Richtlijn 90/270/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-06-1990
- Bronpublicatie:
29-05-1990, PbEG 1990, L 156 (uitgifte: 21-06-1990, regelingnummer: 90/270/EEG)
- Inwerkingtreding
11-06-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-1990, PbEG 1990, L 156 (uitgifte: 21-06-1990, regelingnummer: 90/270/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Richtlijn van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1), opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde een hogere graad van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen;
Overwegende dat volgens dit artikel in deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen;
Overwegende dat de mededeling van de Commissie over haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk (4) voorziet in de vaststelling van maatregelen met betrekking tot de nieuwe technologieën; dat de Raad daarvan in zijn Resolutie van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats (5) nota heeft genomen;
Overwegende dat de naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van veiligheid van de met een beeldscherm uitgeruste werkplekken kunnen garanderen dwingend vereist is om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te waarborgen;
Overwegende dat deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk (6); dat de bepalingen van die richtlijn daarom ten volle gelden voor het gebruik van beeldschermen door werknemers, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen;
Overwegende dat de werkgevers zich op de hoogte moeten stellen van de technische vooruitgang en van de wetenschappelijke kennis op het gebied van het ontwerpen van werkplekken, om eventuele noodzakelijk geworden aanpassingen uit te voeren, ten einde een hoger niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te kunnen garanderen;
Overwegende dat voor een werkplek met beeldschermapparatuur de ergonomische aspecten bijzonder belangrijk zijn;
Overwegende dat de onderhavige richtlijn een concreet element vormt in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt;
Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats krachtens Besluit 74/325/EEG (7) door de Commissie wordt geraadpleegd voor het uitwerken van voorstellen op dit gebied,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 113 van 29. 4. 1988, blz. 7, en PB nr. C 130 van 26. 5. 1989, blz. 5.
PB nr. C 12 van 16. 1. 1989, blz. 92, en PB nr. C 113 van 7. 5. 1990.
PB nr. C 318 van 12. 12. 1988, blz. 32.
PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 3.
PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 1.
PB nr. L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.
PB nr. L 185 van 9. 7. 1974, blz. 15.