Rb. 's-Gravenhage, 14-04-2006, nr. 09/755136-04
ECLI:NL:RBSGR:2006:AW2062
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
14-04-2006
- Zaaknummer
09/755136-04
- LJN
AW2062
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2006:AW2062, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 14‑04‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:8710
Uitspraak 14‑04‑2006
Inhoudsindicatie
Goudsnip-zaak. Verdachte wordt schuldig bevonden aan onder meer het medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven, terwijl de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, deelname aan een criminele organisatie en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank overweegt daarbij in het bijzonder in hoeverre een onherstelbaar vormverzuim ten aanzien van een medeverdachte informant gevolgen heeft voor de beoordeling van de onderhavige zaak. Aan deze verdachte wordt drie jaar gevangenisstraf opgelegd.
Partij(en)
RECHTBANK TE `s-GRAVENHAGE
Parketnummers : 09/755136-04 en 09/862531-05
Uitspraak d.d.: 14 april 2006.
STRAFVONNIS
De rechtbank te ’s-Gravenhage, meervoudige kamer voor strafzaken, zittinghoudend
te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement
’s-Gravenhage, tegen:
[verdachte G.M. E.],
geboren te [plaats, land] op [datum] 1977,
verblijvende in P.I. [plaats, adres],
overigens is de geadresseerde niet als
ingezetene ingeschreven in de basisadministratie
persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woonplaats
in Nederland,
terechtstaande - na voeging van de bij twee afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 09/755136-04 en 09/862531-05 aangebrachte zaken en na aanpassing
ter terechtzitting van 23 maart 2006 van de omschrijving van de tenlastelegging
ex. art. 314a Wetboek van Strafvordering van de tenlastelegging in de zaak onder parketnummer 09/862531-05
- -
voor wat betreft parketnummer 09/755136-04 - terzake dat
- 1.
hij,
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 7 april 2005, te Den Haag en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, en/of in Bulgarije,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), te weten: [medeverdachte I.K.B.] (Ivan) en/of [medeverdachte E.S.I.] (Djambo) en/of [medeverdachte K.S.A.] (Kenan) en/of [medeverdachte R.F.M.] (Ushi) en/of [medeverdachte L.M.S.] (Levent) en/of [medeverdachte B.M.Y.] (Berkant) en/of [medeverdachte S.T.S.] (Seyran/Karakash), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk een hoeveelheid eurobankbiljetten (bestaande uit biljetten van 500 euro en/of 200 euro en/of 100 euro en/of 50 euro),
(waaronder: -100, althans 46, bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 50.000/23.000 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten (ZAAK 9 en 10), en/of
- -
100, althans 97, bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 50.000/48.500 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten (ZAAK 3), en/of
- 38.
bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro en/of 2 bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 200 euro (in totaal 19.400 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten van in totaal 19.400 euro (ZAAK 4A), en/of
- -
opzettelijk 200 bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 100.000 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten (ZAAK 30)),
waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij die bankbiljetten ontving(en), (telkens) bekend was, (telkens) als echt en onvervalst heeft uitgegeven,
en/of
(telkens) een hoeveelheid eurobankbiljetten (bestaande uit biljetten van 500 euro en/of 200 euro en/of 100 euro en/of 50 euro),
(waaronder: -100, althans 46, bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 50.000/23.000 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten (ZAAK 9 en 10), en/of
- -
100, althans 97, bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 50.000/48.500 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten (ZAAK 3), en/of
- 38.
bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro en/of 2 bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 200 euro (in totaal 19.400 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten van in totaal 19.400 euro (ZAAK 4A), en/of
- -
opzettelijk 200 bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 100.000 euro), althans een hoeveelheid eurobankbiljetten (ZAAK 30)),
waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij die bankbiljetten ontving(en), (telkens) bekend was, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, (telkens) in voorraad heeft gehad en/of zich heeft verschaft en/of heeft
ontvangen en/of heeft vervoerd en/of heeft ingevoerd;
artikel 209 wetboek van strafrecht
- 2.
hij,
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 september 2004 tot 8 april 2005,
te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, en/of Bulgarije,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie bestaande (verder) uit [medeverdachte I.K.B.] (Ivan) en/of [medeverdachte E.S.I.] (Djambo) en/of [medeverdachte K.S.A.] (Kenan) en/of [medeverdachte R.F.M.] (Ushi) en/of [medeverdachte L.M.S.] (Levent) en/of [medeverdachte B.M.Y.] (Berkant) en/of [medeverdachte S.T.S.] (Seyran/Karakash) en/of een of meer ander(e) (onbekend gebleven) perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: meermalen, althans eenmaal (telkens)
- -
nagemaakte en/of vervalste bankbiljetten, terwijl de valsheid en/of vervalsing bekend is, opzettelijk uitgeven en/of nagemaakte en/of vervalste bankbiljetten, met het oogmerk die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, ontvangen en/of zich verschaffen en/of in voorraad hebben en/of vervoeren en/of invoeren en/of doorvoeren en/of uitvoeren (artikel 209 wetboek van strafrecht), en/of
- -
reisdocumenten vervalsen en/of valselijk opmaken en/of valse en/of vervalste reisdocumenten in het bezit hebben, terwijl zij, verdachten, wisten, althans redelijkerwijs
moesten vermoeden dat deze
vals/vervalst waren (artikel 231 lid 1 en/of 2 wetboek van strafrecht);
artikel 140 lid 1 wetboek van strafrecht
- -
voor wat betreft parketnummer 09/862531-05 - terzake dat
- 1.
hij,
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 maart 2005 tot en met 7 april 2005,
te Den Haag, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) te weten: [medeverdachte K.H.] en/of (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk 1 bankbiljet (ter waarde) van 500 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij dat bankbiljet ontving(en), bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven (aan [medeverdachte Y.T.] en/of [medeverdachte B.E.]), en/of
1 bankbiljet (ter waarde) van 500 euro, waarvan de valsheid of vervalsing hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij dat bankbiljet ontving(en), bekend was, met het oogmerk om dat bankbiljet als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad en/of
heeft ontvangen en/of heeft vervoerd en/of heeft ingevoerd en/of zich heeft verschaft;
artikel 209 wetboek van strafrecht
- 2.
hij,
op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 april 2005, te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), te weten: [medeverdachte K.H.] en/of [medeverdachte R.F.M.] en/of [medeverdachte B.E.] en/of [medeverdachte Y.T.] en/of [medeverdachte M.Y.] en/of [medeverdachte M.P.], althans alleen,
118, althans een hoeveelheid, bankbiljetten (ter waarde) van (elk) 500 euro (in totaal 59.000 euro),
waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij die bankbiljetten ontving(en), bekend was, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad en/of zich heeft verschaft en/of heeft ontvangen en/of heeft vervoerd en/of heeft ingevoerd;
artikel 209 wetboek van strafrecht
- 3.
hij,
op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 april 2005, te Amsterdam en/of Den Haag en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
- -
een (vuur)wapen van categorie III, te weten een (doorgeladen) pistool, merk Astra en/of type Falcon 4000 en/of kaliber 7.65 mm, en/of
- -
(een) onderde(e)l(en) en/of hulpstuk(ken) van een (vuur)wapen van categorie III, te weten één patroonhouder, en/of
- -
munitie van categorie III, te weten vijf, althans één of meer (scherpe) patronen (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
(8.1.3. Binchois dossier)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
artikel 26 lid 1 WWM jo artikel 55 lid 3 onder a WWM
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
De raadsman heeft daarbij betoogd dat verdachte van die feiten vrijgesproken behoort te worden, waarbij de stemherkenning van verdachte door een taptolk, als bewijs zal worden gebruikt, aangezien deze stemherkenning ondeugdelijk is en voor het bewijs behoort te worden uitgesloten.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie in de vervolging van de feiten die verdachte onder parketnummer 09/862531-05 (de Binchois-zaak) zijn tenlastegelegd niet ontvankelijk dient te worden verklaard, danwel dat artikel 395a lid 1 sub b of a, zijnde bewijsuitsluiting c.q. strafvermindering, dient te worden toegepast.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de raadsman betreffende de stemherkenning het volgende:
Dat verweer wordt verworpen, aangezien de rechtbank, evenals de officier van justitie, van oordeel is dat een taptolk, die niets anders doet dan luisteren naar tapgesprekken, bij uitstek geschikt is voor een stemherkenning. Immers, aan de hand van intonaties in de stem, accenten, woordgebruik en dergelijke kan een taptolk naar het oordeel van de rechtbank duidelijk een stem herkennen en duidelijk aangeven bij wie die stem hoort.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de raadsman betreffende de niet-ontvankelijkheid c.q. bewijsuitsluiting danwel strafvermindering het volgende:
Dat verweer wordt gebaseerd op een tweetal gronden:
- 1.
Er is sprake van schending van de wettelijke voorschriften voor burger pseudo-koop nu door een informant van de CIE een pseudo-koop is verricht zonder dat de daarvoor geldende wettelijke bepalingen door de CIE in acht zijn genomen. Hiermee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
- 2.
Er is sprake van een schending van artikel 6 EVRM nu verdachte door die informant, die voor de overheid handelde, is gebracht tot andere feiten dan waarop zijn opzet reeds was gericht en dat daarmee het Talloncriterium is geschonden. Ook hiermee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal dit verweer per onderdeel beoordelen. Bij de beoordeling van het verweer neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt.
De door de raadsman bedoelde informant betreft medeverdachte [medeverdachte M.P.]. [medeverdachte M.P.] was tot september 2005 werkzaam als informant voor de CIE. Op 6 april 2005 informeert [medeverdachte M.P.] zijn runner “[runner]” telefonisch over het feit dat hij in het bezit is van een vals bankbiljet en dat er een partij van 80.000 valse euro’s geleverd gaat worden. Op 8 april 2005 belt hij wederom met runner “[runner]”, ditmaal met de mededeling dat de partij vals geld nog diezelfde dag geleverd zal worden bij een tankstation te Amsterdam. Tevens meldt hij dat hier ene “Mesut” en een Opel Vectra bij zijn betrokken. Op basis van deze informatie wordt er een proces-verbaal opgemaakt door de heer Strik, chef van de CIE. Dit proces-verbaal wordt vervolgens per fax uitgegeven aan de CIE van de afdeling Nationale Recherche in Amsterdam. Een observatieteam van de politie observeert de ontmoeting op 8 april 2005, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. De medeverdachten worden gearresteerd op 8 april 2005 bij het tankstation. [medeverdachte M.P.] was niet aanwezig bij het tankstation en wordt medio september 2005 aangehouden.
Vooropgesteld moet worden dat de sanctie van niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie enkel kan volgen indien sprake is van onrechtmatig optreden van opsporingsambtenaren, dat een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Artikel 126ij Sv heeft betrekking op het geval dat de officier van justitie met een burger overeenkomt dat deze bijstand verleent aan de opsporing, door goederen af te nemen van, of diensten te verlenen aan de verdachte. Het artikel ziet op het geval waarin het initiatief van de koop uitgaat van het openbaar ministerie. Uit de verklaring van [medeverdachte M.P.] en zijn runner ‘[runner]’ blijkt dat in het onderhavige geval het initiatief tot koop van de partij vals geld evenwel uitgegaan is van de medeverdachte [medeverdachte M.P.], die daartoe medeverdachte [medeverdachte M.Y.] heeft benaderd. [medeverdachte M.P.] heeft vervolgens op 6 april 2005 de CIE ingelicht over zijn bezit van het proefbiljet en de aanwezigheid van een partij vals geld. Op 8 april 2005 heeft hij aanvullende informatie verstrekt over de levering van deze partij vals geld. Niet gebleken is dat de officier van justitie, de CIE of een ander deel van de politie [medeverdachte M.P.] heeft ingeschakeld in het kader van een door de autoriteiten geregisseerde aankoop. De bemoeienis van de CIE heeft zich klaarblijkelijk beperkt tot het vergaren van informatie door de CIE van [medeverdachte M.P.] met het oog op de onderschepping van de partij vals geld en het advies aan [medeverdachte M.P.] hoe verder te handelen met het valse biljet en de geplande overdracht. De rechtbank is in het licht van het voorgaande van oordeel dat geen sprake is geweest van een burgerpseudo-koop als bedoeld in artikel 126ij Sv. De rechtbank verwerpt derhalve deze grond van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Ten aanzien van het verweer aangaande bewijsuitsluiting c.q. strafvermindering overweegt de rechtbank dat er geen sprake is geweest van een burgerpseudo-koop in de zin van artikel 126ij Sv zodat het beroep op uitsluiting van bewijs dan wel vermindering van straf op deze grond ook niet kan slagen.
De rechtbank is wel van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uitgaande van de feiten zoals hiervoor door de rechtbank aangegeven, was de CIE op 6 april 2005 op de hoogte van het plegen van een strafbaar feit door haar informant [medeverdachte M.P.]. Dit strafbare feit bestond uit het op enig moment voorhanden hebben van een vals bankbiljet. Bovendien had de CIE op dat moment kunnen en moeten vermoeden dat [medeverdachte M.P.] reeds met de leveranciers van de partij vals geld afspraken had gemaakt over een levering vals geld, waarbij [medeverdachte M.P.] als koper of tussenpersoon optrad. Uit het getuigenverhoor van runner ‘[runner]’ en uit de verklaringen van [medeverdachte M.P.] is gebleken dat ‘[runner]’ [medeverdachte M.P.] op geen enkele wijze heeft doorgevraagd over de betrokkenheid van [medeverdachte M.P.] bij de vals geldtransactie, zelfs niet nadat [medeverdachte M.P.], die eerder al in het bezit was van een proefbiljet, gedetailleerde informatie kon verstrekken over de tijd en plaats van levering en welke auto hierbij betrokken zou zijn. Het voorgaande klemt temeer nu de runner tijdens het getuigenverhoor heeft aangegeven dat [medeverdachte M.P.] vaak ‘dieper’ wilde gaan dan op basis van zijn informantenstatus mogelijk was. Gelet op deze feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de CIE niets in het werk heeft gesteld om eventuele strafbare handelingen van haar informant ten aanzien van het onderhavige strafbare feit te onderzoeken, daar waar zij op dit gebied –juist door de niet controleerbaarheid van informatievergaring- een actieve rol dient te hebben.
De runner heeft aangevoerd dat hij niet heeft doorgevraagd omdat telefoongesprekken kort en zakelijk dienden te worden gehouden en er – mede gelet op de afstand tussen de CIE eenheid en [medeverdachte M.P.] geen tijd was voor een persoonlijk onderhoud. De rechtbank acht deze reden niet voldoende om het passieve optreden van de CIE te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de CIE nalatig is geweest waardoor de belangen van [medeverdachte M.P.] zijn geschonden. Deze schending strekt zich tevens uit over de belangen van verdachte nu diens aanhouding op 8 april 2005 rechtstreeks voortvloeit uit het nalatig handelen van de CIE.
Zoals hiervoor reeds betoogd kan de sanctie van niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie slechts volgen indien sprake is van onrechtmatig optreden van opsporingsambtenaren, dat een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesteld dat de CIE in het onderhavige geval doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte heeft gehandeld.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de informatie verkregen van [medeverdachte M.P.] na het telefoongesprek van 6 april 2005, waarin hij de CIE inlicht over het valse proefbiljet, niet gebruikt had mogen worden nu deze verkregen is door een door hem als informant van de CIE gepleegd strafbaar feit. Dit brengt mee dat de daaruit voortvloeiende informatie als onrechtmatig verkregen dient te worden beschouwd. Het proces-verbaal van de CIE opgemaakt d.d. 8 april 2005 en de ‘vruchten van dit proces-verbaal’ dienen derhalve van het bewijs te worden uitgesloten.
Ingeval van uitsluiting van bewijsmiddelen dient het bewijsmateriaal uitgesloten te worden voor zover de verdachte hierdoor is getroffen in een belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen. Alleen dat bewijsmateriaal dat door het vormverzuim wordt gevonden komt derhalve in aanmerking voor uitsluiting. Dit betekent dat zogenaamd - secundair - bewijsmateriaal niet behoeft te worden uitgesloten wanneer aannemelijk is dat er ook andere factoren aan die verkrijging van secundair materiaal hebben bijgedragen.
Nu de observatie en de daar direct op volgende aanhouding van [verdachte] en zijn medeverdachten het directe gevolg is van het proces-verbaal van de CIE d.d. 8 april 2005 is de rechtbank van oordeel dat ook het proces-verbaal van observatie en de processen-verbaal van aanhouding van verdachten van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De verhoren van [verdachte] en zijn medeverdachten volgend op de aanhouding dienen naar het oordeel van de rechtbank eveneens van het bewijs te worden uitgesloten. Hoewel [verdachte] en de medeverdachten zijn gewezen op hun recht om te zwijgen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen afgelegd door [verdachte] en medeverdachten dusdanig nauw samenhangen met de resultaten van de aanhouding en doorzoeking van de auto’s op 8 april 2005 dat gesteld kan worden dat ook deze verklaringen rechtstreeks door het verzuim zijn verkregen.
Tenslotte heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake zou zijn van een schending van artikel 6 EVRM omdat [medeverdachte M.P.] zijn werkzaamheden verrichtte voor de overheid en [verdachte] zonder tussenkomst van [medeverdachte M.P.] onderhavige strafbare feiten niet zou hebben gepleegd. Nu de observatie, de direct daaropvolgende aanhouding d.d. 8 april 2005 en de verhoren van [verdachte] en medeverdachten reeds zijn uitgesloten van het bewijs komt de rechtbank niet toe aan behandeling van dit verweer. Overigens merkt de rechtbank op dat nu hiervoor is vastgesteld dat [medeverdachte M.P.] op eigen initiatief handelde en niet in opdracht van enig overheidsorgaan, er geen sprake kan zijn van uitlokking tot een strafbaar feit in de betekenis van het Talloncriterium.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 09/862531-05 sub 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het sub 1 en 2 tenlastegelegde ontbreekt, na bewijsuitsluiting zoals hierboven aangegeven, voldoende bewijs, zodat de rechtbank niet kan komen tot de conclusie dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte moet derhalve worden vrijgesproken.
Het verweer tot bewijsuitsluiting voor het sub 3 tenlastegelegde wordt, rekening houdende met het hiervoren overwogene verworpen, aangezien dat feit, zijnde overtreding van de Wet wapens en munitie, een op zichzelf staand feit betreft en dat feit niets van doen heeft met de vals geld affaire, waarin [medeverdachte M.P.] een rol heeft gespeeld.
Indien in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin
de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit
vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt,
tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het onder parketnummer
09/755136-04 sub 1 en sub 2 tenlastegelegde en het onder parketnummer 09/862531-05
sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- -
voor wat betreft parketnummer 09/755136-04 sub 1 en sub 2 -
- 1.
hij,
in de periode van 1 november 2004 tot en met 7 april 2005, te Den Haag en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, en/of in Bulgarije,
tezamen en in vereniging met anderen, te weten: [medeverdachte I.K.B.] (Ivan) en/of [medeverdachte E.S.I.] (Djambo) en/of [medeverdachte K.S.A.] (Kenan) en/of [medeverdachte L.M.S.] (Levent) en/of [medeverdachte B.M.Y.] (Berkant) en/of [medeverdachte S.T.S.] (Seyran/Karakash), meermalen,
opzettelijk een hoeveelheid eurobankbiljetten (bestaande uit biljetten van 500 euro en/of 200 euro), (waaronder:
- -
bankbiljetten van elk 500 euro (ZAAK 9 en 10), en
- -
38 bankbiljetten van elk 500 euro en 2 bankbiljetten van elk 200 euro (in totaal 19.400 euro), (ZAAK 4A), en
- -
opzettelijk 200 bankbiljetten van elk 500 euro (in totaal 100.000 euro), (ZAAK 30)),
waarvan de valsheid verdachte en zijn medeverdachten, toen zij die bankbiljetten ontvingen, bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven,
en
een hoeveelheid eurobankbiljetten (bestaande uit biljetten van 500 euro en/of 200 euro),
(waaronder:
- -
bankbiljetten van elk 500 euro (ZAAK 9 en 10), en
- -
38 bankbiljetten van elk 500 euro en 2 bankbiljetten van elk 200 euro (in totaal 19.400 euro), (ZAAK 4A), en
- -
opzettelijk 200 bankbiljetten van elk 500 euro (in totaal 100.000 euro) (ZAAK 30)),
waarvan de valsheid verdachte en zijn medeverdachten, toen zij die bankbiljetten ontvingen, bekend was, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad en zich heeft verschaft en heeft
ontvangen en heeft vervoerd en heeft ingevoerd;
- 2.
hij,
in de periode van 23 september 2004 tot 8 april 2005,
te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, en/of Bulgarije,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie bestaande (verder) uit [medeverdachte I.K.B.] (Ivan) en/of [medeverdachte E.S.I.] (Djambo) en/of [medeverdachte L.M.S.] (Levent) en/of [medeverdachte B.M.Y.] (Berkant) en/of [medeverdachte S.T.S.] (Seyran/Karakash),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: meermalen,
- -
nagemaakte bankbiljetten, terwijl de valsheid haar bekend is, opzettelijk uitgeven en nagemaakte bankbiljetten, met het oogmerk die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven en te doen uitgeven, ontvangen en zich verschaffen en in voorraad hebben en vervoeren en invoeren;
- -
voor wat betreft parketnummer 09/862531-05 sub 3 -
- 3.
hij,
op 8 april 2005, te Amsterdam,
- -
een vuurwapen van categorie III, te weten een doorgeladen pistool, merk Astra en type Falcon 4000 en kaliber 7.65 mm, en
- -
een onderdeel of hulpstuk van een vuurwapen van categorie III, te weten één patroonhouder, en
- -
munitie van categorie III, te weten vijf scherpe patronen kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandig-heden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 09/755136-04 sub 1 en sub 2 en onder parketnummer 09/862531-05 sub 3 meer of anders is tenlaste-ge-legd, zodat hij daarvan behoort te worden vrij gespro-ken.
Het bewezene levert op:
- -
voor wat betreft parketnummer: 09/755136-04 sub 1 - de misdrijven:
"Medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven, bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was",
en
"Medeplegen van opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben, zich verschaffen, ontvangen, vervoeren en invoeren".
telkens strafbaar gesteld bij artikel 209 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, telkens meermalen gepleegd;
- -
voor wat betreft parketnummer: 09/755136-04 sub 2 – het misdrijf:
"Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven".
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
voor wat betreft parketnummer: 09/862531-01 sub 3 - het misdrijf:
"Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie".
strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De verdachte is deswege strafbaar nu van geen zijn strafbaarheid uitsluitende
omstandig-heid is gebleken.
De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 09/755136-04 sub 1 en sub 2 tenlastegelegde en het onder parketnummer 09/862531-05
sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van ‘voorarrest’ plus de onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen (parketnummer 09/862531-05).
De rechtbank overweegt dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is
overwogen:
Verdachte heeft zich - in georganiseerd crimineel verband en gedurende een zestal (6)
maanden - schuldig gemaakt aan het opzettelijk in omloop brengen van vals geld.
Verdachte heeft als een van de grotere jongens deel uitgemaakt van genoemde criminele organisatie en een belangrijke rol gespeeld in de organisatie die professioneel was opgezet en sterk was gereguleerd.
Verdachte heeft ter verrijking van zichzelf en zijn mededaders zich bediend van geld dat in Bulgarije nagemaakt was en in Nederland was ingevoerd, waarna dat op zeer geraffineerde wijze door de criminele organisatie door middel van een wisseltruc bij de ABN-AMRO- bank werd gewisseld in echte eurobankbiljetten.
In het handelsverkeer mag men er op vertrouwen dat men betaald wordt met echt geld en het in omloop brengen van vals geld veroorzaakt grote onrust, niet alleen hier in Nederland maar ook in landen van onder meer de Europese Unie, waar de Euro na invoering immers het wettige betaalmiddel is geworden.
Aan degenen, die daar welbewust inbreuk op maken en daarvoor zelfs deel gaan uitmaken van een criminele organisatie en daar zelfs, zoals in het onderhavige geval, verre reizen voor over hebben, dienen slechts onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen te worden opgelegd om hen te ontmoedigen zich op een dergelijke wijze te manifesteren.
Voorts heeft verdachte, gelijk uit het vorenstaande volgt, zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie.
Het bezitten en het in zijn auto voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen moet als een uiterst ernstig delict worden beschouwd, aangezien het gebruik van een dergelijk wapen ter beslechting van geschillen in het milieu waarin verdachte verkeert als een zeer reële optie moet worden beschouwd, met alle gevaarlijke gevolgen van dien.
Aan verdachte dient, gelet op het vorenstaande, een onvoorwaardelijke gevange-nisstraf van langere duur, gelijk hierna te melden, te worden opgelegd.
De onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- -
117 valse biljetten van 500 Euro in een witte enveloppe en
- -
1 vals bankbiljet van 500 Euro
worden - hoewel verdachte voor de feiten, waarvoor de inbeslagneming heeft gegolden, zal worden vrijgesproken wegens onrechtmatig verkregen bewijs (bewijsuitsluiting) - onttrokken aan het verkeer, nu die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd zijn met de wet en het algemeen belang.
De onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
? 1 pistool, kleur zwart, Astra Falcon, voorzien van een houtkleurige kolf,
? 1 patroonhouder en
? 5 patronen,
zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het aan verdachte onder parketnummer 09/862531-05 sub 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit is begaan en die voorwerpen van zodanige aard zijn is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De na te noemen straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
- R.
E C H T D O E N D E:
Verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in zijn recht tot strafvervolging van de feiten, welke verdachte onder parketnummer 09/862531-05 sub 1 en sub 2 zijn tenlastegelegd;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 09/862531-05 sub 1 en sub 2 is tenlastegelegd;
Spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het onder parketnummer 09/755136-04 sub 1 en sub 2 tenlastegelegde en het onder parketnummer 09/862531-05 sub 3 tenlastegelegde,
in voege als boven-om-schreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van DRIE JAREN;
Beveelt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzeke-ring en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel zal worden in mindering gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 09/755136-04 sub 1 en sub 2 en het onder parketnummer 09/862531-05 sub 3 meer of anders is tenlaste-ge-legd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Verklaart onttrokken aan het verkeer de onder verdachte inbeslaggenomen, niet teruggeven voorwerpen, te weten:
? 117 valse biljetten van 500 Euro in een witte enveloppe en
? 1 vals bankbiljet van 500 Euro;
? 1 pistool, kleur zwart, Astra Falcon, voorzien van een houtkleurige kolf,
? 1 patroonhouder en
? 5 patronen;
Aldus gewezen door
mr. Rikken, voorzitter,
mrs. Bloebaum en Bordenga, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd,
op 14 april 2006.