NJB 2018/219:Bestanddeel ‘indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is’ art. 161bis Sr: om in rechte het levensgevaar als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van het verijdelen van de veiligheidsmaatregel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich doorgaans geen personen in de nabijheid van het betreffende elektriciteitswerk bevinden. In casu kunnen de bewijsmiddelen het oordeel van het hof dragen dat naar algemene ervaringsregels levensgevaar voor anderen voorzienbaar was