Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking
Artikel 2 Doelstellingen
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2007
- Bronpublicatie:
18-12-2006, PbEU 2006, L 378 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 1905/2006)
- Inwerkingtreding
16-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2006, PbEU 2006, L 378 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 1905/2006)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De primaire en overkoepelende doelstelling van samenwerking uit hoofde van deze verordening is het uitbannen van armoede in de partnerlanden en -regio's in het kader van duurzame ontwikkeling, met inbegrip van de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's), alsook de bevordering van democratie, goed bestuur en eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat. In aansluiting hierop heeft de samenwerking met partnerlanden en -regio's ten doel:
- —
democratie, rechtsstatelijkheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden, goed bestuur, gendergelijkheid en de desbetreffende instrumenten van het internationaal recht te consolideren en te ondersteunen;
- —
de duurzame ontwikkeling — waaronder begrepen de politieke, economische, sociale en ecologische aspecten — van de partnerlanden en -regio's, meer bepaald de armste, te bevorderen;
- —
de harmonische en geleidelijke integratie van die landen in de wereldeconomie te stimuleren;
- —
een bijdrage te leveren tot het uitwerken van internationale maatregelen ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en het duurzaam beheer van de mondiale natuurlijke rijkdommen, teneinde duurzame ontwikkeling, met aandacht voor klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit, te waarborgen;
- —
en de relatie tussen de Gemeenschap en de partnerlanden en -regio's te versterken.
2.
De samenwerking van de Gemeenschap op grond van deze verordening voldoet aan de verbintenissen en de doelstellingen die de EU in het kader van de Verenigde Naties (VN) en andere bevoegde internationale organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking heeft onderschreven.
3.
Het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap, zoals neergelegd in titel XX van het Verdrag, vormt het juridisch kader voor de samenwerking met de partnerlanden en -regio's. De Gemeenschappelijke Verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: ‘De Europese consensus’ van 20 december 2005, en de daaropvolgende wijzigingen, vormen het algemeen kader, de leidraad en het convergentiepunt bij het sturen van het samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap met partnerlanden en -regio's op grond van deze verordening.
4.
De in artikel 1, lid 1, bedoelde maatregelen worden zodanig ontworpen dat zij voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) die door de OECD/DAC zijn vastgesteld.
De in artikel 1, lid 2, bedoelde programma's worden zodanig ontworpen dat zij voldoen aan de criteria voor ODA vastgesteld door de OECD/DAC, tenzij:
- —
de kenmerken van de begunstigde anders gebieden, of
- —
het programma een wereldomvattend initiatief, een communautaire beleidsprioriteit of een internationale verplichting of toezegging van de Gemeenschap uitvoert, zoals bedoeld in artikel 11, lid 2, en de maatregel niet de kenmerken heeft om aan zulke criteria te voldoen.
Onverminderd artikel 2, lid 4, tweede alinea, eerste streepje, heeft ten minste 90 % van de uit hoofde van thematische programma's geplande uitgaven een zodanige opzet dat de door de OECD/DAC vastgestelde criteria voor ODA vervuld zijn.
5.
De communautaire bijstand op grond van deze verordening mag niet worden gebruikt ter financiering van de aanschaf van wapens of munitie, militaire acties of acties die te maken hebben met defensie.
6.
Maatregelen in de zin van Verordening (EG) nr. 1717/2006, met name artikel 4, die voor financiering krachtens die verordening in aanmerking komen, worden in beginsel niet op grond van deze verordening gefinancierd, tenzij de continuïteit van de samenwerking op het traject van crisissituatie naar stabiele omstandigheden voor ontwikkeling moet worden bewaard.
Onverminderd de noodzaak om de continuïteit in de samenwerking te bewaren op het traject van crisissituatie naar stabiele omstandigheden voor ontwikkeling, worden maatregelen in de zin van Verordening (EG) nr. 1257/96, die voor financiering krachtens die verordening in aanmerking komen, niet gefinancierd uit hoofde van deze verordening.