NJB 2023/1177:Art. 359a Sv-verweer over het betreden van een woning voor het plaatsen van een technisch hulpmiddel i.v.m. het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de Zaak Melogale: de Hoge Raad zet de inhoud en strekking van art. 126l lid 4 jo en lid 3 Sv uiteen en overweegt daarbij onder meer dat – als in het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel mede staat vermeld dat de officier van justitie heeft bepaald dat een woning wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende – art. 126l lid 4, derde volzin, Sv vereist dat de R-C uitdrukkelijk in de machtiging vermeldt dat die plaats mag worden betreden. Laatstgenoemd voorschrift hangt ermee samen dat voorkomen moet worden dat de bevoegdheid tot het betreden van een woning lichtvaardig wordt toegepast. In casu kon het hof oordelen dat de R-C de (mede aan de hand van een p-v onderbouwde) vordering van de officier van justitie als grondslag voor het verlenen van de machtiging heeft genomen en dat het gelet op de inhoud van die vordering duidelijk was – ook al heeft de rechter-commissaris verzuimd het hokje aan te kruisen bij de opmerking dat de woning mag worden betreden – dat die machtiging ook betrekking had op het betreden van de woning voor het plaatsen van een technisch hulpmiddel. Daarvoor is mede van belang dat de R-C die (beoogde) reikwijdte van de machtiging nadien in een aanvullend p-v heeft bevestigd. In casu heeft zich i.v.m. het binnentreden van de woning niet een vormverzuim i.d.z.v. art. 359a Sv voorgedaan waaraan enig rechtsgevolg moet worden verbonden.