Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2020/1503 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937
Artikel 48 Overgangsperiode voor overeenkomstig nationaal recht verleende crowdfundingdiensten
Geldend
Geldend vanaf 09-11-2020
- Bronpublicatie:
07-10-2020, PbEU 2020, L 347 (uitgifte: 20-10-2020, regelingnummer: 2020/1503)
- Inwerkingtreding
09-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2020, PbEU 2020, L 347 (uitgifte: 20-10-2020, regelingnummer: 2020/1503)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Crowdfundingdienstverleners kunnen hun verlening van crowdfundingdiensten die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt overeenkomstig het toepasselijk nationaal recht voortzetten tot en met 10 november 2022 of totdat hun een in artikel 12 bedoelde vergunning is verleend, naargelang hetgeen zich het eerst voordoet.
2.
Gedurende de in lid 1 van dit artikel bedoelde overgangsperiode kunnen de lidstaten zich bedienen van vereenvoudigde vergunningsprocedures voor entiteiten die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze verordening uit hoofde van nationaal recht een vergunning hebben voor het verlenen van crowdfundingdiensten. De bevoegde autoriteiten vergewissen zich ervan dat aan de in artikel 12 gestelde vereisten is voldaan vooraleer een vergunning op grond van dergelijke vereenvoudigde procedures wordt verleend.
3.
Uiterlijk op 10 mei 2022 stelt de Commissie, na raadpleging van de ESMA, een beoordeling op van de toepassing van deze verordening op crowdfundingdienstverleners die enkel op nationaal niveau crowdfundingdiensten verlenen, en van de gevolgen van deze verordening voor de ontwikkeling van nationale crowdfundingmarkten en de toegang tot financiering. Op basis van die beoordeling is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn eenmalig met een periode van twaalf maanden te verlengen.