Hof Amsterdam, 22-11-2011, nr. 200.096.270-01
ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7108
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-11-2011
- Zaaknummer
200.096.270-01
- LJN
BV7108
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7108, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑11‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2011:BR3950, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2011:BR3950, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
JBPr 2012/52 met annotatie van Mr. M.R. van Zanten
Uitspraak 22‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Rekest. Bekrachtiging afwijzing verzoek tot het leggen van conservatoir beslag. Appellant heeft de voorzieningenrechter niet voldoende voorzien van essentiële informatie.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[APPELLANT]
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
APPELLANT,
advocaat: mr. N.M.F. Statnik te Sittard,
t e g e n
[X],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente].
Appellant wordt hierna [Appellant] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie van het hof per fax op 27 oktober 2011, is [Appellant] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 29 juli 2011, gewezen onder zaak- en rekestnummer 183854/KG RK 11-616. Het beroepschrift strekt er primair toe dat het hof genoemde beschikking zal vernieti-gen en de vordering van [Appellant] - inclusief rente en kos-ten - zal begroten op € 7.500,- en alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, aan [Appellant] verlof zal verlenen om conservatoir beslag te leggen op:
- -
de onverdeelde helft van de aan [X] (hierna: [X]) toebeho-rende woning aan de [adres] (hierna: de woning);
- -
de onroerende zaken van [X] die zich in de woning bevinden;
- -
alle gelden, goederen en/of geldswaarden van [X] die de Ra-bobank Waterland en Omstreken, gevestigd te Purmerend, onder zich heeft en/of zal verkrijgen en/of aan [X] verschuldigd is en/of zal worden;
- -
de aandelen in eigendom van [X] als enig aandeelhouder in [Y B.V.], gevestigd te [adres],
en de termijn waarbinnen [Appellant] de eis in de hoofdzaak dient in te stellen, zal bepalen op 14 dagen.
Subsidiair heeft [Appellant] het hof verzocht de bestreden be-schikking te bekrachtigen onder verbetering van de gronden tot afwijzing, inhoudende dat nimmer misleiding van de voorzienin-genrechter heeft plaatsgevonden.
Op 10 november 2011 heeft de mondelinge behandeling van het ho-ger beroep plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is het standpunt van [Appellant] toegelicht door mr. Statnik voornoemd.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en uitspraak bepaald.
2. De beoordeling
2.1.1
Bij verzoekschrift van 26 juli 2011 heeft [Appellant] de rechtbank Haarlem verzocht verlof te verlenen voor het leggen van de hiervoor genoemde conservatoire beslagen. Ter onderbou-wing van zijn verzoek heeft [Appellant] samengevat aangevoerd dat [X] zijn taak als executeur van de nalatenschap van [Z] - de broer van [Appellant] - ondeugdelijk en frauduleus heeft uitgevoerd en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Ap-pellant], die 1/7e deel van het zuiver saldo van de genoemde nalatenschap gelegateerd heeft gekregen.
2.1.2
De voorzieningenrechter heeft in de bestreden beschik-king – kort gezegd – het volgende overwogen. Onderaan het be-slagrekest staat vermeld: “Wij, (fungerend-)Voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden, gezien bovenstaand verzoekschrift, be-groten de vordering van verzoeker op €
en staan verzoeker toe het beslag te leggen zoals verzocht”, wat bij de voorzieningenrechter het vermoeden heeft doen ontstaan dat eenzelfde beslagrekest eerder bij de voorzieningenrechter te Leeuwarden is ingediend, hoewel daarover niets in het be-slagrekest is vermeld. Nadat door de griffier telefonisch om opheldering is gevraagd, heeft [Appellant] op 28 juli 2011 een gewijzigd beslagrekest ingediend waaruit blijkt dat een eerder beslagrekest is ingediend bij de rechtbank Leeuwarden, dat is ingetrokken voordat hierop is beslist. Door deze essentiële informatie, in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Bur-gerlijke Rechtsvordering (Rv) en het bepaalde onder punt 2 van de beslagsyllabus, niet te vermelden in het op 26 juli 2011 ingediende verzoekschrift heeft [Appellant] de voorzieningen-rechter misleid, hetgeen zodanig in strijd met de goede pro-cesorde is, dat het gevraagde verlof reeds om die reden gewei-gerd dient te worden.
2.1.3
In hoger beroep heeft [Appellant] erkend dat in het be-slagrekest van 26 juli 2011 ten onrechte niet is vermeld dat het rekest eerder bij de rechtbank Leeuwarden was ingediend en weer is ingetrokken. Het gaat echter om een vergissing die, naar aanleiding van vragen van de griffier, is opgehelderd en met het gewijzigde beslagrekest van 28 juli 2011 is verbeterd. Aangezien een verzoeker op grond van de beslagsyllabus één keer in de gelegenheid kan worden gesteld het rekest aan te vullen of te verbeteren, had de voorzieningenrechter het ge-wijzigde beslagrekest inhoudelijk moeten beoordelen. Het oor-deel dat [Appellant] de voorzieningenrechter heeft misleid is buitenproportioneel en kan niet in stand blijven, nu geen sprake is van opzet of kwade trouw en de fout met het gewij-zigde beslagrekest is hersteld, aldus steeds [Appellant].
2.2
Het hof overweegt als volgt.
2.3
Op een verzoek om verlof tot het leggen van conservatoir beslag wordt ingevolge artikel 700 lid 2 Rv beslist na ‘summier onderzoek’. Dit betekent dat de voorzieningenrechter doorgaans op het verzoek beslist zonder de gerekwestreerde te horen. In de regel mag, en in de praktijk zal, de voorzieningenrechter afgaan op de mededelingen van de verzoeker en de door hem overhandigde stukken. Uit het summiere karakter van het onderzoek volgt dat de verzoeker de voorzieningenrechter van alle voor de beslissing relevante feiten en omstandigheden dient te voorzien, waarbij de voorzieningenrechter erop moet kunnen vertrouwen dat de verzoe-ker hem volledig en naar waarheid inlicht. In de beslagsyllabus van juni 2011 is hieromtrent onder onderdeel A, punt 2 het vol-gende vermeld: “Artikel 21 Rv – Partijen zijn verplicht voor de be-slissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht – geldt ook bij een beslagrekest (vergelijk HR 25 maart 2011, LJN: BO9675). Zo dient in het beslagrekest melding gemaakt te worden van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak, waaronder mede begrepen eerder ingediende beslagrekesten. Hoewel een andere recht-bank na een afwijzing of intrekking formeel bevoegd kan zijn een nieuw verzoek te behandelen, is het in strijd met de beginselen van de goede procesorde dat de verzoeker bij een (dreigende) afwijzing zijn geluk elders nog eens beproeft, zonder ten minste open kaart te spelen”.
2.4
Door ten onrechte in het beslagrekest van 26 juli 2011 het eerder bij de rechtbank Leeuwarden ingediende beslagrekest niet te vermelden, heeft [Appellant] de voorzieningenrechter onvolle-dig geïnformeerd. Dat [Appellant] hiervan in het gewijzigde be-slagrekest van 28 juli 2011, naar aanleiding van vragen van de griffier, alsnog melding heeft gemaakt, maakt dit niet anders. Daar komt bij dat de advocaat van [Appellant] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep desgevraagd heeft verklaard dat - vóór de intrekking van het rekest - door de griffier van de rechtbank Leeuwarden kritische vragen zijn gesteld en om een nadere motivering is gevraagd voor het te leg-gen van beslag op vier verschillende beslagobjecten, mede gelet op de – in verhouding – geringe vordering. Ook deze informatie is door [Appellant] in het beslagrekest, noch in het gewijzigde rekest vermeld, terwijl [Appellant] moet hebben begrepen dat deze informatie relevant was. [Appellant] heeft de voorzienin-genrechter aldus niet voldoende voorzien van essentiële informa-tie. Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat zulks opzettelijk is gebeurd, zodat de door de voorzienin-genrechter getrokken conclusie – dat hij is misleid – niet ge-rechtvaardigd is. Dat neemt niet weg dat een en ander zodanig in strijd met de goede procesorde is, dat het de afwijzing van het verzoek rechtvaardigt. Het hof zal de beslissing waarvan beroep derhalve bekrachtigen.
3. Beslissing
Het hof:
- -
bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Toorman, C.C. Meijer en W.J. Noordhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 november 2011.