HR, 13-10-2015, nr. 15/00070
ECLI:NL:HR:2015:3078
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-10-2015
- Zaaknummer
15/00070
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3078, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1875, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1875, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑07‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3078, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0442
Uitspraak 13‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Laatste woord, art. 311.4 Sv. Uit het p-v van de tz. in h.b. blijkt niet dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen. Volgt vernieting en terugwijzing.
Partij(en)
13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 15/00070
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 november 2014, nummer 22/003979-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 311, vierde lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv de verdachte niet het recht heeft gelaten het laatst te spreken.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2014 houdt in hetgeen in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 is weergegeven.
2.3.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
2.4.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015.
Conclusie 07‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Laatste woord, art. 311.4 Sv. Uit het p-v van de tz. in h.b. blijkt niet dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen. Volgt vernieting en terugwijzing.
Nr. 15/00070
Mr. G.Knigge
Zitting: 7 juli 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 6 november 2014 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is, omdat het Hof ten onrechte niet het recht aan de verdachte heeft gelaten het laatst te spreken.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 6 november 2014 houdt het volgende in:
"(…)
De voorzitter stelt de identiteit van de ter terechtzitting aanwezige verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
(…)
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en verzoekt het hof de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep nu er te laat appèl is ingesteld.
De raadsman voert het woord als volgt:
Ik was niet op de hoogte van het feit dat de zaak van de verdachte op 9 juli 2013 zou worden behandeld. Toen ik met de veroordeling van de verdachte werd geconfronteerd heb ik direct hoger beroep ingesteld. De verdachte is daarom - ondanks de overschrijding van de termijn - ontvankelijk in hoger beroep.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof - na kort onderling beraad - terstond uitspraak.
(…)"
5. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
6. Het middel is terecht voorgesteld.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG