Einde inhoudsopgave
Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen
Artikel 3 Standaard regeling voor uitstel van betaling
Geldend
Geldend van 01-01-2015 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
24-11-2014, Stcrt. 2014, 34049 (uitgifte: 01-12-2014, regelingnummer: 2014-0000174745)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2014, Stcrt. 2014, 34049 (uitgifte: 01-12-2014, regelingnummer: 2014-0000174745)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Boeten en maatregelen
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
Het UWV en de SVB stellen de termijn waarvoor uitstel van betaling wordt verleend, alsmede de daaraan verbonden periodieke betalingen of verrekeningen, vast na overleg met de schuldenaar en met inachtneming van dit artikel, tenzij:
- a.
de vordering een bestuurlijke boete betreft;
- b.
de onverschuldigde betaling het gevolg is van een gedraging waarvoor aan de schuldenaar een bestuurlijke boete is opgelegd;
- c.
de onverschuldigde betaling het gevolg is van een gedraging waarvan het UWV of de SVB aangifte heeft gedaan of waarvan proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden; of
- d.
de vordering het gevolg is van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting.
2.
Het UWV en de SVB verlenen uitstel van betaling voor ten hoogste 36 maanden. De geldschuld wordt gedurende die periode in termijnen ter hoogte van de volledige aflossingscapaciteit betaald of verrekend.
3.
In afwijking van het tweede lid, tweede zin, wordt op verzoek van de schuldenaar ten minste de halve aflossingscapaciteit toegepast onder de voorwaarde dat de vordering geheel wordt voldaan binnen de in het tweede lid genoemde termijn van 36 maanden. De schuldenaar wordt erop gewezen dat kwijtschelding als bedoeld in de artikelen 24, vijfde lid, van de AKW, 53, vijfde lid, van de Anw, 24, vijfde lid, van de AOW, 35, vierde lid, van de IOW, 20, vijfde lid, van de TW, 36, vijfde lid, van de WW, 3:16 en 3:27 van de WAZO, 2:59, vijfde lid,of 3:56, vijfde lid, van de Wajong, 63, vijfde lid, van de WAZ, 57, vijfde lid, van de WAO, 77, vijfde lid, van de Wet WIA of 33, vijfde lid, van de ZW niet mogelijk is.
4.
Indien de schuldenaar hogere periodieke betalingen of verrekeningen voorstelt dan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, stelt het UWV of de SVB de termijnen conform dit voorstel vast.
5.
De periodieke betaling of verrekening wordt gesteld op de volledige aflossingscapaciteit verminderd met 5% van de bijstandsnorm indien:
- a.
de schuldenaar met aanwending van zijn volledige aflossingscapaciteit en vermogen niet in staat is de vordering binnen 36 maanden te voldoen; en
- b.
periodieke betaling of verrekening gedurende 60 maanden van het aldus verkregen bedrag leidt tot een grotere voldoening van de vordering dan betaling of verrekening gedurende 36 maanden van het op grond van het tweede en derde lid verkregen bedrag.
6.
Indien de schuldenaar, bij aanwending van zijn volledige aflossingscapaciteit, de vordering niet binnen 36 maanden of bij aanwending van de volledige aflossingscapaciteit verminderd met 5% van de bijstandsnorm, niet binnen 60 maanden volledig zal kunnen voldoen, wendt hij zijn vermogen aan zodat een zodanig gedeelte van de vordering binnen zes weken, nadat het UWV of de SVB aan de schuldenaar uitstel van betaling heeft verleend, wordt voldaan dat hij het resterende deel van de geldschuld binnen 36 maanden, dan wel 60 maanden, kan voldoen.
Indien echter de schuldenaar ten genoegen van het UWV of de SVB zekerheid stelt voor voldoening van de gehele vordering binnen 36 maanden, dan wel 60 maanden, nadat uitstel van betaling is verleend, behoeft de schuldenaar zijn vermogen niet aan te wenden.
7.
Indien toepassing van dit artikel tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt kan het UWV of de SVB van het eerste tot en met zesde lid afwijken.