Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017
Artikel 5 Afleggen van de eed of belofte
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
30-09-2019, Stb. 2019, 346 (uitgifte: 21-10-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
2.
De overheidswerkgever bepaalt volgens welke van de formulieren, bedoeld in het eerste lid, de eed of belofte wordt afgelegd. Hierbij is slechts van belang of een formulier, mede gelet op de functie, passend is.
3.
Voor zover het formulier daarin niet voorziet, heeft de ambtenaar in elk geval de mogelijkheid om de eed of de belofte af te leggen, waarbij de eed wordt bekrachtigd met de woorden ‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’ en de belofte wordt bekrachtigd met de woorden ‘Dat verklaar en beloof ik’.
4.
Het formulier wordt ten minste ondertekend door de ambtenaar die de eed of belofte aflegt en door degene die de overheidswerkgever vertegenwoordigt.
5.
De overheidswerkgever draagt zorg voor archivering van een ondertekend formulier.
6.
De overheidswerkgever stelt een procedure vast omtrent de wijze van het afleggen van de eed of belofte.