HR, 01-02-2013, nr. 12/05223
ECLI:NL:HR:2013:BY7637
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
01-02-2013
- Zaaknummer
12/05223
- LJN
BY7637
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY7637, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY7637
ECLI:NL:PHR:2013:BY7637, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY7637
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑02‑2013
1 februari 2013
Eerste Kamer
12/05223
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 12/103R van de rechtbank Zutphen van 4 september 2012;
b. het arrest in de zaak 200.112.934 van het gerechtshof te Arnhem van 5 november 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal L. Timmerman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid.
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 februari 2013.
Conclusie 14‑12‑2012
12/05223
Mr. L. Timmerman
Parket: 14 december 2012
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
verzoeker tot cassatie
Bij vonnis van 20 februari 2012 is de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van [verzoeker]. Bij vonnis d.d. 4 september 2012 heeft de rechtbank Zutphen de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder tussentijds beëindigd zonder verlening van schone lei op de grond dat (i) [verzoeker] nieuwe schulden heeft laten ontstaan - waaronder CJIB-schulden - die hij naar verwachting niet zal kunnen inlopen voor de afloop van de schuldsaneringstermijn, (ii) [verzoeker] niet in staat is gebleken de schuldsaneringsverplichtingen naar behoren na te komen en (iii) feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die op het tijdstip van de indiening van het verzoek al bestonden en reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen. Het hof Arnhem heeft dit vonnis bij arrest d.d. 5 november 2012 bekrachtigd, waaraan het heeft toegevoegd dat in appel een schuld boven water was gekomen die ten tijde van de toelating niet was gemeld, die niet te goeder trouw was ontstaan en gelet op het preferente karakter daarvan en het feit dat deze schuld een zeer substantieel deel uitmaakt van de totale schuldenlast in elk geval aan toewijzing van het toelatingsverzoek in de weg zou hebben gestaan. Bij een op 10 november 2012 per fax bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen verzoekschrift is [verzoeker] hiervan tijdig - binnen de in art. 351 lid 5 Fw genoemde cassatietermijn van acht dagen - in cassatie gekomen. Daarin worden twee cassatiemiddelen voorgedragen die klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De omstandigheden die worden aangevoerd in het eerste middel, nopen niet tot een ander oordeel. Het tweede middel loopt reeds spaak op de informatieplicht die op [verzoeker] rust. Ik concludeer dan ook tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G