Rb. Haarlem, 09-09-2010, nr. zaak/rolnr.: 455685 / CV EXPL 10-1490
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN6916
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
09-09-2010
- Zaaknummer
zaak/rolnr.: 455685 / CV EXPL 10-1490
- LJN
BN6916
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN6916, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 09‑09‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 09‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Vervoersrecht. Art. 30 lid 1 CMR verdrag. Vrachtbrief zending spaanplaat voor 'gut empfangen' getekend, zonder voorbehoud. Later blijkt spaanplaat beschadigd door vocht. Rechtsvermoeden dat spaanplaat goed is ontvangen niet ontkracht door constatering van schade kort daarop.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 455685 / CV EXPL 10-1490
datum uitspraak: 9 september 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde E.A.M. Heijdra
tegen
de vennootschap naar Belgisch recht Jura Belgium Bvba
te Hoogstraten (België)
gedaagde partij
hierna te noemen Jura Belgium
gemachtigde E. Schrauwen
De procedure
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Jura Belgium (vordering in conventie).
Hierop heeft Jura Belgium geantwoord. Daarbij is een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld (voorwaardelijke vordering in reconventie).
Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De vorderingen
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Jura Belgium zal veroordelen aan [eiser] te betalen de somma van € 2.163,30 wegens door Jura Belgium verschuldigde vrachtkosten, vermeerderd met € 357,-- wegens buitengerechtelijke kosten, rente en kosten.
Jura Belgium, die zich jegens [eiser] op verrekening beroept, vordert voor het geval dat beroep ongegrond mocht worden bevonden, dat de kantonrechter [eiser] zal veroordelen aan Jura Belgium te betalen de somma van
€ 2.163,30 wegens schadevergoeding.
De verweren
De verweren strekken tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de respectieve vorderingen.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
- 1.
[eiser] heeft in of omstreeks 2007 in opdracht en voor rekening van Jura Belgium een aantal goederentransporten over de weg verzorgd vanaf Gutersloh (Duitsland) naar diverse bestemmingen in Nederland, waaronder Zaandam.
- 2.
Het betreft telkens transportovereenkomsten waarop het CMR verdrag van toepassing is. In totaal is voor die transporten een vrachtprijs van € 2.702,-- in rekening gebracht, waarvan een bedrag groot € 2.163,30 ondanks herhaalde aanmaning onbetaald is gebleven.
- 3.
Het hiervoor bedoelde transport naar Zaandam betrof een hoeveelheid spaanplaat, die op 7 december 2007 bij de geadresseerde is bezorgd. Bij die gelegenheid heeft de geadresseerde, die deze spaanplaat in ontvangst nam, geen voorbehoud gemaakt voor wat betreft zichtbare beschadigingen. De door de chauffeur aangeboden vrachtbrief is door de geadresseerde zonder enige op- of aanmerking voor ‘gut empfangen’ gestempeld en geparafeerd.
- 4.
Diezelfde dag heeft de geadresseerde zich echter per emailbericht beklaagd over geconstateerde waterschade aan die spaanplaat. Ter zake van deze schade heeft niettegenstaande herhaald verzoek van [eiser] echter geen expertise plaatsgevonden. Op 15 januari 2008 heeft Jura Belgium ter zake van deze schade een rekening gestuurd aan [eiser] voor een bedrag groot € 2.163,30.
- 5.
Partijen hebben uitvoerig gecorrespondeerd over deze kwestie. Jura Belgium heeft haar factuur verrekend met de haar in rekening gebrachte vrachtprijs, waartegen [eiser] herhaaldelijk heeft geprotesteerd.
De beoordeling van het geschil
Ingevolge het bepaalde in artikel 31 lid 1 CRM verdrag heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht. Volgens artikel 630 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is de (kanton)rechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, de relatief bevoegde rechter voor wat betreft het transport naar Zaandam (vrachtprijs en schadeclaim). Voor zover de vordering van [eiser] betrekking heeft op de niet betaalde vrachtprijs voor elders in Nederland afgeleverde goederen heeft Jura Belgium geen beroep gedaan op de (mogelijke) relatieve onbevoegdheid, zodat daaraan voorbij gegaan kan worden.
Niet in geschil is dat Jura Belgium de haar in rekening gebrachte vrachtprijs verschuldigd is geworden. Het geschil dat partijen verdeeld houdt komt hierop neer, of [eiser] schadeplichtig is geworden ter zake van de hiervoor onder 4. bedoelde waterschade en zo ja, tot welk bedrag.
Door [eiser] is weliswaar niet, dan wel onvoldoende betwist, dat waterschade is geconstateerd bij de door haar op 7 december 2007 bij de geadresseerde afgeleverde spaanplaat, maar zij betwist wel dat deze schade tijdens het transport is ontstaan, alsmede dat daarmee een bedrag groot € 2.163,30 gemoeid was. Deze betwisting treft doel.
Hoewel het hier onweersproken om zichtbare waterschade aan een lading spaanplaat gaat, heeft de geadresseerde daaromtrent bij de aflevering geen enkel voorbehoud gemaakt. Integendeel, de geadresseerde heeft de haar aangeboden vrachtbrief zonder enig commentaar voor ‘gut empfangen’ gestempeld en geparafeerd. Ingevolge het bepaalde in artikel 30 lid 1 van het CMR verdrag levert dit een rechtsvermoeden op ten gunste van de vervoerder, dat deze lading bij aflevering onbeschadigd was. Het door Jura Belgium aangedragen tegenbewijs, te weten een foto van waterschade, alsmede de erkenning daarvan door [eiser], is onvoldoende, omdat daarmee de reële mogelijkheid niet wordt ontkracht, dat deze schade pas (kort) na aflevering is ontstaan.
Overigens moet aan [eiser] worden toegegeven, dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, al was het maar omdat uit niets blijkt dat deze behoorlijk is getaxeerd. Dat klemt temeer omdat niet, dan wel onvoldoende betwist is gebleven, dat deze spaanplaat door de geadresseerde is doorgeleverd aan een derde, hetgeen lijkt te impliceren dat deze lading geenszins waardeloos was geworden. In elk geval heeft Jura Belgium nagelaten haar vordering wat dat betreft behoorlijk toe te lichten.
Slotsom moet zijn dat het beroep op compensatie van Jura Belgium ongegrond is en dat haar voorwaardelijke tegenvordering moet worden afgewezen. De vordering van [eiser] moet integendeel integraal worden toegewezen, met inbegrip van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente, waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
In conventie:
Jura Belgium wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen de somma van € 2.520,30 met de wettelijke rente over
€ 2.163,30 vanaf 15 januari 2008 en over € 357,-- vanaf de dag van dagvaarding, telkens tot de dag dat alles betaald is.
Jura Belgium wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 581,89 waarvan € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde.
In reconventie:
De vordering wordt afgewezen.
Jura Belgium wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 150,-- wegens salaris van de gemachtigde.
In conventie en in reconventie:
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.