Einde inhoudsopgave
Regeling diergeneeskundigen
Artikel 3.3 Nederlands gediplomeerden, werkzaam buiten Nederland
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
23-06-2014, Stcrt. 2014, 17425 (uitgifte: 25-06-2014, regelingnummer: WJZ/14101632)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2014, Stcrt. 2014, 17425 (uitgifte: 25-06-2014, regelingnummer: WJZ/14101632)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Onverminderd de bescheiden, bedoeld in artikel 3.2, verstrekt een persoon als bedoeld in artikel 3.1 die werkzaam is of is geweest in een ander land dan Nederland en die voornemens is zijn beroep in Nederland uit te oefenen of te hervatten, bij zijn aanvraag een document niet ouder dan drie maanden, waaruit blijkt dat ten aanzien van hem geen maatregel berustend op een in het buitenland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing van kracht is op grond waarvan hij zijn rechten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen in het land waar de beslissing is gegeven, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend heeft verloren.
2.
Indien het document, bedoeld in het eerste lid, niet wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten, wordt dit vervangen door een attest afgegeven door een bevoegde gerechtelijke autoriteit, een andere bevoegde overheidsautoriteit, een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in het betreffende land waaruit blijkt dat betrokkene tegenover die instantie of functionaris onder ede, dan wel plechtig heeft verklaard dat ten aanzien van hem geen maatregel van kracht is als bedoeld in het eerste lid.
3.
Van een document of attest, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt het originele exemplaar verstrekt dan wel een kopie daarvan die is gewaarmerkt door de instelling die het document of attest heeft afgegeven dan wel door een notaris.
4.
Voor zover betrokkene voldoende aannemelijk maakt dat hij redelijkerwijs niet in staat is een document of attest als bedoeld in het eerste of tweede lid, dan wel een kopie daarvan als bedoeld in het derde lid, te verstrekken, wordt hij in de gelegenheid gesteld een eigen verklaring over te leggen inhoudende dat tegen hem geen maatregel van kracht is als bedoeld in het eerste lid.
5.
Het eerste tot en met vierde lid is onverkort van toepassing voor degene die eerder in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet is geregistreerd en wiens registratie niet is doorgehaald.