Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021–2027
Artikel 11 Enkelvoudig marge-instrument
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2020
- Bronpublicatie:
17-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, regelingnummer: 2020/2093)
- Inwerkingtreding
25-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, regelingnummer: 2020/2093)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
1.
Het enkelvoudig marge-instrument omvat:
- a)
vanaf 2022, de bedragen die overeenstemmen met beschikbare marges onder de maxima van het MFK voor vastleggingskredieten van jaar n−1, die beschikbaar zullen worden gesteld boven de maxima voor vastleggingskredieten van het MFK voor de jaren 2022 tot en met 2027;
- b)
vanaf 2022, de bedragen die gelijk zijn aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-betalingsmaximum voor jaar n−1, om het maximum van de betalingen voor de jaren 2022 tot en met 2027 naar boven bij te stellen, en
- c)
aanvullende bedragen die in een bepaald jaar boven de MFK-maxima beschikbaar kunnen worden gesteld voor vastleggings- of betalingskredieten, of beide, naargelang het geval, mits deze bedragen, wat betreft de vastleggingskredieten, volledig worden verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende of de toekomstige begrotingsjaren, en wat betreft de betalingskredieten, volledig worden verrekend met de marges onder het maximum voor betalingen voor toekomstige begrotingsjaren.
Bedragen kunnen alleen op grond van de eerste alinea, onder c), ter beschikking worden gesteld, indien de bedragen die beschikbaar zijn op grond van die alinea, onder a) en b), naargelang het geval, ontoereikend zijn, en in ieder geval als laatste redmiddel om te reageren op onvoorziene omstandigheden.
Gebruikmaking van de eerste alinea, onder c), mag niet leiden tot overschrijding van de totale bedragen van de MFK-maxima voor vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en de toekomstige begrotingsjaren. De overeenkomstig dat punt verrekende middelen mogen daarom niet verder binnen het MFK worden aangewend.
2.
Het gebruik van het enkelvoudig marge-instrument uit hoofde van lid 1, eerste alinea, onder a) en c), mag in een bepaald jaar niet hoger zijn dan in totaal:
- a)
0,04 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie aan vastleggingskredieten, zoals berekend in de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing van het MFK;
- b)
0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie aan betalingskredieten, zoals berekend in de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing van het MFK.
Het gebruik van het enkelvoudig marge-instrument in een bepaald jaar is in overeenstemming met de in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maxima voor de eigen middelen.
3.
Voor de jaren 2025 tot en met 2027 mogen de jaarlijkse aanpassingen bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), in vergelijking met het oorspronkelijke betalingsmaximum voor de betrokken jaren niet hoger liggen dan de volgende maximumbedragen (in prijzen van 2018):
- —
2025 — 8 000 miljoen EUR;
- —
2026 — 13 000 miljoen EUR;
- —
2027 — 15 000 miljoen EUR.
De bedragen bedoeld in artikel 5, lid 2, tweede alinea, vormen een aanvulling op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maximumbedragen.
Opwaartse aanpassingen worden volledig gecompenseerd met een overeenkomstige verlaging van het betalingsmaximum voor het jaar n−1.
4.
De in lid 1, eerste alinea, onder a) en c), van dit artikel bedoelde bedragen kunnen door het Europees Parlement en de Raad in het kader van de in artikel 314 van het VWEU bedoelde begrotingsprocedure beschikbaar worden gesteld voor de financiering van uitgaven die niet kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de betreffende MFK-maxima die in een bepaald jaar beschikbaar zijn.
De in lid 1, eerste alinea, onder b), van dit artikel bedoelde opwaartse aanpassing wordt met ingang van 2022 door de Commissie uitgevoerd als onderdeel van de in artikel 4 bedoelde technische aanpassing.