdracht dienen te verstrekken, de aan de echtelijke woning gekoppelde hypothecaire geldlening bij de Rabobank zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning en de aan de hypotheek verpande kapitaalverzekering zal worden beëindigd;
2.
de over- dan wel onderwaarde (zijnde de verkoopopbrengst en afkoopwaarde van de aan de hypothecaire verpande kapitaalverzekering te verminderen met de aflossing van de hypothecaire geldlening en eventuele met de verkoop samenhangende kosten) komt ieder van partijen bij helfte toe dan wel dient door beide partijen bij helfte te worden gedragen;
3.
aan de man worden toegedeeld:
3.1
het saldo op de bankrekening(en) op zijn naam, onder de verplichting van de man tot vergoeding aan de vrouw van de helft van het (de) saldo(i) per de peildatum, waarbij heeft te gelden dat de man door middel van (een) bewijsstuk(ken) inzage in de hoogte van het (de) saldo(i) op de peildatum aan de vrouw dient te geven;
3.2
de inboedelgoederen die hij thans onder zich heeft, zonder nadere verrekening met de vrouw;
4.
aan de vrouw worden toegedeeld:
4.1
het saldo op de bankrekening op haar naam, onder de verplichting van de vrouw tot vergoeding aan de man van de helft van dit saldo, ofwel € 500,-;
4.2
de beleggingsrekening bij Florius met nummer [a], onder de verplichting van de vrouw tot vergoeding aan de man van de helft van dit saldo, ofwel € 3.126,63;
4.3
de auto [X], onder de verplichting van de vrouw tot vergoeding aan de man van de helft van de waarde per de peildatum, ofwel € 2.100,-;
4.4
de inboedelgoederen die zij thans onder zich heeft, zonder nadere verrekening met de man, met dien verstande dat de vrouw de thans nog in haar bezit zijnde laptop, waarop foto’s van de minderjarige staan, aan de man zal afgeven, waarna de man de daarop aanwezige foto’s van de minderjarige zal overzetten op een cd en deze cd aan de vrouw zal doen toekomen;
4.5
de Visa-card met kaartnummer [b];
Voor zover door deze gelaste wijze van verdeling een van partijen is overbedeeld, is deze gehouden de helft van de overwaarde te vergoeden aan de onderbedeelde partij;
ten aanzien van de schulden wordt bepaald als volgt:
beide partijen zijn draagplichtig, ieder voor de helft, voor het debetsaldo van € 1.364,02 van de gezamenlijke rekening bij de ING-bank met nummer [c] per 28 september 2012, met dien verstande dat indien een van partijen meer dan de helft heeft betaald, deze partij regres heeft op de andere partij.
beide partijen zijn draagplichtig, ieder voor de helft, voor het negatieve saldo van de Visacard met kaartnummer [b] groot € 3.064,17, met de mogelijkheid van regres zoals hiervoor vermeld;
de man zal (de aflossing van) de lening bij zijn ouders van 12 november 2010 ten behoeve van zijn advocaatkosten voor zijn rekening nemen, zonder nadere verrekening met de vrouw.
25.
Het hof ziet geen aanleiding de man te veroordelen in de kosten van het geding en zal het desbetreffende verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
26.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin anders is beslist dan hierboven onder rechtsoverweging 24 is weergegeven en, in zoverre opnieuw beschikkende:
gelast de wijze van verdeling zoals vermeld onder rechtsoverweging 24 en verklaart deze tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan ’s hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Mulder, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2013.