Einde inhoudsopgave
Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte
Artikel 32
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landsverordening van 15 maart 2001, houdende het overgangsrecht ter zake van de wijzigingen die in de bestaande wetgeving in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden aangebracht, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
14-09-2010, Stb. 2010, 509 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
1.
De tot aan het in artikel 31 bedoelde tijdstip op grond van het tevoren geldende recht gehouden openbare registers van in- en overschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen, maken, met uitzondering van de dagregisters, van dat tijdstip af deel uit van de in artikel 8, eerste lid, onder a, van de wet bedoelde openbare registers.
2.
De tot aan het in artikel 31 bedoelde tijdstip op grond van het tevoren geldende recht gehouden registers welke betrekking hebben op teboekgestelde zeeschepen en de rechten waaraan deze zijn onderworpen, maken, met uitzondering van het dagregister, van dat tijdstip af deel uit van de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, van de wet.
3.
De tot aan het in artikel 31 bedoelde tijdstip op grond van het tevoren geldende recht gehouden registers welke betrekking hebben op teboekgestelde luchtvaartuigen en de rechten waaraan deze zijn onderworpen, maken, met uitzondering van het dagregister, van dat tijdstip af deel uit van de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder c, van de wet.
4.
Ten aanzien van stukken die vóór het in artikel 31 bedoelde tijdstip zijn in- of overgeschreven, geldt nadien als tijdstip van inschrijving hetgeen op de desbetreffende, in de openbare registers opgenomen, afschriften van die stukken door de bewaarder is vermeld.