CRvB, 02-06-2010, nr. 09-662 WAJONG
ECLI:NL:CRVB:2010:BM6664
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
02-06-2010
- Zaaknummer
09-662 WAJONG
- LJN
BM6664
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2010:BM6664, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 02‑06‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 02‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Geen uitbetaling WAJONG-uitkering in verband met inkomsten uit arbeid. De Raad overweegt in de eerste plaats dat nu geen rechtsmiddel is aangewend tegen het besluit van 31 januari 2008 in rechte vast staat dat appellant ten onrechte uitkering heeft ontvangen. Voorts overweegt de Raad dat de wet het Uwv ertoe verplicht om te veel betaalde uitkering terug te vorderen, zelfs als het zelf een fout heeft gemaakt. Het Uwv mag alleen van terugvordering afzien als sprake is van een dringende reden. Van zo’n dringende reden is naar vaste rechtspraak van de Raad slechts sprake als het gevolg van de terugvordering onaanvaardbaar is. Dat het Uwv een fout heeft gemaakt, vormt geen dringende reden, want dat is niet het gevolg (hooguit de oorzaak) van de terugvordering. De door appellant aangevoerde omstandigheden vormen evenmin een dringende reden.
Partij(en)
09/662 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 19 december 2008, 08/1086 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. A.M. Engelen, advocaat te Gennep, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. drs. Engelen. Voor het Uwv is verschenen P.J.L.H. Coenen.
II. OVERWEGINGEN
- 1.1.
Aan appellant is per 13 mei 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (WAJONG) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat de WAJONG-uitkering in verband met inkomsten uit arbeid met ingang van 1 mei 2006 niet wordt uitbetaald. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
- 1.2.
Bij besluit van 15 februari 2008 heeft het Uwv van appellant teruggevorderd de over de periode van 1 mei 2006 tot en met 14 november 2006 onverschuldigd betaalde WAJONG-uitkering. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 29 mei 2008 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
- 2.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
- 3.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat het Uwv een fout heeft gemaakt door zijn WAJONG-uitkering per 1 mei 2006 door te betalen. Het Uwv heeft immers zelf per 1 mei 2006 een gesubsidieerde werkplek voor appellant ingekocht bij de INTOS, was dus volledig op de hoogte van zijn werkzaamheden en heeft die fout ook erkend. Appellant is voorts van mening dat er sprake is van een dringende reden om van terugvordering af te zien. Door toedoen van het Uwv heeft hij nu een flinke schuld en hij heeft het daar erg moeilijk mee, ook al voorziet de getroffen terugbetalingsregeling in € 77,02 per maand gedurende vijf jaren.
- 4.1.
De Raad overweegt in de eerste plaats dat nu geen rechtsmiddel is aangewend tegen het besluit van 31 januari 2008 in rechte vast staat dat appellant ten onrechte uitkering heeft ontvangen.
- 4.2.
Voorts overweegt de Raad dat de wet het Uwv ertoe verplicht om te veel betaalde uitkering terug te vorderen, zelfs als het zelf een fout heeft gemaakt. Het Uwv mag alleen van terugvordering afzien als sprake is van een dringende reden. Van zo’n dringende reden is naar vaste rechtspraak van de Raad slechts sprake als het gevolg van de terugvordering onaanvaardbaar is. Dat het Uwv een fout heeft gemaakt, vormt geen dringende reden, want dat is niet het gevolg (hooguit de oorzaak) van de terugvordering. De door appellant aangevoerde omstandigheden vormen evenmin een dringende reden.
- 5.
Gelet op het vorenstaande faalt het hoger beroep. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
- 6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2010.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) T.J. van der Torn.
JL