type:coll:
Rb. Amsterdam, 08-10-2014, nr. C/13/553369 / HA ZA 13-1673
ECLI:NL:RBAMS:2014:6516, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
08-10-2014
- Zaaknummer
C/13/553369 / HA ZA 13-1673
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:6516, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑10‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2016:2816, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NTHR 2015, afl. 2, p. 106
Uitspraak 08‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Vervroegd aflossen financiering door (noodgedwongen) overstap. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om de gehele contractuele aflossingsvergoeding verschuldigd te zijn.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/553369 / HA ZA 13-1673
Vonnis van 8 oktober 2014
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiseres sub 1] ,
gevestigd te Nieuwegein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] ,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. O.L.M. Heuts te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DEUTSCHE BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseressen gezamenlijk] en Deutsche Bank worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van [eiseressen gezamenlijk], met producties,
- -
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Deutsche Bank, met producties,
- -
het tussenvonnis van 22 januari 2014 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- -
het proces-verbaal van comparitie van 12 juni 2013, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[naam] is bestuurder van [eiseres sub 2] en één van de vier vennoten van de [eiseres sub 1] De overige vennoten zijn de drie zonen van [naam]. [eiseressen gezamenlijk] is een fruittelersbedrijf. Het productieproces van [eiseressen gezamenlijk] omvat het telen, plukken, sorteren, verpakken, koelen, schillen en uitleveren van appels en peren.
2.2.
[eiseressen gezamenlijk] heeft vanaf 2006 een sterke groei doorgemaakt. Door percelen grond aan te kopen en fruitbomen aan te planten werd de opbrengst gaandeweg vergroot, ten gevolge waarvan ook de productiefaciliteiten moesten worden uitgebreid. [eiseressen gezamenlijk] heeft daarom een vergunning aangevraagd voor de bouw van een koelcomplex op één van zijn percelen in Nieuwegein. De bouwvergunning is op 27 november 2007 verleend. Het bouwplan omvatte onder meer de verbouwing van een reeds bestaande loods tot koelhuis, bestaande uit 24 koelcellen met een capaciteit van 2.400 ton fruit (Koelhuis 1).
2.3.
Koelhuis 1 is in 2008 gebouwd. Het vreemd vermogen van [eiseressen gezamenlijk] bestond toen uit:
- -
een kredietfaciliteit verstrekt door Coöperatieve Rabobank Kromme Rijnstreek (Rabobank) bestaande uit een rekening-courant krediet en een drietal leningen; en
- -
een kredietfaciliteit verstrekt op 2 januari 2006 door ABN Amro Bank N.V. (ABN Amro).
2.4.
De door ABN Amro verstrekte kredietfaciliteit van 2 januari 2006 werd in april 2010 overgenomen door Deutsche Bank, als onderdeel van de overname door Deutsche Bank van verschillende onderdelen van ABN Amro. Ter vervanging van deze kredietovereenkomst hebben [eiseressen gezamenlijk] en Deutsche Bank op 13 oktober 2010 Kredietovereenkomst I gesloten, waarbij de kredietfaciliteit van 2 januari 2006 als volgt werd gewijzigd en voortgezet: Deutsche Bank verstrekte aan [eiseressen gezamenlijk] (i) een rekening-courant krediet van € 300.000,-- en (ii) een 10-jarige lening, waarvan het saldo op 4 februari 2011 € 260.925,-- bedroeg.
2.5.
Op 21 oktober 2010 is aan [eiseressen gezamenlijk] een vergunning verleend voor de bouw van Koelhuis 2, zoals aangevraagd op 20 april 2009.
2.6.
[eiseressen gezamenlijk] kon de bouw van Koelhuis 2 niet financieren uit eigen middelen. Rabobank was om interne redenen niet bereid om haar kredietfaciliteit ten behoeve van deze investering te verhogen.
2.7.
[naam] heeft vervolgens over de financiering van de benodigde uitbreiding van de productiefaciliteiten gesproken met [account manager] (hierna: [account manager]), account manager bij Deutsche Bank en gespecialiseerd in de agrarische sector. Vervolgens heeft Deutsche Bank zich bereid verklaard het krediet van Rabobank te herfinancieren en tevens een aanvullende kredietfaciliteit ter beschikking te stellen in verband met de voorgenomen investering. Aldus werden alle lopende financieringen van [eiseressen gezamenlijk] ondergebracht bij Deutsche Bank. De door [eiseressen gezamenlijk] wegens vervroegde beëindiging aan Rabobank verschuldigde rentevergoeding van € 181.101,-- werd door Deutsche Bank gecompenseerd.
2.8.
Dit alles heeft geresulteerd in de op 19 januari 2011 tussen [eiseressen gezamenlijk] en Deutsche Bank gesloten Kredietovereenkomst II, waarbij Deutsche Bank aan [eiseressen gezamenlijk] een kredietfaciliteit heeft verstrekt van € 6.420.000,--, bestaande uit:
- -
i) een rekening-courant krediet ten bedrage van maximaal € 200.000,--
- -
ii) een 8-jarige lening van € 1.486.000,--, af te lossen in één bedrag op 1 april 2019, tegen een rente van 4,00% per jaar
- -
iii) een 13-jarige lening ten bedrage van € 1.200.000,--, af te lossen in 156 opeenvolgende maandelijkse termijnen met ingang van 11 mei 2011, tegen een rente van 4,00% per jaar (deze lening en de onder (ii) genoemde lening worden samen de Vaste Renteleningen genoemd);
- -
iv) een 13-jarige EURIBOR lening ten bedrage van € 2.084.000,--, af te lossen in 156 opeenvolgende maandelijkse termijnen met ingang van 1 mei 2011, tegen een eenmaands EURIBOR rente vermeerderd met een opslag van 2,20% per jaar; en
- -
v) een 3-jarige EURIBOR lening ten bedrage van € 1.450.000,--, af te lossen in één bedrag op 1 april 2014, tegen een eenmaands EURIBOR rente vermeerderd met een opslag van 2,20% per jaar.
In Kredietovereenkomst II was onder meer bepaald:
“De 13-jarige EURIBOR lening dient in het bijzonder ter financiering van de aflossing van (…) de boeterente als gevolg van de aflossing van de faciliteit bij de RABO Bank.”
2.9.
In september 2011 hebben [eiseressen gezamenlijk] en Deutsche Bank Kredietovereenkomst III gesloten, waarbij Deutsche Bank nog eens € 1.350.000,-- ter leen verstrekte aan [eiseressen gezamenlijk]. Dit bedrag is verstrekt door middel van:
- -
i) een 5-jarige EURIBOR lening met EIB rentekorting ten bedrage van € 60.000,-- af te lossen ineens op 1 juli 2016, tegen een driemaands EURIBOR rente vermeerderd met een opslag van 1,70% per jaar;
- -
ii) een 5-jarige EURIBOR lening ten bedrage van € 700.000,-- af te lossen in 15 opeenvolgende driemaandelijkse termijnen met ingang van 1 oktober 2012, tegen een driemaands EURIBOR rente vermeerderd met een opslag van 2,20% per jaar; en
- -
iii) een verhoging van het rekening-courant krediet met € 50.000,-- (derhalve tot € 250.000,--), op dezelfde voorwaarden als genoemd in Kredietovereenkomst II.
In Kredietovereenkomst III is onder meer bepaald:
“Voorwaarden voor continuering en uitbreiding
De in deze Kredietovereenkomst vastgelegde kredietfaciliteit wordt gecontinueerd en uitgebreid indien alle hiervoor genoemde zekerheden en verklaringen tot genoegen van Deutsche Bank zijn gevestigd respectievelijk zijn verstrekt en indien Deutsche Bank in het bezit is gesteld van:
- Bindende offertes voor de bouw van de koelcellen waaruit blijkt dat de investering binnen budget kan worden gedaan.
(…)”
2.10.
Op Kredietovereenkomsten II en III zijn onder meer de Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. (de Algemene Bankvoorwaarden) en ‘Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO’ van toepassing (hierna de Algemene Bepalingen).
Artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden houdt, voor zover hier van belang het volgende in:
De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt.
Hoofdstuk III van de Algemene Bepalingen , genaamd ‘Algemene Bepalingen van toepassing op Krediet in de vorm van een lening’, luidt voor zover van belang als volgt:
“(…)
4 Vervroegde aflossing
4.1
Indien de lening luidt in euro, is het de Kredietnemer toegestaan die lening vervroegd af te lossen zonder een vergoeding voor geleden verlies en gederfde winst aan ABN AMRO verschuldigd te zijn mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.de Kredietnemer heeft ABN AMRO ten minste een maand te voren van zijn voornemen tot vervroegde aflossing alsmede van het bedrag en de datum daarvan bij aangetekende brief kennisgegeven; en
b.de vervroegde aflossing valt samen met de vervaldag van een verplichte aflossing dan wel met een overeengekomen rentevervaldag; en
c.de vervroegde aflossing bedraagt, indien de lening niet volledig wordt afgelost, ten minste EUR 1.000,= en per kalenderjaar ten hoogste 5% van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening; en
d.de Kredietnemer toont ten genoegen van ABN AMRO aan dat de vervroegde aflossing uit eigen middelen van de Kredietnemer geschiedt.
Indien de Kredietnemer niet aan één of meer van de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet; (…)
is de Kredietnemer aan ABN AMRO over het (anders of meer) vervroegd af te lossen bedrag en tegelijk met de betaling daarvan een vergoeding voor geleden verlies en gederfde winst verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding wordt door ABN AMRO bepaald op de wijze als hierna onder 4.2 dan wel 4.3 vermeld.
4.2
Indien (i) een vast rentepercentage van kracht is ten aanzien van een lening die luidt in euro of (ii) (…), wordt de hiervoor onder 4.1 bedoelde vergoeding door ABN AMRO bepaald op het verschil tussen:
a.de som van de contant gemaakte rentebedragen die ABN AMRO vanaf de datum van vervroegde aflossing tot de laatste aflossingsdatum, dan wel de eerstvolgende renteherzieningsdatum indien deze hieraan voorafgaat, op grond van de Kredietovereenkomst over het (anders of meer) vervroegd af te lossen bedrag zou hebben ontvangen, doch door de vervroegde aflossing niet ontvangt, en
b.de som van de contant gemaakte rentebedragen die ABN AMRO op de interbancaire markt zou kunnen ontvangen over geldleningen die qua grootte vergelijkbaar zijn met het bedrag van het (anders of meer) vervroegd af te lossen bedrag, en qua looptijd vergelijkbaar zijn met de hiervoor onder 4.2a. bedoelde periode.
Zulks met een minimum van 1% van het (anders of meer) vervroegd af te lossen bedrag. Het contant maken zal geschieden tegen de ten tijde van de vervroegde aflossing op de interbancaire markt geldende rente. ABN AMRO zal het bedrag van de vergoeding aan de Kredietnemer meedelen.
(…)”
2.11.
Per brief van 22 december 2011 heeft [vastgoedeigenaar] aan [eiseressen gezamenlijk] medegedeeld dat zij het gebruiksrecht van [eiseressen gezamenlijk] op een perceel grond te Odijk per 31 december 2011 niet zou verlengen omdat zij voornemens was het perceel te verkopen aan de provincie Utrecht.
2.12.
Op 20 juli 2012 heeft [eiseressen gezamenlijk] een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van Koelhuis 3, zijnde een aanbouw aan Koelhuis 2.
2.13.
Eind 2012, toen de verkoop van het perceel grond aan de provincie niet door was gegaan, bood [vastgoedeigenaar] het perceel te koop aan [eiseressen gezamenlijk]. [eiseressen gezamenlijk], die de grond in gebruik had voor zijn fruitteelt, wilde de grond graag kopen.
2.14.
Op 12 december 2012 maakte Deutsche Bank bekend dat zij als onderdeel van een reorganisatie haar organisatie wilde stroomlijnen en haar strategische focus zou aanscherpen. Op de Nederlandse Small and Medium Enterprises (SME) markt zou zij zich focussen op bedrijven en organisaties die behoefte hebben aan handelsfinanciering, ondersteuning voor internationaal betalingsverkeer en andere hoogwaardige financiële vraagstukken.
2.15.
Op 17 december 2012 bracht [naam 2] Deutsche Bank, een bezoek aan [eiseressen gezamenlijk]. [naam] heeft daarbij gesproken over de nieuwe investeringen die hij wilde doen, met de bouw van Koelhuis 3 en de aankoop van het perceel grond van [vastgoedeigenaar]. [naam 2] heeft daarbij ook gesproken over de aangekondigde reorganisatie van Deutsche Bank.
2.16.
Per brief van 25 februari 2013, verzonden op 7 maart 2013 heeft de gemeente Nieuwegein aan [eiseressen gezamenlijk] medegedeeld dat zij voornemens was om de verleende bouwvergunning in te trekken, tenzij [eiseressen gezamenlijk] binnen 4 weken aan de gemeente zou laten weten waarom hij de vergunning wilde behouden en wanneer hij alsnog zou beginnen met bouwen, waarvoor hij maximaal nog eens 26 weken de tijd zou krijgen.
2.17.
Per brief van 12 april 2013 heeft Deutsche Bank aan [eiseressen gezamenlijk] medegedeeld wat de in december 2012 aangekondigde ‘aanscherping van de strategische focus’ voor hem zou betekenen:
“Deutsche Bank zal zich in Nederland als internationale zakenbank nog sterker focussen op bedrijven en organisaties die behoefte hebben aan geavanceerde bankproducten en –diensten, zoals handelsfinanciering, cash management solutions en structured finance.
De maatregelen die voortvloeien uit deze aangescherpte focus hebben gevolgen voor de bedrijfsonderdelen van Deutsche Bank in Nederland die de markt van Small and Medium Enterprises (SME) bedienen. In de komende periode voegen we kantoren samen, nemen we afscheid van klanten en medewerkers en passen we onze bancaire service en producten aan de aangescherpte focus aan. (…)
Wat betekent dit voor u?
Deutsche Bank is niet langer de geschikte bank om u de producten en diensten aan te bieden die u op dit moment afneemt. We vinden het van belang om hier transparant over te zijn en wijzen u op de mogelijkheden van Nederlandse banken die wel een breed lokaal aanbod hebben voor de producten en diensten die u op dit moment bij ons afneemt. We streven ernaar om voor eind juni contact met u op te nemen om de overstap naar een andere bank te bespreken. Individuele overeenkomsten met u zetten we vooralsnog voort, waarbij we rekening houden met de hiervoor geldende voorwaarden.
Voor uw bankzaken en met eventuele vragen over deze brief kunt u vanaf heden terecht bij het centrale Klant Contact Centrum van Deutsche Bank in plaats van bij uw huidige regiokantoor en uw huidige contactpersoon. (…) Houdt u de komende tijd rekening met enige wachttijd.”
2.18.
Op 16 mei 2013 heeft Deutsche Bank op haar website een toelichting gepubliceerd op de strategische heroriëntatie en de gevolgen daarvan voor de klanten van de bank. Deutsche bank schrijft daarin onder meer:Zorgplicht
We kunnen ons voorstellen dat klanten er niet op zitten te wachten om (opnieuw) over te moeten stappen naar een andere bank. (...) Ons doel is in gezamenlijk overleg en met inachtneming van onze zorgplicht tot een passende oplossing te komen die aansluit bij de individuele feiten en omstandigheden van iedere klant.
Duidelijkheid over de kosten voor het beëindigen van leningen
(…) Voor zover op grond van de toepasselijke leningsvoorwaarden kosten verschuldigd zijn, zal Deutsche Bank in haar berekeningen uitsluitend de ‘breakfunding costs’ berekenen. Dit zijn de kosten die de bank daadwerkelijk maakt voor het voortijdig afbreken van de financiering die de bank voor de klant heeft aangetrokken.
Deutsche Bank (…) vraagt enkel een vergoeding voor de daadwerkelijk gemaakte kosten. De gederfde toekomstige inkomsten (commerciële marge) wordt niet berekend.Bij voortijdige opzegging door de klant wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van elke individuele klant. Deutsche bank houdt hierbij expliciet rekening met klanten waarbij langere commitments van kracht zijn (…) Deutsche Bank kan echter geen generieke toezeggingen doen omdat de feiten en omstandigheden per klant kunnen verschillen (…)
2.19.
Op 16 mei 2003 heeft [naam] gesproken met onder meer [account manager] over de behoefte aan financiering voor de bouw van Koelhuis 3. Als opties werden besproken (i) aanvullend krediet bij een andere bank onder voortzetting van de lopende leningen bij Deutsche Bank en deling van de zekerheden; (ii) integrale overstap naar een andere bank, waarbij [eiseressen gezamenlijk] aan Deutsche Bank een vergoeding wegens voortijdige beëindiging verschuldigd zou zijn; en (iii) aanvullend krediet bij Deutsche Bank. [account manager] liet hierbij weten dat Deutsche Bank in beginsel negatief stond tegenover een verdere uitbreiding van haar financiering.
2.20.
Deutsche Bank heeft de aanvraag van [eiseressen gezamenlijk] voor een aanvullend krediet in behandeling genomen en liet daarbij weten dat zij meer tijd en stukken nodig had, waaronder taxatierapporten, om een gedegen afweging te kunnen maken. [eiseressen gezamenlijk] heeft ook contact opgenomen met ABN Amro. ABN Amro was bereid de aanvullende financiering te verstrekken maar wenste daarbij ook de door Deutsche Bank reeds verstrekte kredieten over te nemen omdat zij geen inmenging van Deutsche Bank wilde ten aanzien van de door [eiseressen gezamenlijk] te verstrekken zekerheden.
2.21.
Op 2 augustus 2013 heeft [eiseressen gezamenlijk] een offerte van ABN Amro ondertekend, op basis waarvan ABN Amro aanvullende financiering voor de bouw van K oelhuis 3 en de aankoop van de grond zou verstrekken en de lopende kredieten zouden worden geherfinancierd onder de voorwaarde dat de kredietovereenkomsten I, II en III met Deutsche Bank konden worden beëindigd.
2.22.
Op 6 augustus 2013 heeft Deutsche Bank aan [eiseressen gezamenlijk] het volgende medegedeeld:
“Op basis van alle stukken die we de afgelopen dagen hebben ontvangen hebben wij een afweging gemaakt inzake de aanvraag voor een uitbreiding van de financiering met 1.350.000 euro ten behoeve van de aankoop van 6,8 ha grond en de bouw van een koelcel.
We hebben besloten deze aanvraag niet te honoreren. Zwaarwegend in dit besluit is het feit dat DB bij monde van [naam 2] meerdere malen heeft aangegeven haar credit limit niet te willen verhogen. [naam] is niettemin verplichtingen aangegaan terwijl hij wist dat DB haar positie niet wenst uit te breiden.
DB is bereid om de huidige faciliteiten in stand te houden, de variabele leningen kosteloos af te laten lossen en de zekerheden te delen met ABN-AMRO die zich, naar u zegt, bereid heeft verklaard de financiering over te nemen.”
2.23.
Deutsche Bank heeft tevens laten weten in geval van aflossing van de leningen bereid te zijn tot doorhaling van haar zekerheden, mits [eiseressen gezamenlijk] een bedrag zou betalen van € 323.074,-- ten titel van geleden verlies en gederfde winst althans van de breakfunding costs als bedoeld in artikel 4 van de Algemene Bepalingen (hierna ook: de aflossingsvergoeding). [eiseressen gezamenlijk] heeft zowel de verschuldigdheid als de hoogte van de aflossingsvergoeding betwist.
2.24.
Als (tussen)oplossing zijn partijen een door [eiseressen gezamenlijk] te stellen bankgarantie van € 161.537,-- overeengekomen, welke op 14 augustus 2013 in opdracht van [eiseressen gezamenlijk] door ABN Amro ten gunste van Deutsche Bank is gesteld (hierna: de bankgarantie). Partijen hebben daarbij onder meer afgesproken:
- -
Dat Deutsche Bank in het kader van de beëindiging van de kredietrelatie met [eiseressen gezamenlijk] de door [eiseressen gezamenlijk] gestelde zekerheden zal vrijgeven, tegen algehele voldoening door [eiseressen gezamenlijk] van hetgeen Deutsche Bank van hem te vorderen heeft blijkens de door haar op te stellen aflosnota;
- -
Dat van de algehele voldoening is uitgezonderd het bedrag van € 323.074,--, waarvan [eiseressen gezamenlijk] de verschuldigdheid betwist;
- -
Dat ABN Amro bank zich jegens Deutsche Bank garant stelt voor de betaling hiervan, tot een bedrag van (50% ervan) € 161.537,--
- -
Dat [eiseressen gezamenlijk] de verschuldigdheid van de aflossingsvergoeding inzet zal maken van een aanhangig te maken procedure.
2.25.
Op 15 augustus 2013 is de kredietrelatie tussen [eiseressen gezamenlijk] en Deutsche Bank beëindigd, onder aflossing van de kredieten van Deutsche Bank en vrijgave van de zekerheden door Deutsche Bank.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiseressen gezamenlijk] vordert, na wijziging van eis ter comparitie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. primair voor recht te verklaren dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiseressen gezamenlijk] de aflossingsvergoeding te laten betalen;
subsidiair de door Deutsche Bank gevorderde aflossingsvergoeding, welke als een boete moet worden beschouwd, te matigen, eveneens omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van [eiseressen gezamenlijk] een aflossingsvergoeding te eisen;
2. voor recht te verklaren dat Deutsche Bank geen rechten kan ontlenen aan de bankgarantie;
3. Deutsche Bank te gebieden om de bankgarantie te retourneren aan ABN Amro Bank binnen 14 dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat Deutsche Bank met de naleving van dit gebod in gebreke blijft;
4. Deutsche Bank te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten conform liquidatietarief en met bepaling dat indien het bedrag van deze proceskostenveroordeling niet binnen 14 dagen is voldaan, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
3.2.
[eiseressen gezamenlijk] stelt hiertoe dat de weigering van Deutsche Bank om [eiseressen gezamenlijk] het door hem gevraagde krediet te verstrekken in strijd was met haar zorgplicht. Deutsche Bank wist immers dat de bedrijfsvoering van klanten als [eiseressen gezamenlijk] in sterke mate afhankelijk is van continuïteit van de financiering. Zij wist ook dat de onderneming van [eiseressen gezamenlijk] een groeitraject doorliep, behoefte had aan meer koelcapaciteit, en dat zij hiervoor bouwplannen en een vergunning had. Toen Deutsche Bank [eiseressen gezamenlijk] in januari 2011 als klant binnenhaalde heeft zij ook de bereidheid getoond om hierin mee te gaan. [eiseressen gezamenlijk] heeft zich ten gevolge van de weigering van het gevraagde aanvullend krediet in 2012 en de mededeling van Deutsche Bank dat zij niet langer de geschikte bank voor [eiseressen gezamenlijk] was, genoodzaakt gezien om naar een andere bank over te stappen, waardoor [eiseressen gezamenlijk] de kredietrelatie met Deutsche Bank geheel heeft moeten beëindigen. De door Deutsche Bank voorgestelde deling van zekerheden was in de praktijk niet realiseerbaar. Aldus heeft Deutsche Bank niet voldaan aan de op haar jegens [eiseressen gezamenlijk] rustende zorgplicht en hem in feite gedwongen de relatie met Deutsche Bank te beëindigen. Onder deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien Deutsche Bank van [eiseressen gezamenlijk] ook nog een aflossingsvergoeding in verband met de voortijdige beëindiging van de lopende kredietovereenkomsten zou kunnen verlangen.
3.3.
Deutsche Bank voert gemotiveerd verweer. Het voornaamste verweer van Deutsche Bank is dat [eiseressen gezamenlijk] de betaling van de aflossingsvergoeding aan zichzelf te danken heeft omdat [eiseressen gezamenlijk] zelf heeft gekozen om voortijdig de relatie met Deutsche Bank te beëindigen. Deutsche Bank was immers bereid om haar zekerheden met ABN Amro te delen en de lopende kredietovereenkomsten voort te zetten. Deutsche Bank was niet gehouden om de nadere kredietaanvraag van [eiseressen gezamenlijk] te honoreren, nu zij bij aanvang van de kredietrelatie niet bekend was met de concrete plannen van [eiseressen gezamenlijk] en nimmer heeft toegezegd dat zij verdere kredietaanvragen in beginsel zou honoreren terwijl [eiseressen gezamenlijk] er redelijkerwijs ook niet op heeft mogen vertrouwen dat Deutsche Bank aanvullende financiering zou verstrekken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Deutsche Bank vordert veroordeling van [eiseressen gezamenlijk] tot betaling aan Deutsche Bank van de aflossingsvergoeding van € 323.074, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover [eiseressen gezamenlijk] dit niet binnen twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn na betekening van het te wijzen vonnis, heeft voldaan.
3.6.
[eiseressen gezamenlijk] voert gemotiveerd verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen samen en zullen om die reden hierna gezamenlijk worden besproken. Kern van het geschil is de vraag of en, zo ja, in hoeverre [eiseressen gezamenlijk] in verband met de beëindiging van de kredietrelatie met Deutsche Bank in augustus 2013 op de voet van artikel 4 van de Algemene Bepalingen een aflossingsvergoeding verschuldigd is.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen is overeengekomen dat [eiseressen gezamenlijk] bij vervroegde aflossing aan Deutsche Bank een aflossingsvergoeding verschuldigd zou zijn. Anders dan [eiseressen gezamenlijk] betoogt kan uit de mededeling van Deutsche Bank op haar website van 16 mei 2013 niet worden afgeleid dat Deutsche Bank afstand zou hebben gedaan van haar recht die aflossingsvergoeding in rekening te brengen. Uit genoemde mededeling blijkt immers slechts dat Deutsche Bank geen vergoeding zal vragen voor gederfde inkomsten, niet dat zij geen vergoeding voor door haar gemaakte kosten meer zal verlangen. Deutsche Bank heeft verder gemotiveerd gesteld dat het door haar gevorderde bedrag van € 323.074,00 uitsluitend ziet op door haar ten behoeve van de kredietverstrekking aan [eiseressen gezamenlijk] gemaakte kosten. [eiseressen gezamenlijk] heeft dit niet (meer) voldoende gemotiveerd betwist. Nu vaststaat dat alle kredieten per 15 augustus 2013 vervroegd zijn afgelost, heeft als uitgangspunt voor de verdere beoordeling te gelden dat [eiseressen gezamenlijk] op grond van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomsten in beginsel een bedrag van € 323.074,00 aan aflossingsvergoeding aan Deutsche Bank verschuldigd is.
4.3.
Vervolgens is dan aan de orde of Deutsche Bank, gelet op alle omstandigheden van het geval jegens [eiseressen gezamenlijk] onverkort aanspraak kan maken op betaling van die vergoeding. [eiseressen gezamenlijk] heeft in dat kader allereerst aangevoerd dat Deutsche Bank ten onrechte, want op oneigenlijke gronden heeft geweigerd de aanvullende financiering te verstrekken en hem daarmee heeft gedwongen over te stappen naar ABN Amro. Dit slaagt niet. Uit de onder de feiten weergegeven gang van zaken blijkt immers dat [eiseressen gezamenlijk] al op 2 augustus 2013, nog voordat Deutsche Bank de aanvraag op 6 augustus 2013 afwees had besloten over te stappen naar ABN Amro. Dat [eiseressen gezamenlijk] als gevolg van de (onterechte) afwijzing door Deutsche Bank zou zijn overgestapt kan dan ook niet worden gevolgd.
4.4.
[eiseressen gezamenlijk] heeft verder betoogd dat hij zich als gevolg van de mededeling van Deutsche Bank dat zij niet langer de geschikte bank voor [eiseressen gezamenlijk] was en dat zij niet genegen was verdere kredieten te verstrekken, genoodzaakt heeft gezien om naar een andere bank over te stappen, waardoor Deutsche Bank hem, in strijd met de op haar rustende zorgplicht in feite heeft gedwongen de kredietrelatie te beëindigen zodat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien [eiseressen gezamenlijk] toch de aflossingsvergoeding aan Deutsche Bank zou moeten betalen.
4.5.
Dit betoog slaagt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.6.
[eiseressen gezamenlijk] heeft in samenspraak met Deutsche Bank in januari 2011 besloten zijn bij Rabobank lopende financieringen onder te brengen bij Deutsche Bank. Deutsche Bank heeft [eiseressen gezamenlijk] daarbij voor de aan Rabobank verschuldigde vergoedingen gecompenseerd in de 13 jarige Euribor lening. Deutsche Bank wilde [eiseressen gezamenlijk] graag als klant hebben. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de onderneming van [eiseressen gezamenlijk] in de daaraan voorafgaande jaren een sterke groei had doorgemaakt, dat deze groei grotendeels extern was gefinancierd en dat het in de verwachting lag dat [eiseressen gezamenlijk] ook in de toekomst zou blijven groeien. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat met Kredietovereenkomst II een verdere uitbreiding van de koelcapaciteit werd gefinancierd en het feit dat [account manager] ter zitting heeft verklaard dat de onderneming van [eiseressen gezamenlijk] bij de overgang naar Deutsche Bank goed is bekeken, dat daarbij is gekeken naar de langere termijn en dat men kon zien aankomen dat de koelcapaciteit in verhouding tot de beplante grond onvoldoende zou blijken te zijn. Verder staat vast dat [eiseressen gezamenlijk] voor het opvangen van seizoensinvloeden in zijn dagelijkse bedrijfsvoering aangewezen was op door Deutsche Bank te verstrekken krediet.
4.7.
Aldus zijn partijen in januari 2011 een reeks van verbintenissen voor de lange termijn aangegaan, waarbij voor beide partijen duidelijk geweest moet zijn dat het de bedoeling was dat [eiseressen gezamenlijk] in de toekomst zijn financieringen bij Deutsche Bank als ‘huisbankier’ zou onderbrengen en dat Deutsche Bank op haar beurt de onderneming van [eiseressen gezamenlijk], waar mogelijk, van de nodige (aanvullende) financiering zou voorzien.
Anders dan [eiseressen gezamenlijk] betoogt volgt daaruit niet dat Deutsche Bank gehouden was om desgewenst (nader) krediet te verstrekken. Ook voor [eiseressen gezamenlijk] moet duidelijk zijn geweest dat eventuele nadere financieringen afhankelijk waren van de vraag of daarvoor de nodige aflossingscapaciteit en zekerheden voorhanden zouden zijn en dat Deutsche Bank daarbij steeds ook zelf een eigen bedrijfsmatige afweging zou moeten maken of zij verdere financiering mogelijk en verantwoord achtte. Wel mocht [eiseressen gezamenlijk] er in het licht van de tussen partijen in 2011 gemaakte afspraken over de overgang van Rabobank vanuit gaan dat Deutsche Bank met betrekking tot eventuele toekomstige financieringsaanvragen een positieve grondhouding zou aannemen, in die zin dat indien aan de daaraan redelijkerwijs te stellen voorwaarden was voldaan, Deutsche Bank in beginsel ook genegen zou zijn (aanvullend) krediet te verstrekken.
4.8.
De aldus bestaande verhouding tussen partijen is als gevolg van de in december 2012 aangekondigde strategische heroriëntatie van Deutsche Bank ingrijpend veranderd.Deutsche Bank liet immers in verband daarmee weten dat zij in de komende periode afscheid zou nemen van een deel van haar klanten, dat zij voor [eiseressen gezamenlijk] niet langer de geschikte bank was en dat zij contact zou opnemen om de overgang naar een andere bank te bespreken. Kort en goed kwam het er op neer dat Deutsche Bank twee jaar na de overkomst van Rabobank niet langer de ‘huisbankier’ van [eiseressen gezamenlijk] wilde zijn. Van genoemde positieve grondhouding was geen sprake meer.
4.9.
Mede tegen die achtergrond is tussen [eiseressen gezamenlijk] en Deutsche Bank vanaf december 2012 gesproken over het verstrekken van aanvullende financiering voor de aankoop van de grond en de bouw van koelcel 3. Daarbij gold dat [eiseressen gezamenlijk] als gevolg van de brief van de gemeente van 25 februari 2013 over het intrekken van de bouwvergunning en de wens om de grond van [vastgoedeigenaar] te kopen belang had bij een voortvarende afwikkeling. Ook Deutsche Bank was daarvan op de hoogte. In het gesprek dat op 16 mei 2013 met [account manager] heeft plaatsgevonden is vervolgens ook de mogelijkheid besproken van financiering door een andere bank en is door [account manager] gezegd dat Deutsche Bank in beginsel negatief stond tegenover uitbreiding van haar financiering aan [eiseressen gezamenlijk]. Deutsche Bank heeft desondanks de kredietaanvraag toch in behandeling genomen en verzocht om meer tijd en gegevens om deze te kunnen beoordelen. Ondertussen heeft [eiseressen gezamenlijk] zich voor financiering tot - onder andere - ABN Amro gewend. ABN Amro stelde evenwel als voorwaarde voor financiering dat zij geen zekerheden met Deutsche Bank zou hoeven delen. Dit bracht mee dat ofwel Deutsche Bank ten faveure van ABN Amro afstand zou moeten doen van een deel van de aan haar verstrekte zekerheden, ofwel dat [eiseressen gezamenlijk] de door Deutsche Bank verstrekte kredieten zou aflossen en in zijn geheel zou overgaan naar ABN Amro.
4.10.
[eiseressen gezamenlijk] heeft vervolgens de beslissing van Deutsche Bank op zijn financieringsaanvraag niet meer afgewacht. Op 2 augustus 2013 is een overeenkomst met ABN Amro gesloten waarbij ABN Amro het benodigde aanvullend krediet zou verstrekken en alle bij Deutsche Bank lopend financieringen zou overnemen, op voorwaarde dat de kredietovereenkomsten met Deutsche Bank konden worden beëindigd. Blijkens de verklaring van mr. Heuts ter zitting heeft daarbij meegespeeld dat [eiseressen gezamenlijk] niet meer verwachtte dat Deutsche Bank bereid zou zij het aanvullende krediet te verstrekken. Daarnaast zouden in april 2014 en juli 2016 een deel van de lopende financiering aflopen. Omdat aflossing niet mogelijk was, zou ook dan herfinanciering nodig zijn en was gezien de aangekondigde strategische heroriëntatie de verwachting gerechtvaardigd dat [eiseressen gezamenlijk] tegen dezelfde weigerachtige houding van Deutsche Bank zou aanlopen. Op 6 augustus 2013 liet Deutsche Bank weten dat zij geen aanvullende financiering zou verstrekken. [eiseressen gezamenlijk] is op 15 augustus 2013 overgestapt naar ABN Amro.
4.11.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken volgt dat partijen in 2011 een overeenkomst voor de langere termijn zijn aangegaan. Deutsche Bank heeft echter in 2012 besloten dat deze vorm van kredietverlening niet langer paste binnen haar toekomst strategie en zij heeft daarom haar voornemen kenbaar gemaakt de relatie met [eiseressen gezamenlijk] te willen beëindigen. Hoewel het Deutsche Bank vrij staat een dergelijke strategische keuze te maken is zij, mede gelet op bepaalde in artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden, gehouden daarbij naar beste vermogen rekening te houden met de belangen van [eiseressen gezamenlijk]. Deutsche Bank had gelet op haar kennis van de onderneming moeten begrijpen dat [eiseressen gezamenlijk] zich als gevolg van de veranderde houding van Deutsche Bank gedwongen zou kunnen zien elders financiering te zoeken en zich moeten realiseren dat hij daarbij voor de keus zou komen te staan om, net als in 2011 in zijn geheel over te stappen naar een andere bank. Deutsche Bank kan zich dan ook niet eenvoudigweg op het standpunt stellen dat [eiseressen gezamenlijk] zelf heeft gekozen de lopende financieringen vervroegd af te lossen en dat hij dus de gehele aflossingsvergoeding moet betalen. Die keuze is immers mede het gevolg geweest van de eenzijdige beslissing van Deutsche Bank dat zij [eiseressen gezamenlijk] om strategische redenen niet langer als klant wenste. Onder die omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien Deutsche Bank de nadelige gevolgen van haar eigen strategische keuze met een beroep op artikel 4 van de Algemene Bepalingen geheel op [eiseressen gezamenlijk] zou kunnen afwentelen. De vordering in conventie is in zoverre toewijsbaar. Anders dan [eiseressen gezamenlijk] betoogt betekent dit echter niet dat hij in het geheel geen aflossingsvergoeding aan Deutsche Bank zou hoeven te betalen. Zoals hiervoor al is overwogen is die vergoeding tussen partijen uitdrukkelijk overeengekomen en mocht [eiseressen gezamenlijk] er ook onder gelijkblijvende omstandigheden niet zonder meer vanuit gaan dat Deutsche Bank hem desgewenst steeds (nader) krediet zou blijven verstrekken. Dit brengt mee dat ook [eiseressen gezamenlijk] een deel van de aflossingsvergoeding voor zijn rekening zal moeten nemen. De vordering in reconventie is in zoverre eveneens toewijsbaar.
4.12. De rechtbank is gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat partijen in het onderhavige geval in gelijke mate verantwoordelijk zijn te houden voor de uiteindelijke beslissing de verstrekte kredieten in augustus 2013 vervroegd af te lossen. De slotsom is dan dat [eiseressen gezamenlijk] de aflossingsvergoeding aan Deutsche Bank verschuldigd is, maar dat Deutsche Bank daarvan de helft - te weten € 161.537,00 - voor haar rekening zal moeten nemen.
4.13.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen als na te noemen ten dele worden toegewezen. Nu beide partijen zowel in conventie als in reconventie op onderdelen in het ongelijk worden gesteld zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat partijen ieder de eigen kosten moeten dragen.
4.14.
De overige stellingen van partijen behoeven bij deze stand van zaken geen nadere behandeling.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiseressen gezamenlijk] de gehele aflossingsvergoeding te laten betalen,
5.2.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiseressen gezamenlijk] om aan Deutsche Bank te betalen € 161.537,00 (honderdeenenzestig duizend vijfhonderdzevenendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der betaling,
5.5.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2014.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑10‑2014