HR, 02-04-2019, nr. 17/01674
ECLI:NL:HR:2019:489
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-04-2019
- Zaaknummer
17/01674
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:489, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑04‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:324, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2019:324, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:489, Gevolgd
Uitspraak 02‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Verlofverlening Rb aan de R-C a.b.i. art. 552p.2 Sv. Geen middelen ingediend, belanghebbenden n-o. Samenhang tussen 17/01670 B, 17/01674 B, 17/01677 B, 17/01678 B, 17/01679 B, 17/01714 B en 17/01715 B.
Partij(en)
2 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/01674 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op de beroepen in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 januari 2017, nummer RK 16/862, betreffende het verlenen van verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv, betreffende:
[klager 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985;
[klager 6] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986;
[klager 2] , geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991;
[klager 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957;
[klager 5] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988 en
[klager 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de belanghebbenden. Middelen van cassatie zijn namens dezen niet voorgesteld.De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de belanghebbenden niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de belanghebbenden niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie hebben doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de belanghebbenden in het beroep niet kunnen worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019.
Conclusie 12‑02‑2019
Inhoudsindicatie
-
Nr. 17/01674 B Zitting: 12 februari 2019 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [klager 1] [klager 2] [klager 3] [klager 4] [klager 5] [klager 6] |
De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij beschikking van 27 januari 2017 verlof verleend aan de rechter-commissaris om inbeslaggenomen stukken in handen te stellen van de officier van justitie teneinde de overdracht daarvan te bewerkstelligen aan de bevoegde Belgische autoriteiten
Er bestaat samenhang met de zaken 17/01670 B, 17/01677 B, 17/01678 B, 17/01679 B, 17/01714 B en 17/01715 B. Ook in deze zaken zal ik vandaag concluderen. Deze zaken zijn een uitvloeisel van verschillende huiszoekingen die naar aanleiding van een Belgisch rechtshulpverzoek hebben plaatsgevonden. Bij deze huiszoekingen zijn voorwerpen in beslag genomen, naar aanleiding waarvan zowel klaagschriften op de voet van art. 552a Sv zijn ingediend als om verlof ex art. 552p (oud) Sv is verzocht. Vanwege de samenhang bespreek ik de zaken met nummers 17/01677 B en 17/01714 B gezamenlijk in één conclusie (doorzoeking [a-straat] in [woonplaats 1] ). Dat geldt ook voor de zaken met de nummers 17/01678 B en 17/01715 B (doorzoeking [b-straat] in [woonplaats 1] ). De zaken met nummers 17/01670 B (doorzoeking [e-straat] in [woonplaats 3] ), 17/01679 B (doorzoeking [d-straat] in [woonplaats 2] ) en deze zaak (doorzoeking [c-straat] in [woonplaats 1] ) worden telkens in een afzonderlijke conclusie behandeld.
Namens [klager 1] , [klager 2] , [klager 3] , [klager 4] , [klager 5] en [klager 6] is cassatieberoep ingesteld. De aanzeggingen in cassatie zijn op 27 juni 2017 ( [klager 1] en [klager 6] ), 5 juli 2017 ( [klager 2] , [klager 3] en [klager 4] ) en 14 juli 2017 ( [klager 5] ) rechtsgeldig betekend. Binnen de in art. 47 lid 5 Sv gestelde termijn van één maand is geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen.
Nu de niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend, kunnen de belanghebbenden ingevolge art. 447 lid 5 Sv niet in hun cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de belanghebbenden niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG