Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht
Artikel 326c [Ongeoorloofd gebruik telecommunicatiediensten]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2006
- Bronpublicatie:
22-12-2005, Stb. 2006, 11 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 28484)
- Inwerkingtreding
01-02-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-01-2006, Stb. 2006, 23 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
1.
Hij die, met het oogmerk daarvoor niet volledig te betalen, door een technische ingreep of met behulp van valse signalen, gebruik maakt van een dienst die via telecommunicatie aan het publiek wordt aangeboden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2.
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk een voorwerp dat kennelijk is bestemd, of gegevens die kennelijk zijn bestemd, tot het plegen van het misdrijf, bedoeld in het eerste lid,
- a.
openlijk ter verspreiding aanbiedt;
- b.
ter verspreiding of met het oog op de invoer in Nederland voorhanden heeft of
- c.
uit winstbejag vervaardigt of bewaart.
3.
Hij die van het plegen van misdrijven als bedoeld in het tweede lid, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de vijfde categorie, hetzij met één van deze straffen.