Hof Amsterdam, 12-07-2011, nr. 200.053.742/01
ECLI:NL:GHAMS:2011:BS1116
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-07-2011
- Magistraten
Mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen, C.C. Meijer
- Zaaknummer
200.053.742/01
- LJN
BS1116
- Roepnaam
Vitrina/VOF CN Montage c.s.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BS1116, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑07‑2011
Uitspraak 12‑07‑2011
Mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen, C.C. Meijer
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap VITRINA B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
APPELLANTE,
advocaat: mr. M. Maasdam te Heerhugowaard,
tegen
- 1.
de vennootschap onder firma VOF CN MONTAGE,
gevestigd te Uithoorn,
- 2.
[geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
- 3.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als achtereenvolgens Vitrina en CN Montage c.s.
1. Het procesverloop
1.1.
Bij dagvaarding van 30 december 2009 is Vitrina in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank, sector kanton, te Amsterdam van 16 oktober 2009 gewezen onder nummer 15934/09 tussen haar als gedaagde en CN Montage c.s. als eiseres.
1.2.
Bij tussenarrest van 9 februari 2010 heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast. Partijen hebben afgezien van de comparitie, zodat deze geen doorgang heeft gevonden.
1.3
Vitrina heeft van grieven gediend, een productie in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog haar vordering zal toewijzen, met veroordeling van CN Montage c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.
1.4
CN Montage c.s. heeft geantwoord en producties in het geding gebracht, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en Vitrina zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
1.5
Tenslotte hebben partijen om arrest gevraagd.
2. De feiten
Partijen hebben geen grieven aangevoerd tegen de door de rechtbank in het vonnis van 16 oktober 2009 onder punt 1.2 tot en met 1.11 als vaststaand aangemerkte feiten, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
CN Montage c.s. voert een timmerbedrijf. Het bedrijf is feitelijk een eenmanszaak, waarin [geïntimeerde 1] de timmerwerkzaamheden verricht. Zijn echtgenote, [geïntimeerde 2], doet de administratie van het bedrijf.
2.2
Vitrina, een bedrijf dat zich richt op de verkoop van reclame, heeft zich telefonisch gewend tot [geïntimeerde 1], met het verzoek een afspraak te mogen maken. [geïntimeerde 1] heeft hierin toegestemd, waarop op 22 oktober 2008 een vertegenwoordiger van Vitrina, de heer [vertegenwoordiger], een bezoek heeft gebracht aan [geïntimeerde 1]. [geïntimeerde 1] was op dat moment aan het werk bij een klant.
2.3
[vertegenwoordiger] heeft [geïntimeerde 1] bij deze gelegenheid een door Vitrina opgestelde ‘reclame-overeenkomst’ (hierna: de overeenkomst) voorgehouden, die inhield dat reclame voor de onderneming van CN Montage zou worden aangebracht op een rolstoel of rolstoelen die wordt of worden gebruikt in het Ziekenhuis Amstelveen. [geïntimeerde 1] heeft de overeenkomst ondertekend.
2.4
In de overeenkomst is in het voorgedrukte vakje ‘mediumtype’ met de hand geschreven ‘rolstoel’. In het daarnaast voorgedrukte vakje ‘aantal’ is met de hand ‘1’ geschreven.
2.5
In art. 3 van de overeenkomst is neergelegd dat de huurprijs voor de gehuurde reclamepaneelruimte € 1.100,-- per jaar bedraagt, exclusief omzetbelasting. Art. 2 bepaalt dat de overeenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaar. Art. 4 bepaalt dat de productiekosten van het reclamepaneel € 225,-- bedragen en voor rekening van opdrachtgever zijn.
2.6
Bij brief van 24 oktober 2008 heeft CN Montage het volgende geschreven aan Vitrina:
‘Op 22 oktober 2008 jl. sloten wij een reclame overeenkomst voor rolstoelen in het ziekenhuis Amstelveen/Amstelland (zie kopie).
Op grond van de door u verstrekte informatie meende wij een overeenkomst te zijn aangegaan voor meerdere rolstoelen, zoals in het voorafgaande gesprek ook door uw medewerker kenbaar was gemaakt.
Toen wij naderhand het contract konden doorlezen, bleek dat het maar om één rolstoel zou gaan. Ook met het doornemen van het contract is ons daar niet op gewezen.
Toen wij de volgende dag contact wilde opnemen met de desbetreffende verkoper werd ons medegedeeld dat men hem daar niet voor lastig kon vallen?! Als wij hadden geweten hoe de situatie werkelijk betrof, hadden wij geen overeenkomst gesloten. Wij beroepen ons dan ook op dwaling en vernietigen de gesloten overeenkomst.
(…)’
2.7
Bij brief van 27 oktober 2008 heeft Vitrina aangegeven niet in te stemmen met het beroep van CN Montage op dwaling.
2.8
Vitrina heeft bij factuur van 9 december 2008 voor het eerste jaar huur alsmede productiekosten ad € 225,-- in rekening gebracht, in totaal een bedrag van € 1.576,75 (inclusief BTW).
2.9
CN Montage heeft geweigerd de factuur te betalen.
3. De beoordeling
3.1
In de onderhavige procedure vordert Vitrina betaling van CN Montage c.s. van de onbetaald gebleven factuur van € 1.576,75, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richten zich de grieven van Vitrina.
3.2
Door de kantonrechter is overwogen dat in het onderhavige geval aan art. 1, lid 1, sub d, van de Colportagewet reflexwerking moet worden toegekend, nu [geïntimeerde 1] feitelijk een kleine zelfstandige is en hij bij het aangaan van de overeenkomst ten opzichte van Vitrina een met een consument vergelijkbare positie heeft ingenomen. Bovendien, zo overweegt de kantonrechter, ligt het onderwerp van de overeenkomst (het maken van reclame) buiten de kernactiviteit en deskundigheid van [geïntimeerde 1] (het verrichten van timmerwerkzaamheden).
Tegen deze overweging richten zich de grieven 1, 2 en 3 van Vitrina.
3.3
Het hof overweegt het volgende.
Een colporteur in de zin van de Colportagewet is degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf, door persoonlijk bezoek (…), tracht een particulier te bewegen tot het sluiten van een overeenkomst, strekkende tot het aan deze verschaffen van het genot van een goed, het verlenen van een dienst of (…). Dit betekent dat de Colportagewet uitsluitend van toepassing is op particulieren, dat wil zeggen een natuurlijk persoon. De overeenkomst waarom het hier gaat is gesloten door CN Montage. CN Montage is echter geen particulier, maar een kleine ondernemer, die niet gelijk te stellen is aan een particulier. Om die reden kan CN Montage c.s. zich niet beroepen op bescherming van de Colportagewet.
Dit zou anders kunnen zijn, indien de transactie waarvoor de betrokkene is benaderd, buiten het kader van zijn beroepsactiviteiten valt. In het onderhavige geval is daarvan echter geen sprake: het maken van reclame voor de onderneming CN Montage valt niet buiten de beroepsactiviteiten van CN Montage.
Naar 's hofs oordeel is er onvoldoende grond om aan de Colportagewet reflexwerking toe te kennen ten gunste van CN Montage. Het hof acht hierbij van belang dat de wetgever tot nu heeft afgezien van het brengen van (kleine) ondernemers onder de werking van de Richtlijn van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (85/577/EEG, Pb 1985, L 372, p. 31).
Hiermee slagen de grieven 1, 2 en 3.
3.4
Door de devolutieve werking van het hoger beroep is vervolgens aan de orde het beroep van CN Montage c.s. op dwaling in de zin van art. 6:228 BW. Hiertoe heeft CN Montage c.s. aangevoerd dat de vertegenwoordiger van Vitrina, [vertegenwoordiger], bij zijn bezoek op 22 oktober 2008 [geïntimeerde 1] heeft voorgehouden dat het ging om meerdere rolstoelen. [geïntimeerde 1] heeft vervolgens, dus in aanwezigheid van [vertegenwoordiger], zijn echtgenote [geïntimeerde 2] gebeld en met haar het voorstel van Vitrina besproken. In dit gesprek heeft [geïntimeerde 1] uitdrukkelijk gesproken over adverteren op rolstoelen in het ziekenhuis te Amstelveen. Pas nadat [geïntimeerde 2] haar telefonische toestemming heeft gegeven, heeft [geïntimeerde 1] aan [vertegenwoordiger] meegedeeld dat hij de overeenkomst wilde aangaan, waarbij hij dus in de veronderstelling verkeerde dat het ging om meerdere rolstoelen. Pas 's avonds of de volgende dag hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ontdekt dat de schriftelijke overeenkomst niet overeenkwam met hetgeen mondeling was besproken, althans zoals deze thans door Vitrina wordt uitgelegd. CN Montage c.s. voeren in dit verband nog aan dat de vermelding in de overeenkomst van ‘mediumtype’ (rolstoel) en ‘aantal’ (1) niet ondubbelzinnig weergeven dat het gaat om één rolstoel.
3.5
Met betrekking tot het dwalingsverweer heeft Vitrina volstaan met de stelling dat de overeenkomst duidelijk is (toelichting grief 3).
3.6
Het hof zal CN Montage c.s. in de gelegenheid stellen nader bewijs te leveren van haar stelling dat zij op basis van door Vitrina verstrekte informatie, ervan uitging dat de overeenkomst van 22 oktober 2008 betrekking had op meerdere rolstoelen in plaats van op één rolstoel.
3.7
Het hof houdt elke nadere beslissing aan.
4. Beslissing
Het hof:
draagt CN Montage c.s. op te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit volgt:
dat zij op basis van door Vitrina verstrekte informatie, ervan uitging dat de overeenkomst van 22 oktober 2008 betrekking had op meerdere rolstoelen in plaats van op één rolstoel;
beveelt dat een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. R.H. de Bock, daartoe als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam, op een nader te bepalen datum;
bepaalt dat de advocaat van CN Montage c.s. daartoe uiterlijk op 16 augustus 2011 schriftelijk aan het enquêtebureau van het hof, onder opgave van de te horen getuige(n), de verhinderdata van alle partijen, raadslieden en getuigen opgeeft in de maanden september, oktober en november 2011;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2011 door de rolraadsheer.
[mr. G.C.C. Lewin]