Beschikking 1999/164/EG betreffende het niet opnemen van DNOC als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot intrekking van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-02-1999
- Bronpublicatie:
17-02-1999, PbEG 1999, L 54 (uitgifte: 02-03-1999, regelingnummer: 1999/164/EG)
- Inwerkingtreding
18-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-02-1999, PbEG 1999, L 54 (uitgifte: 02-03-1999, regelingnummer: 1999/164/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
(Voor de EER relevante tekst)
Beschikking van de Commissie van 17 februari 1999 betreffende het niet opnemen van DNOC als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot intrekking van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/73/EG van de Commssie[lees: Commissie](2),
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1199/97 (4), en met name op artikel 7, lid 3 bis, onder b),
Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 933/94 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2230/95 (6), de lijst van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen is vastgesteld, de voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3600/92 als rapporteur optredende lidstaten zijn aangewezen, alsmede van iedere werkzame stof de kennisgevers zijn bekendgemaakt;
Overwegende dat DNOC een van de 90 in de eerste fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad bedoelde werkprogramma te behandelen werkzame stoffen is;
Overwegende dat Frankrijk, de als rapporteur aangewezen lidstaat, overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 3600/92 zijn verslag van de evaluatie van de door de kennisgevers overeenkomstig artikel 6, lid 1, van die verordening verstrekte gegevens, op 30 september 1996 bij de Commissie heeft ingediend;
Overwegende dat de Commissie na ontvangst van het verslag van de als rapporteur optredende lidstaat zowel de deskundigen van de lidstaten als de voornaamste kennisgever (Elf Atochem Agri SA) overeenkomstig artikel 7, lid 3 van Verordening (EEG) nr. 3600/92 heeft geraadpleegd;
Overwegende dat het ingediende evaluatieverslag door de lidstaten en de Commissie opnieuw is bezien in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité; dat dit op 1 december 1998 overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 3600/92 heeft geresulteerd in het bijgewerkte evaluatieverslag inzake DNOC van de Commissie;
Overwegende dat uit de evaluatie is gebleken dat met de verstrekte gegevens niet is aangetoond dat gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stof bevatten aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), en lid 2, onder b) van Richtlijn 91/414/EEG voldoen, met name wat betreft de aanvaardbare blootstelling van degenen die met de stof omgaan en van niet-doelsoorten;
Overwegende dat deze werkzame stof derhalve niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG kan worden opgenomen;
Overwegende dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EG een termijn moet worden gesteld voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van de bestaande voorraden;
Overwegende dat deze beschikking geen beletsel vormt voor welke actie dan ook die de Commissie eventueel in een later stadium in het kader van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad (7)met betrekking tot deze werkzame stof wil ondernemen;
Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: