Besluit beheer politiekorps BES
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
04-10-2010, Stb. 2010, 374 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Veiligheidswet BES (30-09-2010, Stb. 362).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Organisatie
1.
De korpsbeheerder politie treft voorzieningen opdat de ingeslotene in ieder geval beschikt over:
- a.
slaapgelegenheid;
- b.
eten en drinken in overeenstemming met medische en levensbeschouwelijke of godsdienstige eisen;
- c.
sanitair;
- d.
de noodzakelijke medische zorg, en
- e.
informatie over de gang van zaken in het politiecellencomplex.
2.
Tenzij het politiecellencomplex geen luchtplaats heeft, draagt de korpsbeheerder politie er zorg voor dat de ingeslotene tweemaal daags wordt gelucht.
3.
In verband met het eerste lid, onderdeel d, treft de korpsbeheerder politie een regeling met artsen in het openbaar lichaam waar het politiecellencomplex is gelegen teneinde van hulp verzekerd te zijn voor de medische zorg van ingeslotenen.
4.
Met inachtneming van het bij of krachtens de wet bepaalde treft de korpsbeheerder politie een regeling met betrekking tot het roken, de ontspanning, het telefoneren en het ontvangen van bezoek van de ingeslotene.
5.
Onze Minister geeft regels over de inrichting van een politiecellencomplex.
6.
Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Justitie wordt bepaald welke gegevens worden geregistreerd over ingeslotenen.
7.
In geval van overlijden of poging tot zelfdoding van een ingeslotene draagt de korpsbeheerder politie er zorg voor dat het openbaar ministerie hiervan onverwijld in kennis wordt gesteld en dat aan Onze Minister en Onze Minister van Justitie hiervan een schriftelijk rapport wordt gezonden.