NJB 2019/10:Een hypotheekadviseur vraagt in 2006 namens een echtpaar een hypothecaire geldlening aan, met bijvoeging van een door het echtpaar ondertekende inkomensverklaring, waarin te hoge inkomens staan vermeld. De aangevraagde hypothecaire geldlening wordt verstrekt. Later vordert het echtpaar schadevergoeding van de kredietverstrekker wegens overkreditering. Het hof wijst de vordering toe. Hoge Raad: 1. Onderhandse akte. Dwingende bewijskracht. De dwingende bewijskracht van de inkomensverklaring strekt zich niet uit tot de stelling dat het echtpaar wist dat onjuiste inkomensgegevens waren ingevuld. 2. Bewijslastverdeling. Zorgplicht. Fraude. Ook als juist is dat de zorgplicht van de kredietverstrekker niet strekt tot bescherming tegen (de gevolgen van) fraude van het echtpaar, dient de kredietverstrekker, teneinde zich daarop jegens het echtpaar te kunnen beroepen, aan te tonen dat het echtpaar fraude heeft gepleegd. 3. Overkreditering. Bijzondere zorgplicht. Professionele kredietverstrekker. Tussenpersoon. De bijzondere zorgplicht van een bank bracht ook in 2006 mee dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst tot hypothecair krediet met een consument, inlichtingen diende in te winnen over zijn inkomens- en vermogenspositie teneinde overkreditering te voorkomen. Deze bijzondere zorgplicht rust ook op andere professionele kredietverstrekkers. De kredietverstrekker mag niet zonder meer afgaan op de door de tussenpersoon aan hem verschafte inlichtingen, aangezien hij zelf ervoor verantwoordelijk blijft te waken tegen overkreditering van de consument en daartoe zo nodig zelf nadere inlichtingen moet inwinnen of gegevens moet verifiëren