NJ 2011/349
Art. 5, punt 3, EEX-Verordening moet aldus worden uitgelegd dat in het kader van een geding als bij de verwijzende rechterlijke instantie aan de orde, de termen ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ duiden op de plaats waar de initiële schade is ingetreden bij het normale gebruik van het product voor het doel waarvoor het bestemd is.
HvJ EG 16-07-2009, ECLI:EU:C:2009:475, m.nt. Th.M. de Boer (Zuid Chemie)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
16 juli 2009
- Magistraten
P. Jann, M. Ilešič, A. Tizzano, E. Levits, J.-J. Kasel
- Zaaknummer
C-189/08
- Conclusie
A-G J. Mazák
- Noot
Th.M. de Boer
- LJN
BJ3757
- Roepnaam
Zuid Chemie
- JCDI
JCDI:ADS161391:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2009:475, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 16‑07‑2009
- Wetingang
EEX-Verordening (nr. 44/2001) art. 5, punt 3
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 4 april 2008 (NJ 2008, 202). Art. 5, punt 3, EEX-Verordening. Begrip ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’. Productaansprakelijkheid.
Art. 5, punt 3, EEX-Verordening moet aldus worden uitgelegd dat in het kader van een geding als bij de verwijzende rechterlijke instantie aan de orde, de termen ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ duiden op de plaats waar de initiële schade is ingetreden bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.