Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976
Artikel 13 Gronden voor niet-ontvankelijkheid
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1986
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1984, 31).
- Bronpublicatie:
19-11-1976, Trb. 1980, 23 (uitgifte: 04-03-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1990, Trb. 1990, 111 (uitgifte: 31-07-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Wanneer een beperkingsfonds is gevormd overeenkomstig artikel 11, is het een persoon die een vordering tegen het fonds heeft ingediend niet toegestaan enig recht met betrekking tot een zodanige vordering uit te oefenen ten aanzien van enige andere activa van een persoon door of namens wie het fonds is gevormd.
2.
Nadat een beperkingsfonds is gevormd overeenkomstig artikel 11, kan elk schip of kunnen andere eigendommen van een persoon namens wie het fonds is gevormd, waarop binnen het rechtsgebied van een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, beslag is gelegd ter zake van een vordering die tegen het fonds kan worden ingesteld, of enige gestelde zekerheid worden vrijgegeven op bevel van de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van die Staat. Deze vrijgave wordt echter altijd bevolen, indien het beperkingsfonds is gevormd:
- a.
in de haven waar het voorval plaats vond, of, indien het plaats vond buiten de haven, in de eerste haven die daarna wordt aangedaan; of
- b.
in de haven van ontscheping met betrekking tot vorderingen ter zake van dood of letsel; of
- c.
in de haven van lossing, met betrekking tot beschadiging van de lading; of
- d.
in de Staat, waar het beslag is gelegd.
3.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn alleen van toepassing indien de schuldeiser een vordering tegen het beperkingsfonds kan indienen bij het Gerecht dat het fonds beheert en indien het fonds werkelijk beschikbaar en vrij overdraagbaar is met betrekking tot die vordering.