Hof 's-Gravenhage, 17-12-2008, nr. 105.011.789/01 en 105.012.149/01 en 105.012.150/01
ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9476
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
17-12-2008
- Zaaknummer
105.011.789/01 en 105.012.149/01 en 105.012.150/01
- LJN
BG9476
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9476, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 17‑12‑2008; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 253a Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2009/50
Uitspraak 17‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Vervangende toestemming voor de moeder om te verhuizen naar Egypte wordt geweigerd. Juridische duiding van een bruidsgave.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 december 2008
Zaaknummer : 105.011.789/01, 105.012.149/01 en 105.012.150/01
Rekestnummer : 1222-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-7310
In de zaak met nummer 105.011.789/01:
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.R.P. Drielsma,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S.C.M. Koerhuis.
In de zaken met nummer 105.012.149/01 en 105.012.150/01:
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoeker, tevens verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S.C.M. Koerhuis,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerster, tevens verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.R.P. Drielsma.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
In de zaak met nummer 105.011.789/01:
De vrouw is op 28 augustus 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 29 mei 2007.
De man heeft op 19 september 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 7 september 2007, 11 december 2007, 31 oktober 2008 en 4 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 12 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Bij brief, bij het hof ingekomen op 19 augustus 2008 en 31 oktober 2008, hebben de kinderen van partijen schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt.
In de zaak met nummer 105.012.149/01 en 105.012.150/01:
De man is op 6 november 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 7 augustus 2007.
De vrouw heeft op 17 januari 2008 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 7 maart 2008 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 7 maart 2008, 15 juli 2008, 29 juli 2008 en 4 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 13 februari 2008, 28 februari 2008, 31 oktober 2008 en 13 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 14 november 2008 zijn beide zaken mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vrouw, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
Ter zitting hebben partijen zich akkoord verklaard dat de zaken gevoegd behandeld worden.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van 29 mei 2007 en de bestreden beschikking van 7 augustus 2007. Bij eerstgenoemde beschikking is onder meer het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing naar Egypte met de kinderen pro forma aangehouden. Bij de beschikking van 7 augustus 2007 is door de rechtbank toegestaan om tussentijds hoger beroep in te stellen van de tussenbeschikking van 29 mei 2007, voor zover die beschikking ziet op het verzoek tot vervangende toestemming en het verzoek tot omgang.
Bij de beschikking van 7 augustus 2007 is – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van na te noemen minderjarigen aan de vrouw, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 703,- per maand per kind telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De man is voorts veroordeeld om aan de vrouw te betalen 255.000 Egyptische ponden of het equivalent daarvan in euro’s, welk bedrag zonder nadere ingebrekestelling opeisbaar zal zijn de dag nadat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, dan wel indien de echtscheiding inmiddels is ingeschreven, op de dag nadat deze beschikking is gegeven.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
De echtscheidingsbeschikking is op 4 september 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- 1.
In de zaak met nummer 105.011.789/01 verzoekt de vrouw aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Egypte te verhuizen.
- 2.
De man bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking, zo nodig onder aanvulling van gronden, te bekrachtigen.
- 3.
In de zaak met nummer 105.012.149/01 is in geschil de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarige kinderen van partijen:
[kind 1] geboren [in 1995] te [woonplaats] verder: [kind 1], en
[kind 2], geboren [in 1998] te [woonplaats] verder: [kind 2],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen. Voorts is in de zaak met nummer 105.012.150/01 in geschil het verzoek van de vrouw tot betaling van de bruidsgave.
- 3.
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de vaststelling van de bruidsgave en de kinderalimentatie, en (zo leest het hof) opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bruidsgave af te wijzen en de kinderalimentatie vast te stellen op € 294,- per maand per kind met ingang van 4 september 2007.
- 4.
De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de vaststelling van de kinderalimentatie betreft en, (zo leest het hof) opnieuw beschikkende, alsnog de kinderalimentatie vast te stellen overeenkomstig het inleidende verzoek van de vrouw, te vermeerderen met het aandeel van de man in de niet vergoede kosten die zijn ontstaan vanwege de medische situatie van [kind 1] of een bedrag als het hof in goede justitie meent te moeten bepalen.
- 5.
De man verzet zich daartegen en wijzigt zijn verzoek voor wat betreft de kinderalimentatie zodanig dat deze op nihil wordt gesteld met ingang van 1 oktober 2007 tot het tijdstip waarop de vrouw met de kinderen naar Nederland terugkeert en vanaf die datum de alimentatie vast te stellen op € 294,- per maand per kind en het incidenteel appel van de vrouw af te wijzen.
In de zaak met nummer 105.011.789/01:
- 6.
De vrouw stelt in haar beroepschrift dat de rechtbank ten onrechte haar beslissing op dit punt pro forma tot 8 mei 2008 heeft aangehouden. Zij voert daartoe onder meer aan dat de kinderen zich in Egypte veiliger voelen en dat daar ook de omgangsregeling opgestart kan worden. Verder kunnen de kinderen ook in Egypte de nodige medische en psychische begeleiding krijgen. Verder stelt de vrouw dat de hoofdreden waarom de rechtbank de beslissing voor de vervangende toestemming heeft aangehouden, is vervallen. Het AMK heeft immers haar dossier gesloten en de behandelende psychotherapeut pleit in het belang van de kinderen voor verhuizing naar Egypte.
- 7.
De man betwist de standpunten van de vrouw. Hij stelt dat de kinderen beter af zijn in Nederland, vanwege betere opleidingsmogelijkheden en het feit dat de kinderen goed geïntegreerd zijn. Voorts stelt de man dat de vrouw op geen enkele manier heeft aangetoond dat de kinderen in Egypte goede medische en psychische begeleiding zullen krijgen. Daarnaast stelt de man dat de vrouw al enige tijd ruzie heeft met haar familie en dat van die kant geen hulp te verwachten is.
- 8.
Ter zitting heeft de man nader verklaard dat hij de vrouw sinds 1989 kent en dat zij in 1994 zijn getrouwd. In de beginfase van de relatie heeft de man regelmatig de vrouw in Egypte opgezocht. Partijen hebben volgens de man lang over trouwen getwijfeld. De man had de wens dat de vrouw naar Nederland zou komen, maar de vrouw gaf er op dat moment de voorkeur aan om een baan in Egypte te zoeken. Op het moment dat partijen kinderen zouden krijgen, zou de vrouw naar Nederland komen. De man bezocht de kinderen in Egypte voordien ongeveer vier keer per jaar. Volgens de man is de relatie stuk gelopen omdat de vrouw weigerde naar Nederland te komen. Vervolgens heeft de man de echtscheiding aangevraagd, waarna de vrouw – om een echtscheiding te voorkomen – in 2001 uiteindelijk naar Nederland is gekomen.
Voorts heeft de man verklaard dat hij de kinderen iedere woensdag naar school bracht en dat hij ze naar sportclubs en zwemles bracht, dat hij met ze meeging naar de dokter en de tandarts. De man kookte ook regelmatig voor het gezin. De man is van mening dat hij in staat is de kinderen volledig te verzorgen, aangezien hij dit ten tijde van het huwelijk ook heeft gedaan. De man heeft voorts aangegeven invulling aan het vaderschap te willen geven en dat hij als ouder met de moeder wil kunnen communiceren.
- 9.
Van de zijde van de man is voorts betoogd dat de vrouw een vertrek naar Abu Dhabi in de Verenigde Arabische Emiraten reeds in 2006 heeft voorbereid. De man betwist dan ook de stelling van de vrouw dat zij genoodzaakt was om voor [kind 1] en zijn medische verzorging naar Abu Dhabi te verhuizen. De man heeft in dit kader nog aangevoerd dat hij stukken onder ogen heeft gekregen waaruit blijkt dat [kind 1] in januari 2008 een operatie-afspraak had in Leuven, België.
- 10.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vrouw thans woont en werkt in Abu Dhabi. Mede om die reden en om reden dat de moeder de kinderen niet alleen wilde laten, kon zij niet ter zitting aanwezig zijn. Hoewel de advocaat de stellingen van de vrouw nader heeft toegelicht, mist het hof een toelichting van de vrouw op haar eigen handelen en de consequenties daarvan. Uit artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVKR) volgt dat de belangen van het kind bij het nemen van maatregelen die hen aangaan, de eerste overweging vormen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het het hof gebleken dat de vrouw de kinderen tegen de man opzet en niet of nauwelijks uitvoering lijkt te geven aan een omgangsregeling tussen de man en de kinderen. Door de man is in het geding gebracht een schrijfblok van de vrouw (bij het verweerschrift in het incidentele appel) met aantekeningen van de vrouw wat de kinderen tegen de man moesten zeggen en hoe zij zich moesten gedragen toen zij naar het omgangshuis gingen om de man te ontmoeten. Het vorenstaande is niet weersproken door de vrouw. In deze aantekeningen van de vrouw staat:
- a)
I want to stay with mother;
- b)
I want no contact with him;
- c)
I want to turn back to Egypt.
Het hof acht het zeer zorgelijk dat de vrouw doende is om de kinderen te verbannen uit het leven van de man. Voor een stabiele opvoeding van de kinderen acht het hof het noodzakelijk dat de kinderen met beide ouders een band onderhouden, te meer daar de man in het verleden duidelijke zorgtaken heeft gehad richting de kinderen. Het hof is met de man van oordeel dat de kinderen in Nederland eveneens een goede scholing kunnen krijgen en dat er voldoende medische waarborgen zijn voor [kind 1]. Voorts overweegt het hof dat het feit dat de vrouw haar medewerking niet wil verlenen aan een deskundigenonderzoek, zoals ter zitting is besproken, – ongeacht de reden van haar weigering en in samenhang bezien met het vorenstaande – doet vermoeden dat de vrouw niet in het belang van de kinderen handelt, maar haar eigen belang voorop zet.
- 11.
Het hof neemt daarbij voorts in aanmerking dat gebleken is dat de man tijdens het huwelijk van partijen invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht ten opzichte van de kinderen. Zo heeft hij onweersproken gesteld dat hij de kinderen regelmatig naar school, sportclubs en zwemles bracht, en ging hij met hen mee naar de dokter en de tandarts. Naar het oordeel van het hof is er geen enkele aanleiding om de man te diskwalificeren als vader. Voorts acht het hof de man, op basis van de eigen waarneming tijdens de zitting en de indruk die de man heeft gewekt door de wijze waarop hij over het vaderschap en de kinderen sprak, goed in staat om de kinderen de juiste zorg te bieden.
- 12.
De keuze van de vrouw om de beslissing van het hof niet af te wachten en het feit dat zij daarmee volledig haar eigen richting koos, komt naar het oordeel van het hof voor haar rekening en risico. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw de noodzaak van haar vertrek naar Abu Dhabi niet aangetoond. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [kind 1] ook de juiste medische zorg in Nederland had kunnen krijgen. De vrouw heeft het tegendeel niet aangetoond.
- 13.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof – zoals hierna is bepaald – het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om met de kinderen naar Egypte te verhuizen niet verlenen.
In de zaken met nummer 105.012.149/01 en 105.012.150/01
Bruidsgave
- 14.
Gelet op de onderlinge samenhang van de eerste tot en met de vierde grief in principaal appel en de grief in het incidentele appel, zal het hof deze grieven zo veel mogelijk gezamenlijk bespreken.
- 15.
De man heeft gesteld dat de bruidsgave gekwalificeerd dient te worden als een alimentatieovereenkomst in de zin van artikel 1:401 Burgerlijk Wetboek en dat de overeenkomst kan worden gewijzigd indien er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst de man naar het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut van 27 november 2006.
- 16.
In incidenteel appel heeft de vrouw gesteld dat de bruidsgave moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst tot betaling van een geldsom aan het einde van het huwelijk. Ter onderbouwing van haar stelling dat naast de bruidsgave eveneens partneralimentatie kan worden verzocht, heeft de vrouw een “legal opinion” van een Egyptische advocaat van 12 oktober 2008 in het geding gebracht.
- 17.
Het hof oordeelt als volgt. Partijen zijn gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden, zijnde uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. Tevens hebben partijen ten aanzien van het tussen hen geldende huwelijksvermogensrecht Nederlands recht van toepassing verklaard. Nu partijen in de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden niets hebben gesteld omtrent de bruidsgave, brengt een uitleg van die overeenkomst met zich mee dat de bruidsgave niet kan worden bestempeld als een huwelijksvermogensrechtelijke regeling, noch als een gift bij huwelijkse voorwaarden.
- 18.
Het hof overweegt dat het partijen vrij staat om op basis van het wettelijke stelsel de vermogensrechtelijke verhoudingen te regelen zoals hen goeddunkt. Het hof acht het onder de gegeven omstandigheden redelijk en billijk om de bruidsgave te kwalificeren als een vorm van onderhoud, en dat daarop aanspraak wordt verkregen na echtscheiding, hetgeen het hof in dit specifieke geval vervolgens kwalificeert en onderbrengt onder het leerstuk van alimentatie.
- 19.
Nu het hof de bruidsgave kwalificeert als voldoening van een onderhoudsbijdrage na echtscheiding, dienen de behoefte van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige beoordeeld te worden.
- 20.
In de toelichting op grief 3 heeft de man gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, en wel in die zin dat zijn draagkracht is afgenomen. Voorts heeft de man gesteld dat, gelet op het feit dat hij al geruime tijd inteert op zijn vermogen om zijn deel van de kosten van de internationale school te betalen, van hem niet kan worden verlangd dat hij voor betaling van de bruidsgave nog meer inteert op zijn vermogen.
- 21.
De vrouw heeft gesteld dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft bij het nemen van beslissingen ter zake de bepaling van de draagkracht.
- 22.
Het hof overweegt als volgt. Door de vrouw is niet bestreden dat het inkomen van de man is gedaald. Een inkomensdaling is in beginsel een grond voor een wijziging van omstandigheden. Onder omstandigheden kan van een alimentatieplichtige worden verlangd dat hij op zijn vermogen inteert indien zijn inkomen onvoldoende is. Het spaartegoed van de man van ongeveer € 80.000,-, zoals door de rechtbank is vastgesteld en door partijen niet is bestreden, is naar het oordeel van het hof niet zodanig groot dat van de man mag worden verlangd dat hij hier direct op inteert voor het betalen van de bruidsgave. In deze zaak geldt zulks temeer nu de man heeft gesteld dat de vrouw over een aanzienlijk vermogen beschikt, hetgeen door de vrouw is erkend, zij het dat de vrouw de exacte omvang van het vermogen niet kent. Voorts is gebleken dat de vrouw over een aanzienlijk inkomen beschikt, hetgeen door de vrouw eveneens is erkend. Rekening houdend met hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt het hof dat de man de bruidsgave niet aan de vrouw hoeft te betalen, aangezien de vrouw volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
Behoefte van de kinderen
- 23.
De man heeft de door de vrouw gestelde behoefte van de kinderen gemotiveerd bestreden. Hiertoe voert hij aan dat de rechtbank bij de bepaling van de behoefte ten onrechte de kosten van de internationale school heeft betrokken. De man heeft gesteld dat gebleken is dat de kinderen sedert augustus/september 2007 niet meer op de internationale school zitten en dat hij derhalve ten onrechte de schoolkosten aan de vrouw heeft betaald. Voorts stelt de man dat voor wat betreft de behoefte uitgegaan dient te worden van de Nederlandse normen en dat de behoefte van de kinderen samen derhalve niet meer dan € 1.175,- per maand bedraagt. De man is bereid vanaf 4 september 2007 de helft van dat bedrag voor zijn rekening te nemen.
- 24.
De vrouw heeft gesteld dat zij de kosten van de internationale school over het schooljaar 2007/2008 nog wel heeft moeten betalen.
- 25.
Het hof overweegt dat bij de vaststelling van de kosten van kinderen aansluiting gezocht dient te worden bij de zogenaamde NIBUD-normen. Uit de tabel kosten van kinderen blijkt dat de kosten van kinderen, rekening houdend met de leeftijd van de kinderen en een netto gezinsinkomen van € 5.000,- per maand, maximaal € 1.175,- per maand bedragen. Het hof overweegt voorts dat indien één der partijen stelt dat de kosten van kinderen meer bedragen dan het maximale normbedrag, hij/zij die extra kosten dient te specificeren en aan te tonen.
- 26.
Uit de stukken is het hof gebleken dat het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het huwelijk een bedrag van € 5.000,- per maand oversteeg, zodat het hof in ieder geval uitgaat van een bedrag van € 1.175,- ter zake de kosten van de kinderen. Met de man is het hof van oordeel dat de vrouw de kosten die voormeld normbedrag van € 1.175,- per maand overstijgen, niet inzichtelijk heeft gemaakt, laat staan heeft aangetoond. Vast is komen te staan dat de kinderen thans niet meer op de internationale school te ‘s-Gravenhage zitten, aangezien zij samen met de moeder momenteel in Abu Dhabi wonen, zodat deze kosten in ieder geval niet behoefteverhogend zijn. Het hof acht de stelling van de man dat de huidige schoolkosten van de kinderen door de werkgever van de vrouw worden betaald, niet onaannemelijk. Bovendien heeft de vrouw op geen enkele wijze inzicht gegeven op welke school de kinderen nu zitten, wat de kosten zijn en wat haar bijdrage in die kosten is. Ook andere normoverschrijdende kosten van de kinderen, heeft de vrouw niet aangetoond. Nu het hof de door de vrouw gestelde extra kosten niet kan verifiëren, stelt het hof de behoefte van de kinderen vast op een bedrag van € 1.175,- per maand.
- 27.
De man heeft aangegeven bereid te zijn de helft van dat bedrag voor zijn rekening te nemen. Nu de vrouw naar het oordeel van het hof geen inzicht in haar financiële situatie heeft gegeven, en de man onweersproken heeft gesteld dat haar inkomen ongeveer € 11.000,- netto per maand bedraagt, acht het hof het redelijk dat de vrouw de andere helft van de kosten draagt. Dit betekent dat de man ter zake een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vrouw een bedrag van € 294,- per maand per kind dient te betalen.
- 28.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
In de zaak met nummer 105.012.149/01 en 105.012.150/01:
vernietigt de bestreden beschikking van 7 augustus 2007 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vrouw om de man te veroordelen aan de vrouw 255.000 Egyptische ponden of het equivalent in euro’s als bruidsgave te betalen, alsnog af;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 4 september 2007 op € 294,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In de zaak met nummer 105.011.789/01:
wijst het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de kinderen naar Egypte te verhuizen af;
In beide zaken:
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Dijk en Bos bijgestaan door mr. Vermaas-Koetsier als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2008.