Einde inhoudsopgave
Loodsplichtbesluit 2021
Artikel 13 Ontheffing van de loodsplicht voor schepen die werkzaamheden verrichten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
Dit besluit is in werking getreden voor de zeehavengebieden Delfzijl-Eemshaven, Den Helder-Harlingen-Terschelling, Amsterdam-IJmond, Rotterdam-Rijnmond-Zuid-Holland-achterland en Scheveningen.
- Bronpublicatie:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De bevoegde autoriteit kan voor zover dit met het oog op de veiligheid van de scheepvaart op de betreffende scheepvaartwegen verantwoord is, op verzoek aan de kapitein of eerste stuurman:
- a.
van een werkschip als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel f, dat langer is dan de bij ministeriële regeling voor het zeehavengebied of gedeelte daarvan vastgestelde maximale lengte en in voorkomende gevallen breedte of diepgang, ontheffing van de loodsplicht verlenen op door hem aan te wijzen scheepvaartwegen, in de periode dat dat schip in het betreffende zeehavengebied werkzaamheden uitvoert of in het betreffende zeehavengebied vaart om in verband daarmee andere noodzakelijke activiteiten te verrichten;
- b.
van een zeeschip dat gebouwd en ingericht is om structureel werkzaamheden te verrichten in, langs of op loodsplichtige scheepvaartwegen, ontheffing van de loodsplicht verlenen op door hem aan te wijzen scheepvaartwegen, in de periode dat dat schip in het betreffende zeehavengebied werkzaamheden uitvoert of in het betreffende zeehavengebied vaart om andere in verband daarmee noodzakelijke activiteiten te verrichten;
- c.
van een zeeschip dat gebouwd en ingericht is voor het uitvoeren van werkzaamheden vanaf dat schip aan, in, langs of op niet-loodsplichtige scheepvaartwegen of -kustwateren, ontheffing van de loodsplicht verlenen op door hem aan te wijzen scheepvaartwegen, in de periode dat dat schip de betreffende werkzaamheden uitvoert en op loodsplichtige scheepvaartwegen in het betreffende zeehavengebied vaart om andere in verband daarmee noodzakelijke activiteiten te verrichten.
2.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk verleend.
3.
Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze kunnen onder andere betrekking hebben op het bezit van een of meer modules of het voldoen aan een frequentie-eis.